Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:OGHACMB:2024:139

31 July 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024

Registratienummers: CUR201903178 – CUR2022H00197

Uitspraak: 30 juli 2024

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

V O N N I S

in de zaak van:

de rechtspersoon naar buitenlands recht

HUNTINGTON INGALLS INCORPORATED,

gevestigd te Newport News, Virginia, Verenigde Staten van Amerika,

in eerste aanleg eiseres, thans appellante,

gemachtigde: mr. A. Bach Kolling,

tegen

de besloten vennootschap

REFINERIA ISLA CURAÇAO B.V.,

gevestigd in Curaçao,

in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,

gemachtigde: mr. C.A. Peterson.

Partijen worden hierna Huntington en Isla genoemd.

Het verloop van de procedure

1.1Bij op 24 juli 2022 ingekomen akte van appel is Huntington in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 20 juni 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).

1.2Bij op 2 september 2022 ingekomen memorie van grieven, met een productie, heeft Huntington één grief tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Isla, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in beide instanties.

1.3Bij op 23 november 2022 ingekomen memorie van antwoord, met een productie, heeft Isla de grief bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Huntington, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in beide instanties, met nakosten.

1.4Op 6 juni 2023 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend. Aan de zijde van Huntington zijn daarbij producties in het geding gebracht.

1.5Bij akte van 6 juni 2023 heeft Isla zich uitgelaten over de producties van Huntington. Bij akte van 29 augustus 2023 heeft Huntington zich nader uitgelaten.

1.6Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

De beoordeling

2.1Op 19 februari 2018 heeft een scheidsgerecht een arbitraal vonnis gewezen tussen Huntington en de Bolivariaanse Republiek Venezuela. Huntington begroot het ingevolge het arbitraal vonnis aan haar te betalen bedrag op USD 174 miljoen.

2.2Bij exploot van 19 april 2019 heeft de deurwaarder (met verlof van het Gerecht) op verzoek van Huntington ten laste van de Bolivariaanse Republiek Venezuela conservatoir derdenbeslag op “alle olie die eigendom is van Venezuela” zoals nader omschreven in het exploot.

2.3Bij “verklaringen derdenbeslag” van 17 mei 2019 en 26 juli 2019 heeft Isla onder meer verklaard:

Refineria Isla Curaçao B.V. heeft geen olie onder zich op de Isla raffinaderij en de Bullenbaai Terminal te Curaçao die eigendom zijn van de Bolivariaanse Republiek Venezuela.

2.4In een brief van 2 augustus 2019 aan Isla heeft een advocaat namens Huntington onder meer geschreven:

I hereby strongly urge you to amend your original third-party declaration (…) to reflect that all oil located in Curacao belongs to Venezuela and is therefore subject to the attachement of Huntington or to explain with proper reasoning why that is not the case.

2.5Volgens Huntington rust het beslag onder meer op 199.882 plus 3.420 vaten, elk bevattende 42 gallons ruwe olie.

2.6De eis van Huntington in hoger beroep luidt:

ISLA te bevelen op grond van artikel 477a lid 2 Rv om een aangepaste gerechtelijke derdenverklaring af te geven en tot betaling of afgifte aan de bewaarder of Huntington van hetgeen volgens de vaststelling van uw Hof aan Huntington toekomt, met inachtneming van hetgeen door Huntington in deze Memorie van Grieven is aangevoerd.

2.7De griffier stelt zich op het standpunt dat Huntington een direct geldelijk belang bij haar eis heeft dat kan worden gewaardeerd op een zo hoog bedrag dat het griffierecht op NAf 15.000,- moet worden getaxeerd. Er is reeds NAf 900,- geheven en betaald. Er dient dus NAf 14.100,- te worden nageheven. Huntington zal in de gelegenheid worden gesteld binnen zes weken na heden, dus uiterlijk op 10 september 2024, het nageheven bedrag te betalen.

2.8Het Hof is ambtshalve bekend met HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:583, gewezen tussen Huntington en Bonaire Petroleum Corporation N.V. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het in die zaak, zaaknummers BON201900558 - BON2021H00034, gewezen vonnis van dit Hof van 8 november 2022 vernietigd en de zaak teruggewezen ter verdere behandeling en beslissing. Die zaak is vergelijkbaar met deze zaak, maar speelt op Bonaire. Het Hof is voornemens zowel in die zaak als in deze zaak een mondelinge behandeling te gelasten, en wel op dezelfde dag, beide zaken in Curaçao en ten overstaan van dezelfde rechters. Dat komt het Hof doelmatig voor. Partijen wordt verzocht zich daarover bij akte uit te laten.

2.9Het Hof zal de zaak naar de rol van 17 september 2024 verwijzen voor gelijktijdige akten aan beiden zijden, ambtshalve P3, voor uitlating als hiervoor onder 2.8 bedoeld. Aan de akte van Huntington dient bewijs van tijdige betaling van het nageheven bedrag te worden gehecht. Er zal geen gelegenheid worden geboden voor antwoordakten.

B E S L I S S I N G

Het Hof:

verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 17 september 2024 voor gelijktijdige akten aan beiden zijden, ambtshalve P3, zonder dat gelegenheid zal worden geboden voor antwoordakten;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 30 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.

Artikel delen