Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2019:4676

2 July 2019

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 18/6398

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. J.S. Dobosz),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 22 oktober 2018 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 14 september 2018 (het bestreden besluit).

Bij brief van 27 februari 2019 heeft mr. J.S. Dobosz, advocaat te Zoetermeer, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.

Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.

2. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.

3. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep.

Beoordeling

4. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen. Eiseres heeft – onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 juni 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BM9776) – verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden en tevens meegedeeld dat eiseres recht heeft op vergoeding van de wettelijke rente (€4,72).

5. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair zijn vastgesteld op € 512,00 (1 punt voor het bezwaarschrift plus 1 punt voor het beroepschrift x factor 0,5 x € 512,00) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank merkt in dit verband op dat de wegingsfactor is gesteld op licht, nu het in deze zaak alleen ging om het achterwege blijven van een toegezegde proceskostenveroordeling en het niet betalen van de wettelijke rente.

6. De schade die eiseres heeft geleden door de vertraagde betaling is door verweerder berekend op € 4,72. Eiseres heeft de juistheid van dit bedrag niet betwist, zodat verweerder zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

7. Omdat eiseres het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiseres het griffierecht van € 46,00 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

  • veroordeelt verweerder tot een schadevergoeding van € 4,72 aan eiseres;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,00.

Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2019 door mr. H.G. Schoots, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga-Sanders, de griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Coll: M.P.O.

D: B

Artikel delen