Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beschermd dorps- of stadsgezicht
Ter bescherming van een door het Rijk aangewezen beschermddorps- of stadsgezicht moet een bestemmingsplan worden vastgesteld. Aan de ene kant wordt een dorps- of stadsgezicht beschermd doorde Monumentenwet, maar de uiteindelijke vertaling van de in het Aanwijzingsbesluit genoemde waarden zal moeten plaatsvinden in een bestemmingsplan. De sloop van bouwwerken binnen debeschermde gezichten is omgevingsvergunningplichtig op grond van artikel 2.1 lid 1 sub h Wabo, voor zover er geen nieuw bouwwerk in de plaats komt.

Het is in veel bestemmingsplannen gebruikelijk dat aangewezen beschermde dorps- en stadsgezichten een dubbelbestemming uit de SVBP hoofdgroep ‘Waarde’ krijgen. Dit is geen verplichting. Door de wijze van het leggen van bestemmingen en aanduidingen, het opnemen van beschermende bouwregels en omgevingsvergunningstelsels kunnen de waarden genoemd in het Aanwijzingsbesluit worden vertaald. Een dubbelbestemming is daarvoor niet perse noodzakelijk. Wel kan het handig zijn als er meerdere bouwregels en aanduidingen zijn die voor het gebied waarin meerdere bestemmingen zijn gelegd gelden.

In het bestemmingsplan vindt de vertaling van het Aanwijzingsbesluit plaats. Hierin zijn de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de bebouwing en het gebied gelegen binnen de grenzen van het beschermd dorps- of stadsgezicht opgenomen. In een bestemmings- plan voor beschermde dorps- en stadsgezichten kunnen verdergaande regelingen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden worden opgenomen dan in een ‘gewoon’ bestemmingsplan. Zo kan hier zo nodig wel de kleurstelling en het materiaalgebruik van de bebouwing worden geregeld, terwijl dit anders meestal aspecten zijn die via welstandstoetsing moeten worden geregeld.1

Binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht zijn er veel verschillende waarden die beschermd kunnen worden. Het is vaak gewenst om de verschillende aspecten van de bebouwing vast te leggen. Hierbij kan gedacht worden aan de gevelvorm, de gevelbreedte, de kavelbreedte, gevelindeling, bouwmaterialen, goot- en bouwhoogten, bouwrichting, nokrichting en dak- /kapvormen. Ook de waarden in de openbare ruimte kunnen worden beschermd door het opnemen van bestemmingen, bouwvlakken en dwarsprofielen ten behoeve van straten, pleinen, stegen, vernauwingen/verbreding van straten, brandgangen, bestrating, groenaanleg, rooilijnen en overbouwde doorgangen.

Voorbeeld:
Het centrum van de stad Appingedam is aangewezen als beschermd stadsgezicht. In het bestemmingsplan Stad Appingedam, deelplan Centrumgebied is hiervoor een beschermende regeling opgenomen. Met de dubbelbestemming ‘Waarde – Beschermd stadsgezicht’ is een uitgebreide beschermende regeling opgenomen. De hoofdvormen van de gebouwen zijn met diverse bouwregels en aanduidingen vastgelegd: zoals de minimale en maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, bebouwingspercentage, minimale gevelbreedte, nokrichting, kapvorm, gevellijn, dakhelling. Daarnaast is de verbeelding van het bestemmingsplan gedetailleerd opgesteld. De bouwvlakken zijn strak rond de (naar de weg gekeerde gevel van de) bebouwing gelegd. De stegen tussen de gebouwen zijn apart bestemd als ‘Verkeer – Verblijf’. Voor diverse werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningstelsels opgenomen.

Ook zijn in dit bestemmingsplan welstandsaspecten opgenomen, namelijk de kleur en soort van dakpannen.

