Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:GHARL:2023:6936

17 August 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.321.709/01

CJIB-nummer

: 249613585

Uitspraak d.d.

: 17 augustus 2023

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2022, betreffende

[de betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [vestigingsplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 100,- voor feitcode R315b: “stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 6 mei 2022 om 17:42 uur op de locatie Tussen de Bogen in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

2. De gemachtigde van de betrokkene wijst er op dat de sanctie is opgelegd door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) behorend tot het domein Openbare ruimte met gebruikmaking van een scanauto. In het geval van handhaving door middel van een scanauto is er sprake van digitaal handhaven als bedoeld in de destijds geldende Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: Regeling). In de bijlage bij de Regeling was het volgende met betrekking tot de boa bepaald: “Digitaal handhaven is slechts mogelijk op overtreding van het RVV en na instemming van het Openbaar Ministerie. Een aanvraag tot instemming wordt getoetst aan de door het Openbaar Ministerie hiertoe vastgestelde kaders. De toepasselijke kaders zijn te vinden op www.om.nl/digitaalhandhavenRVV”. Als op deze link wordt geklikt, is slechts het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaring en voetgangersgebieden, versie augustus 2018, te raadplegen (hierna: Beleidskader). Dit Beleidskader is echter niet van toepassing in het geval er sprake is van digitaal handhaven op overtreding van artikel 10 van het RVV 1990 die niet volgt uit het negeren van een G-bord. Het is dus de vraag waaraan het openbaar ministerie een eventuele aanvraag, zo deze al gedaan is, heeft getoetst, nu er geen sprake is van een toepasselijk kader waaraan deze vorm van handhaving kan worden getoetst. Dit terwijl een dergelijke toetsing op grond van de Regeling wel is voorgeschreven. Aldus is niet voldaan aan de Regeling en ontbeert de boa de bevoegdheid om deze sanctie op te leggen. In het geval het openbaar ministerie stelt dat het Beleidskader in de onderhavige situatie van toepassing is, is de boa door het niet-naleven van de in het Beleidskader geformuleerde randvoorwaarden evenmin bevoegd. Zo is er geen algemeen proces-verbaal opgesteld, is er niets gecommuniceerd naar burgers en omwonenden omtrent de start van de digitale handhaving en is er geen waarschuwingsperiode vastgesteld, aldus de gemachtigde.

3. Uit het dossier volgt dat voor de vaststelling van de onderhavige gedraging gebruik is gemaakt van een scanauto. Handhaving met gebruikmaking van een scanauto is een vorm van digitale handhaving (vgl. het arrest van het hof van 18 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:265).

4. De vermeende gedraging is van 6 mei 2022 en betreft een overtreding van artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990 met een stilstaand voertuig.

5. De ten tijde van de gedraging geldende Regeling bepaalt ten aanzien van de bevoegdheid van de boa Openbare ruimte in de bij deze behorende bijlage het volgende:

“De boa Openbare ruimte is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

(…)

16. Alleen voor stilstaand verkeer: 5 Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. (…)

Digitaal handhaven is slechts mogelijk op overtreding van het RVV en na instemming van het Openbaar Ministerie. Een aanvraag tot instemming wordt getoetst aan de door het Openbaar Ministerie hiertoe vastgestelde kaders. De toepasselijke kaders zijn te vinden op www.om.nl/digitaalhandhavenRVV.”

6. Bij verweerschrift van 12 juni 2023 heeft de advocaat-generaal een brief van 3 mei 2018
van [naam1] , [functie1] bij het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (hierna: Parket CVOM), afdeling Beleid en Strategie, overgelegd. Deze brief met de titel “Verklaring van instemming” houdt - voor zover hier van belang - in:

“De gemeente Amsterdam is in 2018 begonnen met een pilot voor de handhaving van een aantal Muldergedragingen door middel van een scanauto. Zie de bijgevoegde brief van d.d. 3 mei 2018 voor de instemming om aan te vangen met de pilot. Sinds de start van de pilot is er intensief contact geweest tussen de gemeente Amsterdam en het Parket CVOM. (…) Met deze brief bevestig ik dat het Parket CVOM dus instemming heeft verleend om digitaal te mogen handhaven op het RVV middels een scanauto.”

7. De hiervoor vermelde bijgevoegde brief van 3 mei 2018, gericht aan de gemeente Amsterdam, Parkeren & Verkeer en Openbare Ruimte, afkomstig van [naam2] , [functie2]

, Parket CVOM, houdt - voor zover hier van belang - in:

“Ter versterking van de verkeershandhaving binnen de gemeente Amsterdam en het optimaal inzetten van beschikbare handhavingsmiddelen stemt het Openbaar Ministerie in om gedurende de periode van de pilot door middel van een scanauto te handhaven. (…) Deze handhaving ziet enkel op onderstaande feiten welke zijn opgenomen in de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften:

Feitcode Feitomschrijving

R315 niet de rijbaan gebruiken als bestuurder van een motorvoertuig

(stilstaand) (bijv. laten stilstaan op een trottoir/voetpad)”

8. Aldus kan worden vastgesteld dat in dit geval is voldaan aan de door de minister in de Regeling opgenomen voorwaarden dat digitaal handhaven, in dit geval met gebruikmaking van een scanauto, slechts mogelijk is op overtreding van het RVV, in dit geval de overtreding van artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990 met feitcode 315b, en na instemming van het openbaar ministerie op een aanvraag tot instemming door de gemeente.

