Team Handelsrecht
zaaknummer 200.332.076/01
arrest van 16 april 2024
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.V.M. van den Hoven te Breda (onttrokken),
tegen
Aquaviro B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.P.M.A.H. Coppens-Roks te Bergen op Zoom,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 31 oktober 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, onder zaaknummer 10084390 \ CV EXPL 22-2666 gewezen vonnis van 24 mei 2023.
5.1.In het tussenarrest van 31 oktober 2023 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast op 11 januari 2024. Deze mondelinge behandeling is niet gehouden omdat de advocaat van appellant zich heeft onttrokken.
5.2.De zaak is op 16 januari 2024 vervolgens naar de rol van 23 januari 2024 verwezen voor het stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger appellant. Hierbij is aangegeven dat, indien zich geen nieuwe procesvertegenwoordiger stelt, twee weken uitstel wordt verleend voor deze proceshandeling en het nemen van de memorie van grieven (ambtshalve peremptoir).
5.3.Op de rol van 6 februari 2024 heeft zich geen nieuwe procesvertegenwoordiger gesteld en zijn de grieven niet genomen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen van 20 februari 2024 voor het wederom stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger en het nemen van de memorie van grieven. Hierbij is tevens aangegeven dat het een laatste termijn betreft.
5.4.Op de rol van 20 februari 2024 heeft zich geen nieuwe procesvertegenwoordiger gesteld en zijn de grieven niet genomen. De rolraadsheer heeft vastgesteld dat het recht van appellant om de memorie van grieven te nemen is vervallen, omdat die proceshandeling niet binnen de daarvoor gestelde termijn is verricht en daarvoor geen nader uitstel is verkregen. De rolraadsheer heeft van dat feit aan de wederpartij akte van niet-dienen verleend.
5.5.Geïntimeerde heeft vervolgens op de rol van 5 maart 2024 bij H10-formulier het hof verzocht arrest te wijzen.
6.1.Nu appellant tegen het vonnis waarvan beroep geen grieven heeft aangevoerd, kan hij in het hoger beroep niet worden ontvangen. Hij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
6.2.Als de in het ongelijk gestelde partij zal appellant worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 2.135,-- aan griffierecht en op € 607,-- aan salaris advocaat (1/2 punt liquidatietarief II);
verklaart de kostenveroordeling in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 april 2024.
griffier rolraadsheer