locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht,
zaaknummer gerechtshof 200.156.223/01
arrest van 25 juni 2019 strekkende tot VERBETERING in de zin van artikel 31 Rv van het arrest, gewezen op 9 april 2019
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden aanhangig is geweest tussen
[appellante] ,
wonende op een geheim adres,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. S.O. Roosjen, kantoorhoudend te Drachten,
tegen:
[geïntimeerde] h.o.d.n. Showbizz Agency,
wonende te [A] , Oostenrijk,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat voorheen: mr. Y. Baake vervolgens mr. B.R. Buul, thans mr. H.C. Bijleveld, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.1Het hof heeft in deze zaak op 9 april 2019 arrest gewezen, waarbij het hof het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 16 juli 2014 heeft vernietigd en [geïntimeerde] onder andere heeft veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, tot aan die uitspraak aan de zijde van [appellante] vastgesteld op € 401,80 voor verschotten en op € 2.782,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
1.2Bij brief van 20 mei 2019 heeft mr. Roosjes namens [appellante] het hof verzocht om het arrest van 9 april 2019 te herstellen. [appellante] heeft gesteld dat in het arrest een fout staat, die zich leent voor eenvoudig herstel. [appellante] heeft aangevoerd dat het gerechtshof abusievelijk twee punten aan salaris advocaat liquideert, waar dat twee en een halve punten hadden moeten zijn, zoals weergegeven onder 3.2 van het arrest.
1.3Bij brief van 23 mei 2019 is [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Deze heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.1Het hof vat het verzoek van [appellante] op als een verzoek tot verbetering van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
2.2Het hof is van oordeel dat mr. Roosjes namens [appellante] terecht heeft geconcludeerd dat sprake is van een kennelijke fout. Vaststaat dat in overweging 3 van het arrest wordt aangegeven dat het salaris advocaat wordt bepaald op € 3.477,50 (2 1/2 punten x tarief € 1.391,00). Dit aantal punten is in overeenstemming met de verrichte proceshandelingen vermeld in het eindarrest en daaraan voorafgegane tussenarresten, in de beslissing in overweging 4 wordt echter het salaris vastgesteld op € 2.782,00.
Vermeld arrest zal mitsdien op de volgende wijze worden verbeterd.
Het hof:
Bepaalt dat in onderdeel “4 De beslissing” van het tussen partijen gewezen arrest van
9 april 2019 de tekst
“- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellante] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op nihil en in hoger beroep op € 401,80 voor verschotten en op € 2.782,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;”
moet worden verbeterd en gewijzigd in
“- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellante] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op nihil en in hoger beroep op € 401,80 voor verschotten en op € 3.477,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;”
Bepaalt dat deze verbetering onder vermelding van de datum van 25 juni 2019 wordt vermeld op de minuut van het arrest van 9 april 2019.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, M.A.M. Vaessen en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 juni 2019.