zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer |
: Wahv 200.338.687/01 |
CJIB-nummer |
: 253498496 |
Uitspraak d.d. |
: 29 juli 2024 |
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 11 januari 2024, betreffende
gevestigd te [vestigingsplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is [naam1] , woonachtig te [plaats1] .
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 111,- voor: “12 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom”. Deze gedraging zou zijn verricht op 28 oktober 2022 om 11:28 uur op de Prinses Beatrixlaan - ter hoogte van de kruising Westerlandseweg - in Delft met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat er twee belangrijke details die door hem tijdens de zitting naar voren zijn gebracht in de uitspraak van de kantonrechter ontbreken. Zo heeft hij er op gewezen dat in de beslissing van de officier van justitie in geheel niet is ingegaan op de in het administratief beroepschrift beschreven wegsituatie. Toen de kantonrechter de officier van justitie dit voorhield, werd hier ontkennend op gereageerd. Ondanks dat dit tot verbazing van de gemachtigde en kennelijk ook de kantonrechter leidde, is daar niets van terug te lezen in de uitspraak van de kantonrechter. Dat geldt ook voor het beroep op rechtsongelijkheid dat door hem is gedaan. Bij een laser- of radarcontrole zou namelijk een controle van de bebording hebben plaatsgevonden en dan zou het in dit geval - bij het ontbreken van deugdelijke bebording - niet mogelijk zijn geweest om de gedraging vast te stellen.
3. Op grond van het bepaalde in artikel 13, derde lid, van de Wahv wordt de beslissing van de kantonrechter aangetekend in het proces-verbaal van de zitting. Die beslissing is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 11 januari 2024. Dit proces-verbaal omvat ook de standpunten van partijen, alsmede een zakelijke weergave van wat er op de zitting is voorgevallen. Anders dan de gemachtigde kennelijk meent bestaat er geen verplichting om daarin een letterlijke weergave van de gevoerde argumenten op te nemen. Indien de gemachtigde wenst dat hetgeen hij naar voren brengt letterlijk in het proces-verbaal wordt opgenomen, kan hij zich bedienen van pleitaantekeningen die hij over kan leggen met het verzoek die aan het proces-verbaal te hechten dan wel kan hij om akte vragen van hetgeen hij naar voren brengt. Dat in het proces-verbaal van de zitting niet alles is opgenomen dat kennelijk door de gemachtigde naar voren is gebracht, komt daarom voor rekening van de gemachtigde en maakt niet dat niet aan de wettelijke eisen is voldaan.
4. Voor zover het betoog van de betrokkene zo moet worden opgevat dat de kantonrechter in zijn beslissing niet is ingegaan op al hetgeen door hem naar voren is gebracht, overweegt het hof dat op grond van artikel 13, tweede lid, van de Wahv de beslissing deugdelijk moet zijn gemotiveerd. Dit betekent echter niet dat altijd uitgebreid en expliciet op alle argumenten die in het beroepschrift en bij een zitting naar voren zijn gebracht, moet worden ingegaan. Wel moet de betrokkene uit de beslissing kunnen opmaken waarom de aangevoerde bezwaren geen doel treffen. Naar het oordeel van het hof kan de betrokkene uit de beslissing van de kantonrechter afleiden waarom zijn bezwaren geen doel treffen. Van een motiveringsgebrek is in zoverre daarom geen sprake.
5. De gemachtigde van de betrokkene voert verder aan dat ten tijde van het vaststellen van de gedraging ter plaatse een maximumsnelheid van 70 km per uur van kracht was, omdat hij kort daarvoor het verkeerbord A1 70 was gepasseerd. Het verkeersbord A1 50 dat eerder verderop aan de rechterzijde van de weg stond, was verdwenen ten gevolge van een ongeval dat kort voor het vaststellen van de gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft hierop een geheel eigen interpretatie van de regels met betrekking tot het plaatsen van verkeersborden op grond van de Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) gegeven. Hij heeft met betrekking het aan de linkerkant van de weg aanwezige verkeerbord A1 50 namelijk erop gewezen dat het op grond van die voorschriften heel goed mogelijk is om aan de linkerkant van de weg een dergelijk verkeersbord te plaatsen. De kantonrechter gaat dan wel eraan voorbij dat het uitgangspunt op grond van deze voorschriften is dat verkeersborden aan de rechterzijde van de weg worden geplaatst wanneer de aangegeven snelheid voor beide rijstroken geldt. Een wegbeheerder zal nimmer toestaan of gedogen dat (een wijziging van) de maximumsnelheid alleen wordt aangegeven door een verkeersbord dat aan de linkerzijde van de weg is geplaatst. De kantonrechter spreekt zich overigens tegen door te overwegen dat het ook mogelijk is een verkeersbord A1 aan de linkerzijde van de weg te plaatsen. Het gebruik van het woord ‘ook’ veronderstelt dat er aan de rechterzijde van de weg eveneens een dergelijk bord aanwezig is. De gemachtigde wijst daarnaast er nog op dat uit de voorschriften BABW volgt dat een bord aan de linkerzijde van de weg, terwijl er rechts geen bord aanwezig is, alleen geldt voor de linkerrijstrook van die weg.
6. Het hof stelt vast dat niet wordt bestreden dat op de pleegdatum met het voertuig op de Prinses Beatrixlaan is gereden met een werkelijke gecorrigeerde snelheid van 62 km per uur, maar dat de vraag aan de orde is welke maximumsnelheid ten tijde van de gedraging ter plaatse van kracht was.
7. Uit de stukken in het dossier blijkt dat ter plaatse de maximumsnelheid door middel van A1-bebording van 70 km per uur naar 50 km per uur wordt teruggebracht en dat het betreffende verkeersbord A1 50 aan de rechterzijde van de weg ten tijde van het vaststellen van de gedraging ten gevolge van een ongeval niet aanwezig was. Dit betekent echter niet dat het aan de linkerzijde van de rijbaan aanwezige verkeersbord A1 alleen van toepassing is op weggebruikers die op de linkerrijstrook rijden. Het betreffende bord A1 heeft betrekking op alle rijstroken van de rijbaan. In artikel 65, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is een aantal verkeersborden opgesomd die slechts gelden voor de zijde van de weg waar zij zijn geplaatst. Het bord A1 maakt van die opsomming geen deel uit. Dit betekent dat op grond van het aan de linkerzijde van de rijbaan aanwezige bord A1 50 ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km per uur van kracht is. Het hof merkt daarbij op dat het daarnaast vaste rechtspraak is dat de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens zich slechts richten tot de wegbeheerder en dat een individuele weggebruiker daaraan geen rechten kan ontlenen.
8. Een verkeersdeelnemer dient te allen tijde en onder alle omstandigheden oplettend te zijn en acht te slaan op verkeerstekens, waaronder verkeersborden, en zich te conformeren aan aangegeven ge- en verboden. Gesteld noch gebleken is dat de gemachtigde het aan de linkerzijde van de rijbaan aanwezige verkeersbord A1 niet heeft kunnen zien. Als de bestuurder van het voertuig van de betrokkene het verkeersbord in kwestie heeft gemist, dienen de gevolgen daarvan dan ook voor zijn rekening te komen. De gedraging kan worden vastgesteld. De aangevoerde gronden falen.
9. Gelet op hetgeen onder 7 is overwogen zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen met verbetering van gronden.
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.