Beschermd gemeentelijk dorps- of stadsgezicht
Het staat gemeenten vrij in bestemmingsplannen een beschermende regeling voor de door zichzelf of provincie aangewezen beschermde gezichten op te nemen, dit op basis van de eigen monumentenverordening. Ook gemeentelijke dorps- en stadsgezichten kunnen onder de dubbelbestemming van de hoofdgroep ‘Waarde’ worden gebracht. Deze beschermde gezichten hebben niet de bescherming die van rijkswege aangewezen beschermde gezichten hebben. Vergunningvrij bouwen is bijvoorbeeld zonder meer van toepassing in deze gebieden.2

Voorbeeld:
In de gemeente Leek is het dorp Enumatil gelegen op de kruising van water en wegen. Dit dorp is aangewezen als een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht. In het bestemmingsplan Enumatil – Oostwold is een regeling hiervoor opgenomen. In het bestemmingsplan is de structuur van het dorp vastgelegd met de bestemmingen Water en Verkeer. Voor het oude dorpscentrum dat is aangewezen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht is de dubbelbestemming ‘Waarde – Beschermd gemeentelijk dorpsgezicht’ opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming zijn regels opgenomen die de karakteristieken van het dorp beschermen.

Beplanting
Het kan met het oog op de cultuurhistorische waarden wenselijk zijn om bepaalde beplanting, zoals bijvoorbeeld plantsoenen, parken, laan- beplanting of waardevolle bomen specifiek te bestemmen als ‘Groen’. Waardevolle bomen kunnen ook worden bestemd met een dubbel- bestemming uit de hoofdgroep ‘Waarde’ of met de functieaanduiding ‘monumentale boom’. Indien er sprake is van waardevolle bomen waarvoor een extra bescherming is gewenst is een dubbelbestemming een goed instrument. Het karakter van de dubbelbestemming is namelijk dat het voorrang heeft boven de onderliggende bestemming. Bebouwing kan binnen deze groenstructuren worden tegengegaan in de bouwregels. Voor verschillende werken en werkzaamheden, zoals voor het aanleggen van verharding en het verwijderen van beplanting, kan het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren ervan worden opgenomen.

Voorbeeld:
In de bestemmingsplannen voor de dorpen Anderen, Gasteren en Anloo van de gemeente Aa en Hunze zijn alle groenstructuren bestemd als ‘Groen’. Ook de aanwezige brinken in de dorpen zijn als ‘Groen’ bestemd en voor de instandhouding van de brinken zijn omgevingsvergunningstelsels opgenomen. In de dorpen zijn daarnaast de bomen die beschermenswaardig worden geacht voorzien van een dubbelbestemming ‘Waarde – Beschermenswaardig houtop- stand’. Hiermee wordt het groene karakter van de dorpen behouden.

Cultuurhistorische dijken
Het dijkenpatroon is in sommige gebieden een belangrijk historisch en structurerend element in het landschap. Dit kan bewaard blijven door het opnemen van een dubbelbestemming, zoals ‘Waarde – Cultuurhistorisch waardevolle dijk’ of een functieaanduiding. Daar waar sprake is van onvervangbare cultuurhistorisch waardevolle dijken verdient het opnemen van een bestemming de voorkeur. Per dijk zal bekeken moeten worden of deze beplantings- en bebouwingsvrij moet blijven of dat het een met bomen beplante dijk betreft waardoor een contrast ontstaat met het open bouwland. In de bouwregels voor de betreffende dijk kan worden opgenomen dat geen bebouwing is toegestaan en er kan een verbod voor het aanbrengen van beplanting worden opgenomen. Of juist een verbod of omgevingsvergunning voor het verwijderen van beplanting indien het een dijk met beplanting betreft.

Voorbeeld:
In de gemeente Vlagtwedde ligt een oude cultuurhistorische dijk, de Leidijk. Deze dijk beschermde de vesting Bourtange voor de komst van de vijand. Het gebied rond de vesting kon ten tijde van oorlog onder water worden gelaten. Deze beschermingsdijk is in het bestemmingsplan Buitengebied beschermd als Waarde -Cultuurhistorie’.

Hoogte-elementen
Hoogte-elementen in het landschap kunnen cultuurhistorisch waardevol zijn. Voorbeelden zijn duinen, wierden (of terpen) en dijken.
Het kan ook beplanting betreffen. Hoogte-elementen kunnen worden beschermd door middel van het opnemen van een omgevingsvergunningenstelsel voor het verwijderen van hoogopgaande beplanting of het afgraven van gronden. Ook kan een dubbelbestemming op de gronden worden gelegd, zoals ‘Waarde – Reliëf’ of ‘Waarde – Wierde’.

