Artikel 2.8 Wabo geeft de wettelijke basis voor de indieningsvereisten van de omgevingsvergunning. De algemene maatregel van bestuur die in lid 1 van dit artikel wordt genoemd is de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Voor alle activiteiten op grond van zowel artikel 2.1 lid 1 als ook artikel 2.2 lid 1 Wabo zijn de indieningsvereisten opgenomen in de Mor. Bij de bespreking van de verschillende deelgebieden van het omgevingsrecht in de volgende hoofdstukken zullen wij uitgebreider aandacht geven aan de inhoudelijke vereisten die aan de deelaanvragen worden gesteld.
Een belangrijke pijler onder de integratieslag die met de Wabo is beoogd, is de mogelijkheid, om een aanvraag elektronisch in te dienen. Dit is geregeld in artikel 4.1 Bor. Hier is bepaald: “Een aanvraag kan langs elektronische weg worden ingediend op een bij ministeriële regeling voorgeschreven wijze.” Artikel 1.2 Mor verplicht de aanvrager om voor de elektronische aanvraag gebruik te maken van het uniforme aanvraagformulier, dat via de landelijke voorziening (Omgevingsloket Online) ter beschikking wordt gesteld. Wanneer een aanvraag niet digitaal wordt ingediend moet op grond van artikel 4.2 Bor gebruik worden gemaakt van een ‘door onze minister vastgesteld formulier’. Dit vastgestelde formulier is het aanvraagformulier uit het omgevingsloket. Het bevoegd gezag moet dit formulier ter beschikking stellen aan de aanvrager. Via het Omgevingsloket Online is dit formulier in te vullen of te downloaden. De rijksoverheid heeft dus geen separaat papieren aanvraagformulier ontwikkeld. Wanneer een aanvrager dit formulier niet gebruikt kan een bevoegd gezag formeel verzoeken om een aanvulling van de aanvraag. Wanneer echter alle voor de beoordeling van het verzoek benodigde gegevens zijn opgenomen in de aanvraag zal dit niet snel gebeuren.
In hoofdstuk 2 hebben wij aandacht besteed aan de algemene regels voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Kern van deze procedure uit de Awb is, dat een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag tot volledigheid aan te vullen. Bij een samengestelde omgevingsvergunning zullen regelmatig meerdere vakspecialisten betrokken zijn, die allemaal over de vereiste gegevens moeten kunnen beschikken om hun deelproject te kunnen beoordelen. Zij moeten gezamenlijk beoordelen of de aanvraag in behandeling kan worden genomen en zo nee, ook gezamenlijk inventariseren welke aanvullingen nog op de aanvraag moeten worden gedaan.
In elke gemeente zullen afspraken moeten worden gemaakt over de termijn waarbinnen de medewerkers aan de vergunningencoördinator1doorgeven of gegevens ontbreken, welke dat zijn en eventueel hoeveel tijd moet worden gegund om die gegevens alsnog aan te leveren.
Om de procedure in de organisatie goed af te stemmen is een aantal interne procedureregels noodzakelijk. Hierna volgt een aantal voorbeelden van regels op dit punt. Zij dienen slechts ter illustratie en kunnen per gemeente verschillen.
Uitgangspunt is dat de vakambtenaren binnen vijf werkdagen de deelaanvragen op ontvankelijkheid moeten beoordelen. Aandacht daarbij vraagt een goede regeling van de vervanging bij ziekte, verlof en vakantie.
Een volgend uitgangspunt is dat de aanvraag in principe wordt beoordeeld op basis van de beschikbare gegevens. Als de aanvraag onvolledig is, wordt direct om aanvullende gegevens gevraagd op alle deelgebieden. Na indiening van de aanvullende gegevens wordt de aanvraag nogmaals beoordeeld op volledigheid. Wanneer nog steeds gegevens ontbreken kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. In de regel zal er vaak overleg plaatsvinden waarna op korte termijn een aanvulling mogelijk is.
Een vergunning zal niet worden geweigerd op niet beoordeelde gegevens als deze niet zijn opgevraagd. Volstaan wordt met een kennisgeving dat de uitvoering aan de regels moet voldoen. Eventueel als aandachtspunt bij het toezicht meenemen.
. Ook hier zal slechts bij hoge uitzondering (als er grote risico’s bestaan) nog later om verdere aanvulling kunnen worden gevraagd. Voldoet de aanvrager niet, niet tijdig of niet volledig aan het verzoek om aanvulling, dan zal de aanvraag meteen buiten behandeling worden gesteld. De scherp gestelde termijnen laten een verder uitstel of informeel verzoek om aanvulling niet toe.
Ingeval sprake is van een externe beoordeling van een aanvraag door wettelijke adviseurs of aangewezen bestuursorganen zoals de minister van OCW en namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor monumenten, of de provincie voor flora en fauna, dan kunnen deze externen ook nog om aanvullende gegevens verzoeken. Deze partijen hebben procedures vastgelegd die erop zijn gericht om een efficiënte afwikkeling te waarborgen. In het algemeen zijn die erop gericht zoveel als mogelijk te preciseren welke informatie noodzakelijk is voor een afgewogen oordeel.
1 Dat is degene die ervoor verantwoordelijk is dat de besluitvorming zorgvuldig en binnen de gestelde termijn plaatsvindt. Wordt ook wel ‘casemanager’, ‘zaakbeheerder’ of ‘vergunningenmanager’ genoemd.
2 Daarbij wordt veelal een uitzondering gemaakt voor de specifieke detailgegevens die pas later in het proces worden beoordeeld, zoals constructiegegevens.