Vonnis van 6 maart 2024
Behorend bij A.R. nr. AUA202200401
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VERSTEKVONNIS
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[Naam VBA],
gevestigd te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [VBA],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende in Italië, te [adres], [plaats],
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.
1.1Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolzitting van 15 juni 2022, waarbij gedaagde niet verschenen is,
- het tussenvonnis van 19 oktober 2022,
- de akte met producties zijdens eiseres, ingediend op 9 november 2022.
1.2Vonnis is bepaald op heden.
Bij voormeld tussenvonnis is de beschikking van 25 februari 2022 tot oproeping van
gedaagde nietig verklaard en de verdere behandeling van de zaak aangehouden totdat:
door middel van de griffier informatie is verkregen hoe door de directeur van de DJWZ is voldaan aan het voorschrift, dat zoveel mogelijk ervoor zorg is gedragen dat het stuk de belanghebbende ten spoedigste bereikt;
is voldaan aan het voorschrift van artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag.
2.2Uit de akte zijdens eiseres van 19 oktober 2022 blijkt dat de gedaagde in persoon, de in overweging 2.1 genoemde stukken, op 24 maart 2022 heeft ontvangen. Hiermee is vast komen te staan dat aan de voorschriften van het Haags Betekeningsverdrag is voldaan, zodat tegen de, behoorlijk opgeroepen doch niet op de rolzitting van 15 juni 2022 verschenen, gedaagde verstek kan worden verleend.
Internationale rechtsmacht
3.1Aangezien gedaagde te Italië woonachtig is, staat het gerecht ook voor de vraag of het internationale rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het verzoek. Deze vraag dient ambtshalve te worden beoordeeld (HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1077).
3.2Het gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
3.3Aruba is sinds 30 juni 1986 partij bij het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verdrag). Italië, waar gedaagde haar woonplaats heeft, is sinds 1 februari 1973 eveneens partij bij dit verdrag.
3.4Niettegenstaande de omstandigheid dat het EEX-Verdrag voor de landen van de Europese Unie haar werking goeddeels heeft verloren door de inwerkingtreding van de Verordening EG 44/2001 (de EG-executieverordening) behoudt het verdrag werking tussen Aruba en de landen van de Europese Unie waarvoor het verdrag op 1 maart 2002 gold.
3.5In de tussen wijlen [naam overleden persoon] (hierna te noemen: [overleden]) en [VBA] afgesloten overeenkomst (‘Share Purchase Agreement’) is een forumkeuzebeding opgenomen, dat - voor zover van belang - luidt: “[…] the parties hereby attorn to the jurisdiction, but not the exclusive jurisdiction, of the Supreme Court of Aruba”. De vraag aan welke geldigheidsvereisten een dergelijk beding moet voldoen, wordt niet verwezen naar enig bij de overeenkomst betrokken rechtsstelsel, maar rechtstreeks door artikel 17 van het EEX-Verdrag zelf beantwoord. Dit artikel vereist dat een forumkeuzebeding schriftelijk geschiedt, wat hier het geval is, zodat het gerecht bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van de eiseres.
3.6Het gerecht overweegt overigens – wellicht ten overvloede – het volgende. Artikel 5 van het EEX-Verdrag kent, vergelijkbaar met artikel 21 van de Brussel I bis-verordening, de regel dat een verweerder kan worden opgeroepen voor de rechter van de plaats waar de verbintenis uit overeenkomst is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd (‘forum solutionis’). Het gerecht is ook bevoegd op basis van het voorgaande, aangezien de verbintenis die voortvloeit uit de overeenkomst, waarvan de niet-nakoming wordt aangevoerd ter rechtvaardiging van de rechtsvordering, in Aruba moet worden uitgevoerd.
4.1Eiseres vordert - naar het gerecht begrijpt - van gedaagde, als echtgenote van wijlen [overleden], nakoming van de verplichtingen uit de tussen hem en eiseres gesloten Share Purchase Agreement van 4 augustus 2020 en vordert van gedaagde betaling van de bedongen 'non-refundable deposit' van $300.000,-
4.2Eiseres voert daartoe aan dat gedaagde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gehuwd was met [overleden], die de door eiseres bedongen “non-refundable deposit” nooit heeft betaald. Eiseres stelt dat gedaagde op de hoogte was van de Share Purchase Agreement, omdat zij als echtgenote ter uitvoering van deze overeenkomst het Personalia Formulier van de notaris heeft mede-ingevuld en op 23 september 2020 heeft ondertekend. Ten gevolge van het overlijden van [overleden] is gedaagde in haar hoedanigheid van weduwe en rechtopvolgster van [overleden] gehouden het gevorderde bedrag te betalen.
4.3De vordering van eiseres zal hierna beoordeeld worden aan de hand van het Arubaanse recht. In de tussen [overleden] en [VBA] gesloten Share Purchase Agreement is immers een daartoe strekkende rechtskeuze gemaakt, dat - voor zover van belang - luidt: “This Agreement shall be governed by and construed In accordance with the laws of Aruba […]”. Gesteld, noch gebleken is dat enige regel van het internationaal privaatrecht zich tegen dit beding verzet.
4.4Anders dan eiseres meent, brengt de wetenschap van gedaagde van de 'Share Purchase Agreement' noch het gegeven dat zij – ter uitvoering van genoemde overeenkomst – het personaliaformulier bij de notaris mede heeft ingevuld, niet mee dat van gedaagde rechtstreeks – als mede-schuldenaar - nakoming kan worden gevorderd. Immers artikel 1:88 van het Burgerlijk wetboek brengt mee dat [overleden] toestemming behoeft van zijn echtgenote nu het bij de Share Purchase Agreement ook gaat om een “non-refundable deposit”, te weten een zekerheidstelling als bedoeld in lid 1 onder c van dit artikel
4.5Gesteld noch voldoende gebleken is dat gedaagde in haar hoedanigheid als weduwe in deze rechtsopvolger is geworden van [overleden]. Dat beiden geen kinderen hebben is daarvoor niet redengevend.
4.6Aldus komt de vordering van eiseres ongegrond en onrechtmatig voor en zal daarom worden afgewezen.
De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 6 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.