Voorbeeld:
Binnen het grondgebied van de gemeente Zuidhorn zijn verschillende wierden gelegen. De zone rondom deze wierden is in het bestemmingsplan Buitengebied bestemd als ‘Waarde – Wierde invloedszone’. De dubbelbestemming waarborgt de openheid van, het zicht op en de herkenbaarheid van wierden en wierdendorpen. Andere in het landschap voorkomende laagtes en hoogtes zijn bestemd met de dubbelbestemming ‘Waarde – Reliëf’. Een omgevingsvergunningstelsel is opgenomen ter bescherming van deze elementen.

Kavelstructuur
Daar waar sprake is van een bepaald verkavelingspatroon of een bepaalde kavelstructuur kan dit worden vastgelegd via het opnemen van een vereiste voor een omgevingsvergunning voor het wijzigen van deze structuren in de bestemming. Ook een dubbelbestemming voor de specifieke kavelstructuur is een mogelijkheid. Daarnaast kunnen bestaande waterlopen tussen deze kavels specifiek worden bestemd als ‘Water’. Ook hiermee wordt de ligging van kavels min of meer vastgelegd, omdat deze gronden niet in gebruik mogen worden genomen als agrarische grond.

Kerkepaden
Kerkepaden waarvan het bestaande tracé als verbindingsroute tussen twee gehuchten moet worden behouden kunnen bijvoorbeeld apart bestemd worden onder bijvoorbeeld de hoofdgroep ‘Verkeer’. Het is daarnaast ook een mogelijkheid om het kerkepad aan te duiden met een functieaanduiding, zoals ‘specifieke vorm van waarde – kerkepad’.

Om het bestaande smalle profiel te respecteren, kan een dwarsprofiel worden opgenomen. Vanaf de kerkepaden kan in voorkomend geval de openheid van het landschap optimaal beleefbaar zijn. Het landschap dat is gelegen aan weerszijden van de kerkepaden dient een bestemming te krijgen die de beleving van het openheid vanaf het kerkepad respecteert. Van belang is dus in dit geval dat in de bestemming van de omliggende gronden openheid wordt geregeld. Opgaande beplanting en bebouwing zouden hier moeten worden tegengegaan.

Landgoederen
Landgoederen zijn soms rijksmonumenten en dan waardevast. De bescherming vindt dan al plaats via de Mw. Ook een landgoed zal moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen een landgoed is vaak sprake van tuinen, parken, bospercelen en landbouwgronden. De verschillende onderdelen van landgoederen zijn open plekken tussen landgoederen (weilanden) of bos- of parklandschap van een landgoed. Om het onderscheid tussen deze landschappelijke kenmerken te behouden kunnen ze een toegesneden bestemming, zoals ‘Bos’, ‘Groen’ en ‘Natuur’, krijgen die de verschillende kenmerken vastlegt en beschermt, bijvoorbeeld met het opnemen van verbodsbepalingen of omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Om toch de samenhang binnen een landgoed te behouden en te ver- sterken, kunnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de verschillende bestemmingen op elkaar worden afgestemd. Hierbij kan ervoor worden gekozen om beperkt te bestemmen conform het bestaande gebruik en de bebouwing. In de bestemmingen kunnen vervolgens voor nieuwe ontwikkelingen flexibiliteitsbepalingen worden opgenomen zoals afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. Bij toepassing van de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden kunnen criteria worden opgenomen die zien op de samenhang van het landgoed en de kwaliteit van het gebied. Eventueel kan over alle bestemmingen die onderdeel uitmaken van het landgoed een functieaanduiding worden opgenomen met daaraan een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld dat ziet op de waarden en kwaliteiten van het landgoed.
Ook een dubbelbestemming uit de hoofdgroep ‘Waarde’ behoort tot de mogelijkheden.

Het is wenselijk dat landgoederen met landhuizen, bijgebouwen, tuin, parkaanleg en zichtlijnen behouden blijven. Landgoederen kunnen bestemd worden conform de huidige functie, zoals een kantoor- of woonfunctie, waarbij het landhuis en de bijgebouwen vastgelegd kunnen worden door middel van het leggen van bouwvlakken met maatvoering aanduidingen waarmee de maat van de bebouwing wordt vastgelegd. Door middel van flexibiliteitsbepalingen kan het mogelijk worden gemaakt de functie van een landgoed te wijzigen, mede om het rendabel te houden. De tuin en parkaanleg kunnen door middel van omgevingsvergunningenstelsels worden beschermd. Onbebouwde stroken tussen en langs landgoederen kunnen bestemd worden als open gebied waarbinnen geen opgaande beplanting en bebouwing is toegestaan. De hagen, monumentale bebouwing en het profiel van sloten en wegen kunnen binnen de bestemming specifiek worden aangeduid door middel van functieaanduidingen en/of dwarsprofielen.