9. Met betrekking tot de vraag waaraan de aanvraag om instemming moet worden getoetst, stelt

het hof vast dat de tekst van de Regeling niet noopt tot de conclusie dat instemming slechts kan worden verleend indien aan alle voorwaarden van een concreet Beleidskader wordt voldaan. Bepaald is slechts dat een aanvraag tot instemming dient te worden getoetst aan bepaalde kaders. De Regeling biedt daarmee het openbaar ministerie de ruimte om zelf te bepalen aan welke (onderdelen van) (al dan
niet opgestelde) kaders moet worden voldaan, wil instemming kunnen worden verleend. De verwijzing in de Regeling naar de toepasselijke kaders die te vinden zijn op “www.om.nl/digitaalhandhavenRVV” moet als een opsomming van mogelijke kaders worden beschouwd waarop potentiële aanvragers om instemming zich kunnen oriënteren indien zij overwegen een aanvraag om instemming te doen, maar kan niet als uitputtend worden gezien. Aan de stelling van de gemachtigde dat voor het handhaven op de overtreding in geding met gebruikmaking van een scanauto geen (specifiek) kader is ontwikkeld, komt derhalve op zichzelf genomen geen betekenis toe.

10. De hier aan het openbaar ministerie gegeven ruimte brengt tevens mee dat voor het antwoord op de vraag of, en zo ja in hoeverre, voor ambtenaren aan de kaders te ontlenen beleidsregels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv gelden (vgl. het arrest van het hof van 1 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7566), betekenis toekomt aan hetgeen het openbaar ministerie - bij het verlening van instemming - heeft bepaald met betrekking tot de toe te passen (onderdelen van) kaders.

11. Met het oog daarop zal het hof nagaan welke (onderdelen van) kaders het openbaar ministerie bij het verlenen van instemming heeft gehanteerd en wat het met betrekking daartoe heeft aangegeven.

12. Voormelde brief van 3 mei 2018, gericht aan de gemeente Amsterdam, Parkeren & Verkeer en Openbare Ruimte, bevat - voor zover hier van belang - de volgende passage:

“Bij de handhaving door middel van een scanauto wordt voldaan aan de kaders zoals door Parket CVOM zijn gesteld, onder meer dat een pardontijd is gehanteerd, zodat met zekerheid - voor zover van belang - kan worden gesteld dat sprake is van parkeren.”

13. In het verweerschrift van 12 juni 2023 stelt de advocaat-generaal dat [naam1] het volgende heeft medegedeeld:

“In de bijlage bij de instemmingsbrief voor handhaving met scanauto’s is opgenomen dat bij de handhaving door middel van de scanauto wordt voldaan aan de kaders zoals door Parket CVOM zijn gesteld, onder meer dat een pardontijd is gehanteerd. Dit is ongelukkig verwoord want er wordt de indruk gewekt dat er op dat moment een beleidskader was, specifiek voor handhaving met een scanauto voor feitcode R315b. Dat was (en is) er niet. Wel heeft deze vorm van handhaven veel overeenkomsten met andere digitale handhaving, zoals handhaving op een geslotenverklaring of een voetgangersgebied. Om die reden is het kader als uitgangspunt genomen in de gesprekken met de gemeente over de pilot en is gekeken hoe, zoveel als mogelijk, invulling kan worden gegeven aan dit kader.”

14. Het kader dat als uitgangspunt is genomen bij de toetsing of instemming kan worden verleend is, zo stelt het hof op grond van deze mededelingen vast, het destijds geldende Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018.

15. Gelet op hetgeen hierboven (rechtsoverweging 9) is overwogen, maakt de omstandigheid dat - naar de gemachtigde stelt - aan een aantal in dit Beleidskader opgenomen randvoorwaarden niet is voldaan, niet dat het openbaar ministerie geen instemming mocht verlenen aan de digitale handhaving.

16. Met betrekking tot het door de gemachtigde gestelde dat geen algemeen proces-verbaal is opgesteld, er niets is gecommuniceerd naar burgers en omwonenden omtrent de start van de digitale handhaving en er geen waarschuwingsperiode is vastgesteld, kan niet worden vastgesteld dat daaraan bij de toetsing van instemming betekenis is toegekend en daarbij is bepaald dat ambtenaren slechts van hun bevoegdheid tot oplegging van een sanctie gebruik mogen maken indien daaraan is voldaan. Gelet op hetgeen hierboven (rechtsoverweging 10) is overwogen rechtvaardigt het door de gemachtigde gestelde daarom niet de conclusie dat de ambtenaar bij het opleggen van de sanctie heeft gehandeld in strijd met een voor hem geldende beleidsregel.

17. Het voorgaande betekent dat de aangevoerde gronden falen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen en dat betekent dat er geen aanleiding tot een proceskostenvergoeding bestaat.

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Artikel delen