Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Onder de oude richtlijnen gold tot dusver een onderscheid tussen opdrachten waarvoor het volledige aanbestedingsregime gold (de diensten die voorkwamen op bijlage II-A van richtlijn 2004/18/EG) en de opdrachten die voorkwamen in bijlage II B van die richtlijn. Deze laatste groep noemde men de zogenaamde B-diensten. Voor deze categorie van overheidsopdrachten gold een zeer beperkt en mild aanbestedingsregime. Bij de B-diensten mochten de aanbestedende diensten uitgaan van het vermoeden dat opdrachten voor het verlenen van dergelijke diensten, gelet op de specifieke aard daarvan, op het eerste gezicht geen grensoverschrijdend belang hebben. ‘Om deze reden schrijft richtlijn 92/50/EG voor deze categorie enkel een bekendmaking ex poste voor’, overwoog het Hof van Justitie in de An Postzaak.1

Dit zou alleen anders zijn bij de aanwezigheid van een duidelijk grensoverschrijdend belang. In dat soort omstandigheden zou een passende mate van openbaarheid in acht moeten worden genomen.

In de huidige richtlijnen zijn de B-diensten niet meer teruggekomen. De Europese Commissie vond dat dit onderscheid te veel misbruik in de hand werkte. Wel was de Europese wetgever van mening dat voor vormen voor opdrachten waarbij een grensoverschrijdend karakter feitelijk veelal ontbreekt, er iets voor terug moest komen. Dergelijke opdrachten zijn vaak sterk cultureel bepaald en de invulling daarvan verschilt per lidstaat.
De richtlijn heeft in de artikelen 74 tot en met 77 een ´bijzondere aanbestedingsregeling´ in het leven geroepen voor Sociale en andere specifieke diensten als genoemd in bijlage XIV bij richtlijn 2014/24/EU. De Europese wetgever spreekt in overweging 29 bij de richtlijn van een lichte regeling. Anders dan bij de toenmalige B-diensten geldt voor deze opdrachten een hoge drempel. Onder de drempel gelden de procedureregels van de richtlijn niet. Daarboven slechts een beperkt aanbestedingsregime. De Europese wetgever heeft het aan de lidstaten over willen laten nadere regels voor deze diensten te stellen.2

Dit verlichte aanbestedingsregime is door de Nederlandse wetgever overgenomen in de artikelen 2.38 en 2.39 Aw. Voor opdrachten die vallen onder de delen 2a en 3 van de wet bevat de wet overeenkomstige bepalingen. De wet maakt nu bij overheidsopdrachten voor diensten een onderscheid tussen gewone diensten en opdrachten voor ‘sociale en andere specifieke diensten’.
Voor veruit de meeste opdrachten voor diensten geldt het normale aanbestedingsregime. Dit zijn de prioritaire diensten.
Bij niet-prioritaire diensten betreft het vooral opdrachten voor sociale diensten, diensten op het terrein van de gezondheidszorg en diensten op het terrein van het onderwijs. De Nederlandse wetgever heeft er voor gekozen het regime voor Sociale en andere specifieke diensten in te vullen met de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijnen. Voor opdrachten voor Sociale en andere diensten geldt een bekendmakingsplicht bij een geraamde waarde die de € 750.000 (exclusief BTW) overschrijdt (bij speciale sectorbedrijven als bedoeld in deel 3 van de wet geldt een drempel van € 1.000.000). Daarnaast geldt een verplichting tot het doen van een bekendmaking van een gegunde opdracht. Hierdoor wordt transparantie gewaarborgd.

Gemengde diensten

Bij opdrachten met een gemengd karakter – zowel gewone diensten als diensten die vallen onder bijlage XIV – bepaalt het zwaartepunt van de opdracht welke procedure moet worden toegepast. Artikel 2.12a, tweede lid, Aw bepaalt dat bij een opdracht die zowel het karakter heeft van een opdracht waarvoor het gewone aanbestedingsregime geldt, als van een Sociale en andere specifieke dienst voor het bepalen van de toe te passen procedure de hoogste geraamde waarde bepalend is. Indien de waarde van het deel van de opdracht dat valt onder de Sociale en andere specifieke diensten het hoogste is, dan geldt voor de hele opdracht het lichte regime.3 De opdracht behoeft derhalve niet te worden gescheiden in afzonderlijke opdrachten.4


Ook bij deze bepaling geldt het algemene uitgangspunt dat aanbestedende diensten opdrachten niet mogen combineren met het oogmerk de richtlijn van haar nuttig effect te beroven.

1 HvJ EG van 13 november 2007, zaak C-307/03, Commissie/Ierland (An Post), Jur. 2007, p-977, r.o. 25.

2 Kamerstukken II 2015-2016, 34 329, nr. 3, p. 11.

3 HvJ EG van 24 september 1998, zaak C/76-97, Tögel, Jur. 1998, p. I-5357.

4 HvJ EG van 14 november 2002, zaak C-411/00, Felix Swoboda, Jur. 2002, p. I-10567, r.o. 60.