Voorbeeld:
In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Westerveld is de bestemming ‘Wonen – Landgoed’ opgenomen. Qua gebruik zijn een aantal afwijkingsregels opgenomen waarin naast het wonen diverse andere functies kunnen worden toegestaan, zoals bed & breakfast, vakantieappartementen, kinderopvang of een zorgfunctie. Diverse werken en werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de inrichting van het landgoed zijn onder voorwaarden toegestaan met een omgevingsvergunning.

Het landgoed Ruyssengoet dat is gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Oude IJsselstreek is opgenomen in het bestemmingsplan Landgoed Ruyssengoet. De gronden die deel uitmaken van het landgoed zijn bestemd als ‘Natuur’. De bebouwing is bestemd als ‘Wonen’.

Landgoedbiotoop
Een landgoedbiotoop is een beschermingszone rondom een landgoed die het karakter van het landgoed moet beschermen. Hierbij is het zicht op het landgoed van belang, maar ook het zicht naar het landschap rondom het landgoed. Het is hierbij de bedoeling dat de ruimte rondom het landgoed open en vrij van bebouwing wordt gehouden. Een bestemming waarin geen bebouwing is toegestaan ligt hier voor de hand. De landgoedbiotoop zelf kan worden aangeduid met de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – landgoedbiotoop’.

Meren en plassen
In het geval van meren en plassen is het in stand houden van de natuurlijke loop van oevers belangrijk. Om dit te beschermen dienen meren en plassen apart te worden bestemd als ‘Natuur’ of ‘Water’. Als het meer of de plas een natuurfunctie heeft is het aan te bevelen om te kiezen voor de bestemming ‘Natuur’. Middels aanlegvergunningen kan de natuurlijke loop van oevers worden beschermd. Oevers waar zich geen beplanting en bebouwing bevindt en die daarom als karakteristiek zijn aangemerkt kunnen gevrijwaard blijven van beplanting en bebouwing. Dit kan door middel van het opnemen van een verbod tot het aanbrengen van opgaande beplanting. In de bouwregels van de bestemming voor de betreffende oevers wordt dan geen bebouwing toegestaan. Andere elementen zoals uitgeveende plassen, legakkers en petgaten kunnen worden opgenomen in de bestemming van het gebied.

Eilanden die zijn gelegen in meren en als waardevol natuur- en recreatieterrein worden aangemerkt zullen ook apart bestemd (bestemming ‘Natuur’ of ‘Recreatie’) of aangeduid (met een functie- aanduiding, bijvoorbeeld ‘natuur’ of ‘recreatie’) kunnen worden. Afgraving van gronden kan door middel van een omgevingsvergunningstelsel tegen worden gegaan om de eilanden te behouden.

Molenbiotoop
Voor de instandhouding van molens is het belangrijk dat ze goed kunnen draaien. Om goed te kunnen draaien is het nodig dat molens voldoende en gelijkmatig wind kunnen vangen. De mate waarin dit mogelijk is wordt bepaald door de inrichting van de omgeving van de molen. Hoe meer belemmeringen in de nabijheid van de molen staan, hoe minder en onregelmatiger de windtoevoer is en des te slechter de molen zijn werk kan doen. De omgeving van de molen wordt ‘molen- biotoop’ genoemd. Behalve de bescherming van de windvang is ook het zicht op de molen cultuurhistorisch waardevol. Een molen is, zoals bij de bespreking van de objectbescherming ook al is aangegeven, van oudsher een kenmerkend element in het Nederlandse landschap en onderdeel van het culturele erfgoed.

Een molenbiotoop kan worden vastgelegd in een bestemmingsplan.345


Een molenbiotoop wordt bestemd met de gebiedsaanduiding ‘vrij- waringszone – molenbiotoop’. Aan de regeling wordt een beperking voor de bouwhoogte van omliggende bebouwing opgenomen. Des te verder de bebouwing van de molen is gelegen des te groter de bouwhoogte van gebouwen en de hoogte van beplanting mag zijn.

