Vonnis van 6 oktober 2021
Behorend bij A.R. no. AUA201903354
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[EISER],
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het inleidend verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek tevens houdende een wijziging van eis, met producties;
-de conclusie van dupliek.
1.2Vonnis is met welgemeende excuses voor alle vertraging nader bepaald op heden.
2.1Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2Partijen hebben uit hoofde van een affectieve relatie geruime tijd samengeleefd. Gedurende die tijd heeft [eiser] in begin maart 2016 een nieuwe gele auto gekocht van het merk [merk] type [model] met als bouwjaar 2014 en met als motornummer [motornummer] (hierna: de auto).
2.3Ten behoeve van de koop van de auto is [eiser] een autolening aangegaan bij de RBC Royal Bank (hierna: de Bank, en: de lening) waarbij die bank de fiduciaire eigendom van de auto heeft verkregen.
2.4In juli 2017 is de affectieve relatie tussen partijen tot einde gekomen en heeft [eiser] de woning waar partijen samenwoonden verlaten.
2.5Het als productie 1 bij de conclusie van antwoord door [gedaagde] overgelegde door de politie opgemaakte mutatierapport - waarin met [gedaagde] wordt bedoeld [gedaagde], met “Rapp” rapporteur en met “de patr”: de patrouille - vermeldt onder meer het volgende (met onderstreping door GEA):
“(…).
Datum Gebeurtenis: 02/10/2018
De man genaamd [eiser] kwam bij de wacht. Hij verklaarde dat zijn ex-partner genaamd [gedaagde] (…) zijn auto sinds een maand in haar bezit heeft. Het betreft een [merk] [model], [kleur] van kleur en voorzien van het kenteken [kentekennummer]. [Eiser] wenste geen aangifte tegen [gedaagde] te doen, maar zijn auto terug te krijgen. Rapp had de zeker [gedaagde] gebeld, maar haar telefoon was uitgeschakeld. [Eiser] verklaarde dat [gedaagde] in de omgeving van voormalige [plaats] woont. [Eiser] werd verwezen om naar de woning van [gedaagde] te gaan en indien de auto daar is om de Politie op te bellen en de adres op te geven
Ging de patr naar [adres] voor een bemiddeling over de auto [kentekennummer]. Ter pl werd de patr door de bewoonster [gedaagde] aangesproken en wenste binnen in huis te spreken. De patr heeft aan haar uitgelegd om weke reden de patr was gekomen. [Gedaagde] wenste te verklaren in bijstand van haar ex man [eiser]. [Gedaagde] verklaarde dat zij in het verleden een [model] had die die veel problemen gaf. [Eiser] besloot toen mondeling om aan [gedaagde] een nieuwe auto te geven. [Eiser] zei met zijn eigen woorden “mita dunabo e auto aki pabo hiba bo yiu nan scol y pa hiba mi trabou.” “tambe cubo lo mester sinjami core e auto”. De part heeft aan [Eiser] gevraagd of dat zo was en daar op antwoorde [eiser] dat het klopt . [Gedaagde] verklaarde verder dat zij tegen [eiser] had verteld bereid was aan hem iedere maand 350,- floriens te geven voor de auto. [Eiser] vertelde dat het klopt. De part heeft aan [eiser] gevraagd wat hij nu wenste en [eiser] antwoorde laat haar maar met de auto, maar ik ga niets meer betalen voor de auto. De patr heeft [eiser] nogmaals gevraagd of hij dat wilt en hij zei ja ik laat haar met de auto. De patr heeft aan [eiser] toen verteld dat hij de papieren op de naam van [gedaagde] moet zetten waarbij [gedaagde] de verantwoordelijkheid moet nemen voor de auto. [Eiser] toonde begrip. Verder verklaarde [gedaagde] dat zij de auto op dit moment niet kan rijden omdat het geen geldige verzekering heeft. [Eiser] verklaarde dat hij niet meer zal betalen voor de auto.
(…).”.
