Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

In het derde onderdeel worden de bijbehorende bouwwerken beschreven. De aan- en bijgebouwen, de vrijstaande bijgebouwen maar ook de overkappingen.

Een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan: 1°. 5 m, 2°. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en 3°. het hoofdgebouw;

  • voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw: 1°. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;2°. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;

  • op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;

  • de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in


    artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012


    , in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag;

  • niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;

  • de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan: 1°. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied, 2°. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2, 3°. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;

  • niet aan of bij: 1°. een woonwagen, 2°. een hoofdgebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat de vergunninghouder na het verstrijken van een bij die vergunning aangegeven termijn verplicht is de voor de verlening van de vergunning bestaande toestand hersteld te hebben, 3°. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.

Met dit onderdeel, de bijbehorende bouwwerken, zowel de aan-, bij- als vrijstaande bijgebouwen maar ook de overkappingen, wordt een totaalbenadering beoogd. Een totaalbenadering die ervan uitgaat dat voor de bijbehorende bouwwerken nu een maximale oppervlakte het uitgangspunt is, ongeacht of er voor het bouwwerk een vergunning is verleend.

In verband met de praktische toepasbaarheid en vereenvoudiging is gekozen, in 2014, om dit lid te herschrijven. Vroeger ging men uit van maximaal 30 m2 bijgebouwen buiten de, toen geldende, 2,5 meter zone rondom het hoofdgebouw waarbij verleende vergunningen niet mee werden gerekend, dat was expliciet in de tekst van het artikel opgenomen. En is inmiddels ook diverse malen in de jurisprudentie bevestigd.

De rechtbank volgt eiser hierin niet. Daartoe overweegt zij dat blijkens de gedingstukken ten behoeve van voornoemde uitbouw door verweerder op 22 augustus 1986 aan M.W.J. Rutges een bouwvergunning is verleend. Op grond van


artikel 2, aanhef en derde lid, onder b, ten tweede, van bijlage II van het Bor


dient uitsluitend de oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 1 meter van een naburig erf te worden meegenomen. Nu de door Rutges gerealiseerde uitbouw blijkens de verleende bouwvergunning onder het destijds geldende planologische regime bouwvergunningplichtig was, kan deze uitbouw naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een vergunningvrij bijbehorend bouwwerk. Deze oppervlakte dient dan ook niet te worden meegenomen bij de berekening van de oppervlakte van de vergunningvrije bouwwerken binnen 1 meter van de erfgrens. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken binnen voornoemde afstand van 1 meter 5,95 m² bedraagt, zodat is voldaan aan artikel 2, aanhef en derde lid, onder b, ten tweede, van bijlage II van het Bor. Deze beroepsgrond faalt.
1

Dat vergunde bouwwerken toen niet meegerekend hoefden te worden bleek ook uit diverse uitspraken van de rechter als het gaat om vergunningverlening en toetsen aan het bestemmingsplan. Bij het bepalen van de toegestane oppervlakte bijgebouwen hoeven de vergunningvrije bouwwerken niet meegerekend te worden.

Niet in geschil is verder dat de garage met de smeerkelder en de loods met de kelder zijn aan te merken als bijgebouwen in de zin van het bestemmingsplan. Anders dan eiser betoogt betekent dit naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet zonder meer dat hun oppervlakten (geheel) betrokken moeten worden bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) blijkt immers dat bouwvergunningvrij gebouwde bouwwerken bij die berekening in beginsel buiten beschouwing blijven (onder meer


AbRvS 10 juli 2002, LJN: AE5113


). De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat deze jurisprudentie sedert de inwerkingtreding van de Wabo met ingang van 1 oktober 2010 niet meer zou gelden. Dat betekent dat de (delen van de) bijgebouwen die omgevingsvergunningvrij zijn niet meetellen bij de berekening van de totale oppervlakte aan bijgebouwen.
2

Het bleek in de praktijk echter lastig om vast te stellen welke bouwwerken in welke hoedanigheid op een perceel aanwezig waren. Zeker als het gaat om de vraag of een aanwezig bijgebouw wel of niet met een vergunning geplaatst was. En ook hoeveel m2 aan bijgebouwen aanwezig was. Onderdeel 3 gaat uit van een maximale oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken al dan niet met vergunning, gerelateerd aan de perceelgrootte in combinatie met het nieuwe begrip bebouwingsgebied. De eis dat maximaal 50% van het achtererfgebied bebouwd mag worden is komen te vervallen. Door de nieuwe manier van bepalen van de maximale oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken wordt automatisch aan de oude eis van maximaal 50% van het erf voldaan.

Zoals al eerder is aangegeven bestaat elke categorie vergunningvrije bouwwerken uit een omschrijving en kenmerken. Wil een bouwwerk vergunningvrij gebouwd worden, dan moet het zowel aan de omschrijving als de afzonderlijke kenmerken voldoen. Niet vergunningvrij is per definitie vergunningplichtig.

In de begripsbepaling is opgenomen wat onder een bijbehorend bouwwerk moet worden verstaan.

De beschrijving van de vergunningvrije bouwwerken, onderdeel 3, is complex en uitgebreid, zodat gekozen is om de omschrijving en de kenmerken afzonderlijk in een kader te zetten en toe te lichten.

1 LJN: BV8412, Rechtbank Utrecht, SBR 11/1552.

2 LJN: BV7163, Rechtbank Roermond, AWB 11/208 en AWB 11/986.