HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 24/00277
Datum 17 januari 2025
ARREST
In de zaak van
EYE CATCHERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: Eye Catchers,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
Pieter Guillaume GILHUIS, in de hoedanigheid van curator in het faillissement van SCHEFFERDRUKKERIJ B.V.,
kantoorhoudende te Dordrecht,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de curator,
advocaat: P.A. Fruytier.
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/15/303700 / HA ZA 20-361 van de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2020, 4 augustus 2021 en 24 november 2021;
b. het arrest in de zaak 200.308.599/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 oktober 2023.
Eye Catchers heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De curator heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de curator toegelicht door zijn advocaat en mede door J.P. Jas.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Eye Catchers heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Eye Catchers in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Eye Catchers deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 17 januari 2025.