Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: AUA202200427 – AUA2022H00070
Uitspraak: 28 maart 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR AANDELEN LA LINDA HOLDING,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: voorheen mr. D.C.A. Crouch, die zich van de zaak heeft onttrokken,
thans [bestuurster], bestuurster,
tegen
mr. J.M. DE CUBA q.q.,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de nalatenschap van wijlen [ERFLATER],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. W.J. Noordhuizen.
Partijen worden hierna de STAK en de curator genoemd.
1.1Bij op 11 april 2022 ingekomen akte van appel is de STAK in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 6 april 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
1.2Bij op 11 april 2022 ingekomen verzoekschrift heeft de STAK een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis ingediend. Bij vonnis van 12 mei 2022 heeft het Hof deze vordering afgewezen.
1.3Bij op 28 april 2022 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft de STAK zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vordering van de curator alsnog zal afwijzen, met veroordeling van de curator – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties.
1.4Bij op 3 juni 2022 ingekomen memorie van antwoord heeft de curator de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van de STAK – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep, met nakosten en rente.
1.5Op 15 november 2022 heeft de gemachtigde van de curator een pleitnota ingediend.
1.6Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.
2.1Het Hof gaat uit van het volgende.
2.1.1In 2011 is de STAK opgericht. Zij beheerde de aandelen in het kapitaal van La Linda Holding VBA (hierna: La Linda Holding) en heeft daar certificaten van uitgegeven. Art. 8 lid 4 van haar statuten bepaalt dat certificaten slechts tegen afgifte van aandelen kunnen worden ingetrokken dan wel ingeleverd.
Op 7 februari 2021 is [erflater] overleden (hierna: de erflater).
Tot zijn nalatenschap behoorden alle door de STAK uitgegeven certificaten.
2.1.3Bij uitspraak van 24 mei 2021 heeft het Gerecht (op de voet van art. 190 (oud) Faillissementsverordening) de boedel van de erflater in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator als zodanig. De wettelijke mogelijkheid om een boedel van een erflater in staat van faillissement te verklaren, is met ingang van 1 september 2021 vervallen (art. XXXIII Aanpassingsverordening aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba, AB 2021 no. 43, inw.tr. AB 2021 no. 90). Het op 24 mei 2021 uitgesproken faillissement heeft zijn rechtsgevolgen behouden op de voet van art. 90 Landsverordening overgangsbepalingen Nieuw BWA (ingevoerd bij art. XXX Aanpassingsverordening aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba, AB 2021 no. 43).
2.1.4Bij brief van 2 februari 2022 aan de STAK heeft de curator de beheerrelatie die ten grondslag lag aan de certificering van de aandelen opgezegd en de STAK verzocht mee te werken aan decertificering van de aandelen. De STAK heeft dat geweigerd.
2.1.5Ten tijde van het bestreden vonnis hield La Linda Holding de aandelen in twee vennootschappen, die onroerende zaken in Oranjestad, Aruba in eigendom hadden.
2.2In dit kort geding heeft het Gerecht op vordering van de curator, verkort weergegeven, de STAK bevolen om een akte tot decertificering van de aandelen te ondertekenen, bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats zou treden van de akte. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hiertegen komt de STAK in hoger beroep op.
2.3De dicta van het bestreden vonnis maken dat vonnis niet tot een declaratoir vonnis. Het is mogelijk dat dergelijke dicta in kort geding worden uitgesproken. Indien de dicta onomkeerbare gevolgen hebben gehad, staat dat er niet aan in de weg dat het Gerecht bevoegd was deze dicta in kort geding te geven.
2.4De overwegingen van het Gerecht vielen binnen de rechtsstrijd van partijen in eerste aanleg en vallen in elk geval binnen de rechtsstrijd van partijen in hoger beroep. De beslissing was dan ook geen verrassingsbeslissing.
2.5Op de door het Gerecht gebruikte gronden was en is het belang van de curator bij toewijzing van zijn vorderingen voldoende spoedeisend om in kort geding te kunnen worden toegewezen. Decertificering van de aandelen is een logische stap op weg naar vereffening van de boedel.
2.6De door de curator gestelde feiten konden en kunnen de vordering in kort geding dragen en waren en zijn voldoende aannemelijk voor toewijzing van de vordering in kort geding.
2.7In het midden kan blijven of de STAK onrechtmatig heeft gehandeld door te weigeren mee te werken aan decertificering. Volstaan kan worden met de overweging dat in kort geding voldoende aannemelijk was en is dat de STAK de rechtsplicht had en heeft om aan decertificering mee te werken en dat een belangenafweging niet tot afwijzing van de vordering leidt. Op de door het Gerecht gebruikte gronden was en is dat het geval. Er zijn geen rechtens te respecteren belangen gesteld of gebleken die zich ertegen verzetten dat de STAK de verlangde medewerking verleent.
2.8Het hoger beroep faalt. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. De STAK zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt de STAK in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de curator gevallen en tot op heden begroot op NAf 226,- aan verschotten en NAf 6.000,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met nakosten en met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de dag van uitspraak van dit vonnis tot aan de dag van de voldoening;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 28 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.