Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De gebruiksmelding is nodig voor een bouwwerk waarvoor geen omgevingsvergunning brandveilig gebruik nodig is en:

Ook elke wijziging aan een bouwwerk, waarvoor eerder een melding is gedaan, moet opnieuw worden gemeld. De verplichting voor een gebruiksmelding geldt niet in de bovenstaande situaties, wanneer het gaat om het in gebruik nemen van woongebouwen en tunnels die uitsluitend zijn bedoeld voor motorvoertuigen (artikel 1.18 Bouwbesluit 2012).

Een gebruiksmelding moet schriftelijk worden gedaan, ten minste vier weken voordat het gebruik daadwerkelijk zal gaan plaatsvinden. Voor de melding moet het formulier uit het Omgevingsloket Online worden gebruikt (artikel 1.19 lid 2). De melding mag zowel digitaal als analoog worden ingediend. Het doel van de melding is het kenbaar maken van het gebruik van een pand met een bovengemiddeld risico, zodat het bevoegd gezag preventief kan toetsen of het bouwwerk brandveilig kan worden gebruikt (voldoet aan de gebruiksregels uit het Bouwbesluit) en kan bepalen of nadere voorwaarden nodig zijn voordat het pand in gebruik wordt genomen.

De melding is onvolledig als deze onvoldoende informatie bevat om te beoordelen of aan de gebruiksregels van het Bouwbesluit wordt voldaan. De indieningseisen voor de gebruiksmelding zijn opgenomen in artikel 1.19 Bouwbesluit. Wanneer de melding onvolledig is, is formeel geen sprake van een melding. Dan mag het bouwwerk niet in gebruik worden genomen en/of het gebruik niet worden gewijzigd. Het bevoegd gezag kan handhaven op het zonder melding in gebruik nemen of wijzigen van een meldingsplichtig bouwwerk. De beoordeling van de gebruiksmelding is schematisch weergegeven in de onderstaande figuur.

Figuur 8.1 Werkwijze beoordeling melding brandveilig gebruik

De melder moet op grond van artikel 1.19 lid 6 bij de melding de noodzakelijke gegevens verstrekken. Hierbij moet worden gedacht aan situatieschetsen en plattegrondtekeningen per verdieping. Op de tekeningen moet onder meer per bouwlaag worden aangegeven wat de hoogte van de vloer is boven het meetniveau, het gebruiksoppervlak en het maximale aantal personen. Daarnaast moet per ruimte het vloeroppervlak, de gebruiksbestemming en, bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die ruimte en de opstelling van inventaris en andere inrichtingselementen worden aangegeven. Vervolgens moet op de tekeningen aangegeven worden welke brandveiligheidsvoorzieningen (inclusief brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties), zoals hiervoor beschreven, zijn getroffen. De enige directe verplichting die voor het bevoegd gezag uit de melding voortvloeit is, dat het op grond van artikel 1.20 Bouwbesluit verplicht is een bewijs van ontvangst van de melding toe te sturen, waarin de datum van ontvangst is vermeld. Op basis van een eigen prioriteitstelling kan het bestuur besluiten om voor of na de aanvang van het gebruik een controle uit te voeren of het (voorgenomen) gebruik daadwerkelijk aan de regels voldoet. Een verplichting daartoe bestaat echter niet. Als de prioriteitstelling daartoe aanleiding geeft, kan ook worden afgezien van dit toezichtmoment.

Naar aanleiding van de ingediende melding en de eventueel naar aanleiding daarvan uitgevoerde controle, kan het bevoegd gezag besluiten nadere voorwaarden te stellen als het dit uit een oogpunt van brandveiligheid noodzakelijk acht. Deze nadere voorwaarden kunnen later als gevolg van gewijzigde inzichten of omstandigheden of op verzoek van de melder nog worden gewijzigd. Het opleggen van nadere voorwaarden is een besluit. Hiervoor geldt de reguliere procedure uit de Awb, omdat er in het Bouwbesluit 2012 geen procedure is opgenomen. Aangezien de melder vier weken na indiening van de melding mag starten met het gebruik is het wel zaak om dan als bevoegd gezag snel te reageren. De gebruiksmelding is zaakgebonden. Als een nieuwe gebruiker het bestaande gebruik voortzet, hoeft hij niet opnieuw een melding te doen. De nieuwe gebruiker moet wel melden dat hij de nieuwe uitbater is en zijn gegevens doorgeven. Ook is de geldigheidsduur van een gebruiksmelding in beginsel onbeperkt. Het is aan de gebruiker zelf om bij een voorgenomen wijziging van het gebruik te beoordelen of het nog steeds aan de criteria voor melding voldoet, dan wel dat een nieuwe melding moet worden gedaan. Overigens dient in dit verband ook de noodzaak van periodiek toezicht te worden benadrukt. Zie hiervoor hoofdstuk 11 waarin aandacht aan integraal toezicht wordt gegeven. Bij het afhandelen van een melding wordt geen ‘dienst jegens de melder’ verricht. Om die reden mag voor die melding geen leges in rekening worden gebracht. De melding kan voor de gemeente alleen aanleiding zijn om een controlemoment uit te voeren en/of noodzakelijk toezicht te organiseren.