3.1 [Eiser] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [Gedaagde] beveelt de auto in goede staat af te geven “benevens de bij de auto behorende sleutels, kentekenbewijzen en papieren”;
b. [Gedaagde] beveelt dat zij haar medewerking moet verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de auto althans bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van alle door [gedaagde] te verrichten rechtshandelingen om die wijziging te bewerkstelligen;
c. bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag of deel daarvan dat zij het hiervoor onder a. bedoelde bevel niet opvolgt;
d. [Gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen ten titel van vergoeding voor het gebruik van de auto Afl. 6.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf juli 2017 en met Afl. 250,-- voor iedere maand dat [gedaagde] de auto vanaf 21 augustus 2019 niet heeft afgegeven of niet afgeeft aan [eiser];
e. [Gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2 [Gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiser] verzochte, kosten rechtens.
3.3Voorzover van belang voor de uitkomst van deze procedure worden de stellingen van partijen hierna besproken.
4.1De in dit geschil te beantwoorden vraag is wie van partijen gerechtigd is tot (het gebruik van) de auto. Daarbij wordt vooropgesteld dat zolang de lening niet volledig is terugbetaald aan de Bank, [eiser] noch [gedaagde] eigenaar is van die auto omdat [eiser] de eigendom daarvan ten behoeve van het verkrijgen van de lening fiduciair heeft overgedragen aan de Bank. Die overdracht brengt immers met zich dat [eiser] zo lang de lening niet is afbetaald beschikkingsonbevoegd is de auto al dan niet bij wijze van schenking over te dragen aan [gedaagde], terwijl is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] als mogelijke verkrijger van de auto wordt beschermd door het eerste lid van artikel 3:86 BW.
4.2Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit het hiervoor onder 2.5 geciteerd weergegeven deel van het aldaar vermelde mutatierapport van de politie, ter zake waarvan het Gerecht geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de juistheid van het door de politie gerelateerde, dat [eiser] al gedurende de relatie tussen partijen en anders wel nadien in bijzijn van de politie met [gedaagde] is overeengekomen dat met uitsluiting van [eiser] alleen [gedaagde] gebruiksgerechtigd is tot de auto zolang de fiduciaire eigendom daarvan nog toekomt aan de Bank en dat [gedaagde] de auto in eigendom verkrijgt zodra de lening door haar en/of door [eiser] geheel is terugbetaald aan de Bank. Het verweer van [eiser] dat hij onder druk van de politie heeft verklaard met betrekking tot de auto hetgeen hij heeft verklaard mist voldoende feitelijke grondslag en wordt daarom gepasseerd. Gesteld noch is gebleken met name op welke wijze precies en door wie precies de beweerdelijke druk op [eiser] zou zijn gezet, hetgeen temeer klemt omdat uit de in het mutatierapport omschreven gang van zaken geenszins (bemiddelings)druk van de zijde van de politie op [eiser] blijkt. Hetgeen [eiser] onder randnummer 13. van zijn conclusie van repliek aanvoert met betrekking tot hetgeen de politie tijdens de bemiddeling heeft gezegd, is gezegd door de politie nadat [eiser] had verklaard dat [gedaagde] wat hem betreft met de auto kon blijven en waarvan [eiser] beaamde dat hij die hij eerder al (ten tijde van de relatie van partijen) aan [gedaagde] had gegeven, en kan dus geen druk opleveren met betrekking tot voormelde verklaringen van [eiser].
4.3Op grond van bedoelde verklaringen van [eiser] ging [gedaagde] er vanuit en mocht zij op grond van het bepaalde in artikel 3:35 BWn
Artikel 3:35 BW luidt als volgt: “Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.”.
4.4Al het vorenstaande brengt mee dat [eiser] recht nog titel (meer) heeft met betrekking tot de auto, en dat alle vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld door [eiser] die een ander oordeel kunnen dragen.
4.5 [Eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).
Het Gerecht:
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 6 oktober 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA201903354
Inhoudsindicatie: Civiel, wilsontbreken, beschikkingsonbevoegd.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: