Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:GHARL:2023:7243

29 August 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.319.576/01

CJIB-nummer

: 242501679

Uitspraak d.d.

: 29 augustus 2023

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 september 2022, betreffende

[de betrokkene] N.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [vestigingsplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Bij brief van 14 april 2023 is de gemachtigde door de griffier van het hof verzocht om nadere stukken in te brengen. Bij e-mail van 12 mei 2023 zijn deze stukken ontvangen.

De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld op deze stukken te reageren. Hiervan is gebruik gemaakt. Een afschrift van deze reactie is aan de gemachtigde verzonden.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 100,- voor: “handelen ism een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen”. Deze gedraging zou zijn verricht op 4 juli 2021 om 22:37 uur op de Houtmarkt (richting Karnemelkstraat) in Breda met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

2. De gemachtigde voert aan dat aan de betrokkene twee sancties zijn opgelegd voor het handelen in strijd met de geslotenverklaring op de Houtmarkt op 4 juli 2021 om respectievelijk 20:43 en 22:37. Ter adstructie is een afdruk van de inleidende beschikking voor dezelfde gedraging op 4 juli om 20:43 uur op Houtmarkt (richting oude Vest) overgelegd die net als de onderhavige inleidende beschikking op 16 juli 2021 naar de betrokkene is verzonden. Nu per kenteken maximaal één beschikking per week mag worden opgelegd en daarbij de eerste beschikking in ieder geval aan de betrokkene moet zijn verzonden voordat de volgende sanctie wordt opgelegd, mocht de onderhavige sanctie met het oog op het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: het Beleidskader) niet worden opgelegd (vlg. ECLI:NL:GHARL:2022:7566).

3. De advocaat-generaal stelt dat het beroep op de betreffende randvoorwaarde in het Beleidskader niet opgaat nu sprake is van verschillende pleeglocaties, te weten: de Houtmarkt (richting oude Vest) en de Houtmarkt (richting Karnemelkstraat).

4. Het Beleidskader formuleert een aantal voorwaarden en uitgangspunten die de wijze waarop de gemeentelijke boa van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een sanctie gebruik maakt raken en zodanig dwingend geformuleerd zijn dat die als beleidsregel als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv moeten worden aangemerkt. Eén van deze voorwaarden luidt als volgt:

“Om in de beginperiode een opeenstapeling van het aantal beschikkingen per kenteken te voorkomen, wordt gestart met communicatie naar omwonenden en overtreders en wordt gefaseerd gestart met handhaving. In de eerste periode wordt volstaan met een waarschuwingsbrief die (…) aan betrokkenen wordt verzonden en vervolgens wordt per week maximaal één beschikking per kenteken geregistreerd. De eerste beschikking moet in ieder geval aan de betrokkene zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd. Indien vervolgens blijkt dat sprake is van recidive, kan voor elke volgende overtreding een beschikking worden opgelegd.”

5. Uit de gekozen opzet met betrekking tot de digitale handhaving van geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, zoals beschreven in de hier weergegeven passage uit het Beleidskader, volgt dat in het kader van de handhaving kennelijk in alle gevallen moet worden voorkomen dat een betrokkene zich geconfronteerd ziet met een opeenstapeling van beschikkingen, zonder in de gelegenheid te zijn gesteld het gedrag conform de op de betreffende locatie geldende norm aan te passen. Om dat te bereiken is onder meer aangegeven dat de eerste beschikking in ieder geval aan de betrokkene moet zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd.

6. Het betreft hier de beginperiode van de digitale handhaving van de geslotenverklaring van de locatie Houtmarkt in Breda. Gelet op de strekking van het Beleidskader volgt het hof niet de stelling van de advocaat-generaal dat nu de gesloten verklaarde straat via een andere ingang is ingereden de beschikking voor de overtreding om 20:43 niet eerst naar de betrokkene hoefde te worden toegezonden voordat bij de onderhavige inleidende beschikking een sanctie voor de overtreding om 22:37 kon worden opgelegd. De grond van de gemachtigde treft doel.

7. Nu is gehandeld met voormelde beleidsregel, kan de onderhavige beschikking niet in stand blijven. Het hof zal als volgt beslissen.

8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 597,- en voor het (hoger) beroep € 837,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.284,75 (= (1,5 x € 597,- x 0,5) + (2 x € 837,- x 0,5)).

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;

bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Artikel delen