beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.319.038/01 NOT
nummers eerste aanleg : SHE/2020/53, 54 EN 55
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 1 augustus 2023
inzake
mr. [appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.
Klager komt in hoger beroep van een beslissing van de kamer waarbij het door klager ingediende verzet deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk is verklaard. Op grond van artikel 99 lid 19 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) staat hiertegen geen hoger beroep open. De vraag die het hof moet beantwoorden is of klager toch ontvankelijk is in zijn hoger beroep en zo ja, of zijn hoger beroep slaagt.
2.1.Klager heeft op 16 november 2022 een beroepschrift met bijlagen bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Bosch (hierna: de kamer) van 17 oktober 2022 (ECLI:NL:TNORSHE:2022:34).
2.2.De notaris heeft op 20 januari 2023 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.Op 30 april 2023 heeft klager nadere producties ingediend.
2.4.Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 mei 2023. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. De notaris heeft in zijn verweerschrift het hof op voorhand bericht dat hij niet aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling.
Klager heeft achtereenvolgens op 6 april 2020 (klachtnummer SHE/2020/14),
15 april 2020 (klachtnummer SHE/2020/16) en 13 mei 2020 (klachtnummer SHE/2020/32) een drietal klachten bij de kamer ingediend tegen de notaris. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft in een brief van 18 juni 2020 aan klager bericht dat de klachtnummers SHE/2020/14 en SHE 2020/16 niet-ontvankelijk en/of ongegrond zijn en dat klachtnummer SHE 2020/32 buiten behandeling wordt gesteld. Klager heeft bij de kamer bezwaar gemaakt tegen deze beslissingen van de plaatsvervangend voorzitter bij brief van 2 juli 2020. De kamer heeft deze bezwaren opgevat als verzet tegen de beslissingen van de plaatsvervangend voorzitter en dit verzet geregistreerd als SHE 2020/53 (verzet in de klacht SHE 2020/14), SHE 2020/54 (verzet in de klacht SHE 2020/16) en SHE 2020/55 (verzet in de klacht 2020/32). De kamer heeft bij de in 2.1 genoemde beslissing het verzet ten aanzien van de klachtnummers SHE/2020/53 en SHE/2020/54 inhoudelijk behandeld en ongegrond verklaard en het verzet ten aanzien van klachtnummer SHE/2020/55 niet-ontvankelijk verklaard.
3.2.Artikel 99 Wna bepaalt in lid 19 dat tegen de beslissing van de kamer dat het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond is, geen rechtsmiddel openstaat (appelverbod). Uit genoemde bepaling van de Wna volgt derhalve dat er geen rechtsmiddel, zoals hoger beroep, tegen de bestreden beslissing openstaat. Dit is anders indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.Klager stelt dat de kamer het verzet niet onafhankelijk en onpartijdig heeft behandeld. Klager stelt daarnaast dat de kamer misbruik maakt van de verzetprocedure om aldus de door hem ingediende klachten niet inhoudelijk te behandelen. Klager heeft aldus een doorbrekingsgrond gesteld en is daarom, ondanks het appelverbod, toch ontvankelijk in zijn hoger beroep.
3.4.Deze stellingen van klager gaan echter niet op. Het is het hof niet gebleken dat de behandeling van het verzet door de kamer niet op onpartijdige dan wel onafhankelijke wijze is geschied. De stellingen van klager berusten naar het oordeel van het hof uitsluitend op de beleving van klager maar zijn door hem niet geobjectiveerd. Dit geldt ook voor het verwijt van klager dat de kamer misbruik maakt van de verzetprocedure. Het verzet met betrekking tot de drie klachten is door de kamer beoordeeld en daarover is beslist. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting nog door klager is aangevoerd is het hof ook niet gebleken van andere gronden voor een doorbreking van het appelverbod.
3.5.Slotsom is dat het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer op het verzet SHE/2020/53, SHE/2020/54 en SHE 2020/55 zal worden afgewezen.
Het hof:
- wijst het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer op het verzet onder nummers SHE/2020/53, SHE/2020/54 en SHE 2020/55 af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023 door de rolraadsheer.