Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Het bepaalde in de delen 2, 2a en 3 van de Aanbestedingswet 2012 is alleen van toepassing op die opdrachten waarvan de geraamde waarde exclusief omzetbelasting de Europese drempels overschrijdt als genoemd in respectievelijk de artikelen 2.1, 2a.2 en 3.8 van de wet.

Deze drempelwaarden zijn voor de centrale overheid afgeleid van de drempelwaarden van de Government Procurement Agreement (GPA). Deze waarden zijn in de GPA uitgedrukt in speciale trekkingsrechten van het IMF. Deze speciale trekkingsrechten zijn vastgesteld op basis van een ‘mandje’ bestaande uit diverse valuta. De waarde van dit ‘mandje’ fluctueert. De overige drempelwaarden worden vastgesteld door de Europese wetgever.

Eens in de twee jaar worden de drempelwaarden voor wat betreft de Europese aanbestedingsrichtlijnen door middel van een verordening herzien. De drempelwaarden zullen voor het eerst weer per 1 januari 2022 worden herzien.

Voor de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021 zijn deze drempelwaarden, exclusief BTW, als volgt:

Voor overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 2.1 van de Aanbestedingswet 2012:


De Staat:

Werken:

€ 5.350.000

Leveringen en diensten:

€ 139.000

Prijsvragen:

€ 139.000

Decentrale overheden:

Werken:

€ 5.350.000

Leveringen en diensten:

€ 214.000

Prijsvragen:

€ 214.000

Sociale en andere specifieke diensten:

€ 750.000

Concessieovereenkomsten:

€ 5.350.000

Voor speciale sectoropdrachten als bedoeld in artikel 3.8 Aw:

Werken:

€ 5.350.000

Leveringen en diensten:

€ 428.000

Sociale en andere specifieke diensten:

€ 1.000.000

In de gevallen dat de geraamde waarde van een overheidsopdracht of een speciale-sectoropdracht de daarvoor geldende drempelwaarde bereikt of overschrijdt, zijn de procedureregels van deel 2, 2a, respectievelijk deel 3 van de wet daarop van toepassing.

Onder de Europese drempel

Ook voor opdrachten onder de Europese drempel zijn er – zij het beperkt – procedurevoorschriften. Op basis van het gestelde in de Gids Proportionaliteit is voor de rijksoverheid besloten dat voor opdrachten voor leveringen en diensten met een geraamde tot € 50.000, exclusief omzetbelasting, in beginsel kan worden volstaan met een één-op-één-opdracht (gunning uit de hand).1

Voor opdrachten voor leveringen en diensten met een geraamde waarde tussen de € 50.000 en de Europese drempel ogen kunnen aanbestedende diensten in beginsel gebruik maken van een meervoudig onderhandse procedure. Bij de meervoudig onderhandse procedure nodigt de aanbestedende dienst twee of meer bedrijven uit een inschrijving in te dienen.2 De Gids Proportionaliteit schrijft echter drie tot vijf voor.3

Voor overheidsopdrachten op het terrein van werken geldt voor opdrachten tot € 150.000 dat deze in beginsel één-op-één mogen worden opgedragen. Voor opdrachten van € 150.000 tot € 1.500.000 mag er meervoudig onderhands worden aanbesteed. Dat vloeit voort uit de Circulaire van de Minister van Wonen en Rijksdienst van 3 augustus 2015 en de Gids Proportionaliteit.

Voor opdrachten voor werken van € 1,5 miljoen tot aan de Europese drempelwaarde zal de nationale openbare procedure, overeenkomstig de procedure als vastgelegd in het ARW 2016, moeten worden gevolgd.4

Daarboven gelden de procedureregels voor Europese aanbestedingen als neergelegd in deel 2, onderscheidenlijk deel 3 van de Aanbestedingswet 2016 voor opdrachten afkomstig van speciale-sectorbedrijven.
Bij dergelijke opdrachten is het verstandig het ARW 2016 te volgen, maar verplicht is dat niet.

1 Zie Circulaire van de Minister van Wonen en Rijksdienst van 3 augustus 2015 en de Gids Proportionaliteit, p. 30.

2 Artikel 1.14 Aanbestedingswet 2012.

3 Gids Proportionaliteit, p. 32.

4 Artikel 1.22 Aanbestedingswet 2012.