in het geding tussen:
wonend in Curaçao,
eiseres,
procederend in persoon,
en
verweerster,
gemachtigden: mrs. A.K.E. Henriquez en O.E. Kostrzewski, beiden advocaat.
Bij e-mailbericht van 26 oktober 2021 heeft eiseres, voor zover hier van belang, UoC erop gewezen dat haar salaris over de maand oktober 2021 nog niet was uitbetaald en UoC gesommeerd om tot uitbetaling daarvan over te gaan.
Bij brief van 26 oktober 2021 heeft UoC aan eiseres meegedeeld dat de uitbetaling van haar salaris is stopgezet, kort gezegd, omdat eiseres geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van haar leidinggevende om voor werkoverdracht te zorgen in verband met de voortgang van het afstudeertraject van studenten (de bestreden brief).
Eiseres heeft daartegen beroep (genummerd CUR202103902) ingesteld en het Gerecht verzocht om een voorlopige voorziening (genummerd CUR202104006) te treffen strekkende tot uitbetaling van haar salaris (het verzoek).
UoC heeft producties ingediend.
De openbare behandeling van het beroep en het verzoek heeft ter zitting van het Gerecht op 24 januari 2022 plaatsgevonden. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar ouders. Namens UoC zijn haar gemachtigden verschenen, die zijn vergezeld door mr. F.A.N.J. Goudappel, decaan bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van UoC.
Ter zitting heeft eiseres het verzoek ingetrokken.
Feiten
1. Op grond van een door eiseres en, namens UoC, de rector magnificus van UoC (RM) ondertekende arbeidsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat eiseres met ingang van 1 juli 2018 voor de duur van een jaar werkzaam zou zijn voor UoC als wetenschappelijk medewerker. Bij door eiseres en de RM in mei 2019 ondertekende arbeidsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat eiseres ingaande 1 juli 2019 voor onbepaalde tijd in dienst treedt bij UoC. Eiseres heeft bij brief van 30 september 2021 haar dienstverband met UoC opgezegd met ingang van 1 december 2021. Bij brief van 26 oktober 2021 heeft UoC de ontvangst van die opzeggingsbrief bevestigd en, voor zover hier van belang, eiseres verzocht om de laptop en ander materiaal van UoC af te geven aan haar leidinggevende en te zorgen voor overdracht van haar werkzaamheden. Bij besluit van 26 oktober 2021 heeft de RM eiseres ontslag verleend met ingang van de door eiseres verzochte datum. In een tweede brief van 26 oktober 2021, de bestreden brief, heeft UoC eiseres gewezen op het feit dat zij heeft nagelaten om voor een goede werkoverdracht te zorgen en afspraken na te komen.
Bevoegdheid bestuursrechter
2. Aan de orde is allereerst de vraag of de bestuursrechter bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Daartoe overweegt het Gerecht het volgende.
2.1.Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Lar is een beschikking een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Op grond van artikel 15 van de Landsverordening University of Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez (Lv. UoC) geldt, voor zover hier van belang, dat de RM, na overleg met de decaan, de wetenschappelijk medewerkers benoemt.
Op grond van artikel 18 wordt de rechtspositie van, voor zover hier van belang, de wetenschappelijk medewerkers bij hun benoemingsbesluit geregeld. Daarbij kunnen regelingen, vastgesteld voor landsdienaren, geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.
2.3.Uit het voorgaande volgt dat op grond van de Lv. UoC wetenschappelijk medewerkers op grond van een benoemingsbesluit door de RM worden benoemd in hun functie. Tussen partijen is niet in geschil dat een dergelijk benoemingsbesluit ontbreekt in het geval van eiseres. Anders dan UoC stelt, kan de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst niet als een dergelijk besluit worden aangemerkt. Immers, een dergelijk besluit komt tot stand wanneer de RM de hem op grond van de Lv. UoC toegekende publiekrechtelijke bevoegdheid tot aanstelling van wetenschappelijk medewerkers toepast. Hierbij is sprake van een eenzijdige rechtshandeling, die niet gelijk te stellen is met het door de RM als vertegenwoordiger van UoC sluiten van een arbeidsovereenkomst. Dat laatste is een wederkerige overeenkomst, dat wil zeggen een overeenkomst waaruit voor beide partijen rechten en plichten voortvloeien. Daarbij hebben partijen op voet van gelijkheid onderhandeld en hebben ze zelf bepaald wat ze met elkaar overeenkomen. UoC heeft daarbij dus als contractspartij gehandeld en niet als bestuursorgaan dat een publiekrechtelijke bevoegdheid toepast.
2.4.Doordat eiseres niet bij benoemingsbesluit is aangesteld in haar functie is de rechtsverhouding tussen partijen uitsluitend gebaseerd op de tussen hen geldende arbeidsovereenkomst. Al om die reden dient te worden geconcludeerd dat de bestreden brief geen beschikking in de zin van de Lar is en dat op de rechtsverhouding tussen partijen het arbeidsrecht van toepassing is. Het Gerecht is dan ook niet bevoegd om de bestreden brief te beoordelen.
Proceskosten
3. Het Gerecht ziet in de omstandigheid dat het voor eiseres niet duidelijk was welke rechter bevoegd is om de bestreden brief te beoordelen, aanleiding om UoC te veroordelen tot vergoeding aan eiseres van het door haar betaalde griffierecht. Het lag namelijk op de weg van UoC om als werkgeefster voor de nodige duidelijkheid te zorgen.
Het Gerecht:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep;
bepaalt dat UoC het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150,- aan haar dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2022, in aanwezigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.