Ook voor een groot project dat in strijd is met het bestemmingsplan, kan een omgevingsvergunning worden verleend. De wet geeft geen grenzen aan het toepassingsbereik van deze vergunning. In principe komt elke ruimtelijke activiteit, in strijd met het bestemmingsplan, die niet met een ander toestemmingsstelsel kan worden gerealiseerd, in aanmerking voor een projectafwijkingsvergunning.
De wet stelt echter wel eisen aan het besluit. Artikel 2.12 lid 1 Wabo bepaalt onder 3 dat de activiteit niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing moet bevatten. Uiteraard zal de aard en omvang van die ruimtelijke onderbouwing in belangrijke mate afhangen van het project waarop het besluit betrekking heeft en de mate waarin dat project afwijkt van het bestaande planologische kader. Aanvullend daarop kan worden beoordeeld of het project in overeenstemming is met de uitgangspunten zoals die in de structuurvisie zijn verwoord.
Als het project de realisatie van een hele nieuwe woonwijk betreft, mag worden verwacht dat de voorbereiding tot op een vergelijkbaar niveau plaatsvindt als bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (zie figuur 4.4). Gaat het echter om een uitbreiding van een bestaand pand in het buitengebied dat juist de mogelijkheden van de kleine regeling uit bijlage II Bor overschrijdt, dan kan wellicht worden volstaan met het beargumenteren van de noodzaak waarom in het concrete geval van de planregels zou moeten worden afgeweken. Dan kan goeddeels worden volstaan met het maken van een zorgvuldige belangenafweging. In het algemeen zal een ruimtelijke onderbouwing in ieder geval de volgende elementen moeten bevatten:
Wat is de relatie van het plan met het geldende bestemmingsplan? Antwoord moet worden gegeven op de volgende vragen:
Waarom kan de huidige bestemming niet (meer) worden gerealiseerd?
Wat is de aard van de afwijking in relatie tot de geldende planregels?
Voor wie heeft dit consequenties? Welke zijn dat en hoe kunnen ze eventueel worden beperkt?
Van belang is te inventariseren welke consequenties realisatie van het betreffende project heeft voor het plangebied. Denk daarbij aan bijvoorbeeld:
verkeersstromen en parkeren;
geluid;
waterberging;
flora en fauna;
luchtkwaliteit.
De uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden gevoerd alvorens voor zo’n project omgevingsvergunning te verlenen. Bijzonder daarbij is dat de gemeenteraad op grond van artikel 6.5 Bor een verklaring van geen bedenkingen moet hebben gegeven. Opmerking verdient dat de raad deze verklaring alleen mag weigeren ‘in het belang van een goede ruimtelijke ordening’. Bij de besluitvorming omtrent de verklaring is het bij weigering dan ook van belang de motivering op dit punt zorgvuldig te redigeren.
Een projectafwijking moet binnen twee maanden langs elektronische weg beschikbaar worden gesteld (artikel 2.9a Wabo). Deze regeling is vergelijkbaar met die van het bestemmingsplan. Als niet voldaan wordt aan deze plicht mag geen leges worden ingevorderd.