zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer |
: Wahv 200.306.299/01, 200.306.302/01 en 200.306.303/01 |
CJIB-nummer |
: 236009533, 236009535 en 236009534 |
Uitspraak d.d. |
: 14 december 2022 |
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 16 december 2021, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat te Maastricht.
De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de beslissingen van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft verweerschriften ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen de beroepen schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
1. Artikel 11 van de Wahv verplicht de betrokkene om in de procedure bij de kantonrechter zekerheid te stellen voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten. Er is niet (tijdig) zekerheid gesteld. De kantonrechter heeft de beroepen daarom niet-ontvankelijk verklaard.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat hij per e-mail van 6 september 2021 een verzoek tot opheffing van de verplichting tot zekerheidstelling heeft ingediend. In het geval van de betrokkene is namelijk sprake van een ‘financieel onvermogen’. De gemachtigde heeft deze e-mail verstuurd naar het e-mailadres advocaten.cvom@om.nl. Hierop is niet gereageerd. Volgens de gemachtigde heeft het Parket CVOM de hiervoor genoemde e-mail niet toegevoegd aan het dossier en heeft de kantonrechter geen kennis kunnen nemen van deze e-mail. Zowel de betrokkene als zijn gemachtigde zijn niet in kennis gesteld van een zitting. De betrokkene is dus niet gehoord door de kantonrechter. Door het niet-ontvankelijk verklaren van de beroepen is de mogelijkheid van een inhoudelijke behandeling van de beroepen komen te vervallen. Gelet op het voorgaande is de gemachtigde van mening dat aan de rechten van de betrokkene tekort is gedaan. Mede daarom moeten de beslissingen van de kantonrechter worden vernietigd en moet het hof de behandeling van de zaken terugwijzen naar de rechtbank. Ter onderbouwing heeft de gemachtigde een afschrift van de stukken bijgevoegd.
3. Artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) waarborgt het recht op toegang tot een onafhankelijke rechter. Uitgangspunt is dat de verplichting om zekerheid te stellen de toegang tot de rechter niet belemmert. Dat is anders wanneer de betrokkene financieel niet in staat is (volledig) zekerheid te stellen.
4. Wordt tijdig een draagkrachtverweer gevoerd, dan behoort de kantonrechter de betrokkene uit te nodigen voor een openbare zitting. Oordeelt de kantonrechter vervolgens dat de betrokkene inderdaad onvoldoende draagkrachtig is, dan vermindert hij de zekerheidstelling tot een bedrag dat voor de betrokkene wel is op te brengen en geeft hij een nieuwe termijn voor betaling van dat bedrag of stelt hij het bedrag op nihil en behandelt het beroep zonder dat zekerheid is gesteld. Oordeelt de kantonrechter dat het draagkrachtverweer ongegrond is, dan geeft hij de betrokkene een nieuwe termijn voor betaling van het volledige bedrag.
5. Uit de door de gemachtigde overgelegde stukken blijkt dat hij op 6 september 2021 om 17.37 uur een e-mail heeft verzonden naar het e-mailadres advocaten.cvom@om.nl. Als bijlage bij deze e-mail heeft de gemachtigde een bestand gevoegd waarin hij schrijft dat de betrokkene wegens financiële omstandigheden niet in staat is zekerheid te stellen. In de genoemde e-mail is dit verzoek in de drie hier aan de orde zijnde zaken gedaan. De gemachtigde heeft in het bestand achter de woorden ‘uw kenmerk’ de onderhavige CJIB-nummers (kenmerken van het Parket CVOM) vermeld.
6. Gelet op bovengenoemde stukken en in aanmerking genomen dat de ontvangst van de e-mail door de advocaat-generaal niet is betwist, is het hof van oordeel dat de gemachtigde aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig een -bij de officier van justitie als bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Wahv ingediend- draagkrachtverweer heeft gevoerd. Anders dan de advocaat-generaal meent, verplicht geen rechtsregel ertoe stukken ten behoeve van een draagkrachtverweer in een bepaalde vorm aan te leveren. De officier van justitie had het draagkrachtverweer aan de dossiers moeten toevoegen, zodat de kantonrechter daarvan kennis had kunnen nemen (vgl. het arrest van dit hof van 27 februari 2013, gepubliceerd op rechtspraak.nl ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6788). Nu de kantonrechter de beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard zonder de betrokkene voor een zitting uit te nodigen, is niet gehandeld conform het bepaalde in overweging 4.
7. Het hof zal de beslissingen van de kantonrechter vernietigen en de zaken terugwijzen naar de rechtbank. Na terugwijzing van de zaken moet de betrokkene, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden uitgenodigd voor een zitting van de kantonrechter.
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissingen van de kantonrechter en wijst de zaken terug naar de rechtbank ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Reuver als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.