Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:GHARL:2022:10131

24 November 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.303.930/01

CJIB-nummer

: 237174075

Uitspraak d.d.

: 24 november 2022

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “voertuig laten staan in park, plantsoen, openbare beplantingen of groenstroken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 26 september 2020 om 13.45 uur op de Papaverweg in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de plek waar het voertuig stond geparkeerd moet worden aangemerkt als een berm en niet als een park, plantsoen of van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. Dat er een scheiding door een trottoirband is tussen de rijbaan en de plaats waar het voertuig stond geparkeerd, is niet redengevend voor de kwalificatie. Op basis van wat te zien is op de foto is het geen park of plantsoen. Meer dan bermgras is er niet. Bovendien constateert de ambtenaar dat er sprake is van een trottoirband, maar daar is geen sprake van. Er is enkel een stukje naast de weg waar cement/beton is gestort om de klinkers in de weg in te sluiten.

3. Ingevolge artikel 5:9, derde lid, van de destijds geldende APV Amsterdam is het (zakelijk weergegeven) verboden om een voertuig in een groenvoorziening te laten staan. De betrokkene ontkent niet de auto ter plaatse te hebben geparkeerd. De vraag die voorligt, is of die plek moet worden gekwalificeerd als een berm of als een groenstrook. Van belang is daarbij met name hoe het terrein zich aan de gemiddelde weggebruiker voordoet.

4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:

“Ik zag dat het voorgenoemde voertuig stond geparkeerd met 4 wielen in het gras. Dit gras wordt door de gemeente onderhouden. Ik heb geen zichtbare ontheffing waargenomen. Ik heb 10 minuten waargenomen en geen laad en los activiteiten gezien. Er is een vlooienmarkt op het NDSMA, dit is vlakbij de voorgenoemde locatie. Deze groenstrook wordt vaak gebruikt om gratis te parkeren. Het is betaald parkeren gebied.”

5. Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal, waarin de ambtenaar kort samengevat onder meer verklaart dat het voertuig in een openbare groenvoorziening stond geparkeerd en dat er een lage trottoirband was aangebracht waarover het voertuig moest rijden om op deze locatie te komen.

6. Ook bevat het dossier foto’s van de gedraging. Deze foto’s zijn zwart wit en erg donker. Hierop is een voertuig te zien dat in zijn geheel in het gras staat. Dit gras ligt langs een rijbaan, die is bestraat met klinkers in keperverband. De strook gras is van de rijbaan gescheiden door middel van een rand met trottoirbanden, die op dezelfde hoogte als de rijbaan liggen. Achter het voertuig is hekwerk te zien dat de grasstrook afscheidt van wat een industrieterrein lijkt. Verder is te zien dat in het gras lantaarnpalen staan.

7. Naar oordeel van het hof bevat het dossier onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of hier sprake is van een berm of een groenstrook. Er kan weliswaar worden vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene in het gras geparkeerd stond, maar de verklaring van de ambtenaar en de foto’s in het dossier zijn te onduidelijk om de situatie ter plaatse in zijn geheel te beoordelen, en daarmee hoe het terrein zich aan de gemiddelde weggebruiker voordoet. Het hof ziet geen aanleiding om de advocaat-generaal in dit stadium van de gehele procedure in de gelegenheid te stellen om nadere informatie in het geding te brengen. De advocaat-generaal heeft daartoe gelegenheid gehad bij indiening van een verweerschrift, maar van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Dit leidt tot de conclusie dat de gedraging niet kan worden vastgesteld.

8. Gelet op het voorgaande komt het hof tot onderstaande beslissing.

9. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak =licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.164,75.

10. Gelet op het bepaalde in artikel 1 van voormeld Besluit komt de door de gemachtigde gevraagde wettelijke rente niet voor vergoeding in aanmerking. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder, dat de in artikel 13a van de Wahv neergelegde mogelijkheid om een partij in de kosten te veroordelen die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, geen ruimere strekking heeft dan in de desbetreffende bepalingen van de Wahv en het Besluit is voorzien. In een procedure als de onderhavige is niet voorzien in vergoeding van wettelijke rente over het bedrag van de zekerheidstelling of toekenning van enige andere vorm van schadevergoeding (vgl. Hoge Raad, 27 februari 2001, VR 2001, 175).

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;

bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75.

Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Artikel delen