ECLI:NL:HR:2025:513
Vervolgingsuitlevering opgeëiste persoon (Albanese en Griekse nationaliteit) naar Albanië t.z.v. voorgenomen moord in 2019 in Albanië. Genoegzaamheid van stukken, art. 18.3.b Uitleveringswet en art. 12.2.b EUV. Verzoek tot inwinnen van nadere informatie bij verzoekende staat over plaats waar opgeëiste persoon de hem verweten feiten heeft begaan.
HR: art. 81.1 RO.
Hoge Raad 8 April 2025
ECLI:NL:HR:2025:513
text/xml
public
2025-04-08T16:45:19
2025-04-03
Raad voor de Rechtspraak
nl
Hoge Raad
2025-04-08
24/02921
Uitspraak
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2025:278
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:513
text/html
public
2025-04-08T16:43:06
2025-04-08
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:HR:2025:513 Hoge Raad , 08-04-2025 / 24/02921
Vervolgingsuitlevering opgeëiste persoon (Albanese en Griekse nationaliteit) naar Albanië t.z.v. voorgenomen moord in 2019 in Albanië. Genoegzaamheid van stukken, art. 18.3.b Uitleveringswet en art. 12.2.b EUV. Verzoek tot inwinnen van nadere informatie bij verzoekende staat over plaats waar opgeëiste persoon de hem verweten feiten heeft begaan.
HR: art. 81.1 RO.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 24/02921 U
Datum 8 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 juli 2024, nummer UTL-I-2023047456, op verzoek van de Republiek Albanië tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de opgeëiste persoon.
1Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft de advocaat W.R. Jonk bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2025.