Voorbeeld:
In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Nieuw-Lekkerland zijn diverse molenbiotopen opgenomen die zijn gelegen rondom de molens van Kinderdijk.

Openheid
Openheid kan een belangrijke cultuurhistorische waarde zijn die beschermd kan worden in het bestemmingsplan. Er is sprakevan openheid bij vergezichten waarbij het zicht niet of nauwelijksverstoord wordt door elementen in het landschap (zoals bebouwing, windturbines of hoogspanningsmasten). Uiteraard wordt dit door iedereen op een andere wijze ervaren.

De waarde ‘openheid’ kan in een bestemmingsplan beschermd worden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Open gebied’. Een bestemming waarin bebouwing niet is toegestaan, zoals ‘Agrarisch’ of ‘Groen’, of een functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde – open gebied’ behoort ook tot de mogelijkheden. Om de openheid van het gebied te beschermen kunnen beperkende bouwregels worden opgenomen waarin bebouwing wordt tegengegaan. Daarnaast kan het aanbrengen van opgaande beplanting worden gekoppeld aan een omgevingsvergunningsvereiste in het bestemmingsplan. Ook openheid in bebouwingslinten kan waardevol zijn. Het ligt hierbij voor de hand om op de plekken waar de openheid waardevol is geen bouwvlak te leggen of op deze gronden een bestemming te leggen waarin geen gebouwen zijn toegestaan.

Profielen
Bestaande profielen in straten en pleinen kunnen worden vastgelegd door het opnemen van een figuur ‘dwarsprofiel’ binnen de bestemming ‘Verkeer’. Een andere mogelijkheid is de wijze van bestemmen. Om bestaande profielen in bebouwingsstructuren te beschermen kan ook elke functie (bijvoorbeeld kavel, waterloop, groenstrook, weg) specifiek worden bestemd. Hier is dan sprake van een gedetailleerde wijze van bestemmen. Het kan hierbij van belang zijn om de uitwissel- baarheid tussen de functies zo klein mogelijk te laten. Hiermee wordt het onderscheid tussen de verschillende elementen van het profiel vastgelegd en beschermd.6

Voorbeeld:
Het profiel van de grachtengordel in Den Helder (aangewezen als beschermd stadsgezicht) is in het bestemmingsplan Stadshart centrum 2010 vastgelegd door middel van gedetailleerd bestemmen. De verschillende functies (water, bermen, wegen, bebouwing) zijn apart bestemd. De bebouwing is vastgelegd met bouwvlakken en specifieke op het beschermd stadsgezicht toegesneden bouwregels.

Straten en straatwanden
Ook de openbare ruimte kan worden beschermd door het opnemen van bestemmingen, bouwvlakken en dwarsprofielen ten behoeve van straten, pleinen, stegen, vernauwingen/verbreding van straten, brandgangen, bestrating, rooilijnen en overbouwde doorgangen.

Straten en pleinen kunnen specifiek worden bestemd. Een figuur om bepaalde profielen vast te leggen is het dwarsprofiel.

Waterlopen
De ligging van waterlopen kan het straatbeeld of het landschap sterk bepalen. Sommige waterlopen zijn zo karakteristiek dat ze beschermd moeten worden. Waterlopen kunnen worden bestemd als ‘Water’.
De keuze voor een bestemming is sterk afhankelijk van de schaal van de waterlopen. Ook het opnemen van water in de bestemmingsomschrijving van bijvoorbeeld een agrarische bestemming maakt water mogelijk, maar legt de locatie niet precies vast. Bebouwing kan via de bouwregels worden tegengegaan. Er kan een omgevingsvergunningstelsel voor het graven of dempen van watergangen worden opgenomen. Hierbij dient getoetst te worden aan andere belangen dan bijvoorbeeld op grond van andere regelgeving (zoals de Keur van het waterschap) het geval is. Een landschappelijk of cultuurhistorisch belang kan wel in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Zichtlijnen
Bij zichtlijnen is het van belang dat een bepaalde openheid ter plaatse wordt bewaard. Hierdoor blijf de zichtrelatie tussen bepaalde elementen, zoals gebouwen, en het open landschap en vice versa bestaan.
Om deze zichtlijnen te behouden kan ervoor worden gekozen bestemmingen op te nemen waarin geen (hoge) bebouwing en opgaande beplanting wordt toegestaan.