Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:GHARL:2023:6786

11 August 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.320.825/01

CJIB-nummer

: 246027147

Uitspraak d.d.

: 11 augustus 2023

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 1 december 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. N.G.A. Voorbach, kantoorhoudende te Zoetermeer.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.

De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.

De gemachtigde heeft het verzoek om de zaak op een zitting van het hof te behandelen ingetrokken.

De beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen beroepsgronden bevat en de gemachtigde van de betrokkene geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om dit verzuim te herstellen.

2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De geboden termijn van 13 werkdagen om beroepsgronden in te dienen is namelijk onredelijk kort, mede gelet op het feit dat het om ten minste negen zaken gaat.

3. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de kantonrechter de bevoegdheid het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wanneer - voor zover hier relevant - het beroepschrift geen gronden bevat en dit verzuim niet binnen een daartoe gestelde termijn is hersteld.

4. De gemachtigde heeft op 22 maart 2022 via het digitaal loket beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Dit beroepschrift bevat geen beroepsgronden. In het dossier bevindt zich een afschrift van een aan de gemachtigde gerichte brief d.d. 4 november 2022 van de griffier van de rechtbank, waarin de gemachtigde wordt uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter van 1 december 2022 en waarin hij in de gelegenheid wordt gesteld om uiterlijk een week voor de zitting de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is vermeld dat indien de beroepsgronden niet (tijdig) zijn ingediend het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Op 1 december 2022 zijn de beroepsgronden bij de rechtbank binnengekomen.

5. Het is vaste rechtspraak dat de gegeven termijn als bedoeld in artikel 6:6 Awb een redelijke dient te zijn. Uitgangspunt is dat een termijn van vier weken een redelijke termijn is. Of een termijn in een specifieke zaak al dan niet als redelijk kan worden beschouwd, hangt af van de omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van het hof is de in het onderhavige geval geboden termijn van 20 kalenderdagen niet redelijk. Dit brengt mee dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook vernietigen en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.

6. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij die beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie opgelegd van € 150,- voor: “rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 5 oktober 2021 om 11.46 uur op de Nijverheidstraat in Enschede met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

7. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat is gehandeld in strijd met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: Beleidskader). Uit de beschikbare gegevens blijkt niet dat is voldaan aan het vereiste dat er vooraankondigingen zijn geplaatst. Voorts is niet voldaan aan het vereiste dat de wegindeling eruit ziet als een voetgangersgebied, gelet op het verschil in de kleuren van de klinkers. Tot slot bevat het dossier geen schouwrapport van de maand oktober 2021. De inleidende beschikking dient dan ook te worden vernietigd.

8. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht houdt onder meer in dat de ambtenaar heeft geconstateerd dat op voormelde datum, tijd en plaats het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is geschonden met het voertuig met bovenvermeld kenteken.

9. Verder bevat het dossier de foto waarmee de gedraging is vastgesteld. Hierop is het voertuig van de betrokkene te zien dat zich vlak voor een doorgang bevindt. De doorgang bevat aan beide zijden palen waaraan borden zijn bevestigd. Deze borden zijn op de foto niet goed zichtbaar.

10. In deze zaak is sprake van digitale handhaving in een voetgangersgebied, zodat het Beleidskader van toepassing is. In dit Beleidskader staat dat op de foto van de gedraging de bebording te zien moet zijn. Indien de bebording niet zichtbaar is op de foto kan dit slechts worden ondervangen door middel van een omgevingsschouw die (minimaal) maandelijks plaatsvindt.

11. In het dossier bevinden zich schouwrapporten van 28 september 2021 en 31 oktober 2021, waarin staat dat op de genoemde data een schouw is uitgevoerd en dat daarbij is geconstateerd dat de bebording G7 op de betreffende locaties deugdelijk aanwezig was. De grond van de gemachtigde dat het dossier geen schouwrapport van de maand oktober 2021 bevat mist dan ook feitelijke grondslag.

12. Verder staat in het Beleidskader dat moet worden voorkomen dat bestuurders een fuik inrijden en daardoor bijna worden gedwongen de geslotenverklaring te negeren (het hof begrijpt: en/of het voetgangersgebied in te rijden). Om dit te vermijden, moet in dergelijke gevallen een vooraankondiging worden geplaatst, waarbij een bestuurder de mogelijkheid heeft om te keren.

13. Naar het oordeel van het hof is in dit geval geen sprake van een fuik waarbij bestuurders (bijna) worden gedwongen het voetgangersgebied in te rijden. Op de foto’s die bij de schouwrapporten zijn gevoegd is namelijk te zien dat de rijbaan ter plaatse breed genoeg is om te keren. Nu geen sprake is van een fuik, is de plaatsing van een vooraankondigingsbord op grond van het Beleidskader niet vereist. De vraag of er vooraankondigingen zijn geplaatst behoeft dan ook geen bespreking meer.

14. Ten aanzien van de handhaving van het inrijden van voetgangersgebieden bevat het Beleidskader nog de aanvullende voorwaarde dat de wegindeling er moet uitzien als een voetgangersgebied. Hiermee wordt bedoeld dat geen sprake meer mag zijn van een rijbaan met trottoirs of dat bijvoorbeeld door het soort wegdek niet de indruk gegeven mag worden dat er sprake is van een rijbaan. Er moet ook een voor bestuurders duidelijk herkenbare scheiding zijn tussen de rijbaan en het begin van het voetgangersgebied.

15. Uit de afdrukken van de situatie ter plaatse in het dossier blijkt dat de weg tot aan het zonebord G7 geasfalteerd is. Voorbij dit bord is de weg betegeld met rode klinkers. Met de rode klinkers is een voldoende duidelijke afscheiding aangebracht tussen het begin van het voetgangersgebied en de geasfalteerde rijbaan. Naar oordeel van het hof ziet de wegindeling ter plaatse er dan ook uit als een voetgangersgebied.

16. Gelet op het voorgaande treffen de gronden geen doel. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is dan ook ongegrond. Het hof zal als volgt beslissen.

17. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Artikel delen