Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2021:2648

25 mei 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 21/2319 (voorlopige voorziening) en AMS 20/1648 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres/verzoekster, hierna verzoekster

(gemachtigde: mr. F.R.G. Keijzer),

en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder, hierna de burgemeester

(gemachtigden: mrs. A. Klugkist en K.J. Paper).

Procesverloop

Met het besluit van 29 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft de burgemeester de woning van verzoekster op het adres [adres] , hierna de woning, met ingang van

5 september 2019 voor de duur van drie maanden gesloten.

Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hangende deze procedure heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Met de uitspraakn

AMS19/4607 (niet gepubliceerd).

van 9 september 2019 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen. Met het besluit van 8 november 2019 heeft de burgemeester de sluiting van de woning opgeheven.

Op 13 september 2019 heeft de verhuurder van de woning (Eigen Haard) de huurovereenkomst met verzoekster ontbonden. De kantonrechter heeft met het vonnisn

Zaaknummer: 8548633 CV EXPL 20-9544 (niet gepubliceerd).

van

4 december 2020 bepaald dat Eigen Haard de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Daarbij heeft de kantonrechter de vordering van Eigen Haard toegewezen om verzoekster uit haar woning te ontruimen binnen zes maanden na betekenis van het vonnis. Hiertegen heeft verzoekster hoger beroep ingesteld. Hierop is nog niet beslist.

Met het besluit van 20 april 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de bezwaren van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 18 mei 2021. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

Uit de bestuurlijke rapportage van 16 augustus 2019 blijkt het volgende. Op

12 juli 2019 is een plofkraak gepleegd op een pinautomaat in het Duitse Aken. Kort daarna zijn vijf verdachten van deze plofkraak aangehouden in het Limburgse Brunssum. Eén van deze verdachten was [zoon] (hierna: [zoon] ), de zoon van verzoekster. Op basis van de aanhoudingen zijn op diverse plaatsen in Nederland woningen doorzocht, waaronder de woning waar [zoon] verbleef en ingeschreven stond en waarvan verzoekster huurder en medebewoner is.

Bij de doorzoeking in het pand zijn in de berging van de woning diverse explosieve materialen aangetroffen die in verband worden gebracht met het voorbereiden van en uitvoeren van plofkraken waaronder: 45 gram HMTDn

Hexamethylene triperoxide diamine.

, 20 gram mengsel TATPn

Triacetontriperoxide.

en HMTD,

110 gram ammoniumnitraatn

Dient als katalysator voor het ontbranden van explosieve materialen.

, 105 gram analn

Ammoniumnitraat.

, een zakje met twee zelfgemaakte slagpijpjes, bestaande uit een squibn

Electrische lucifer.

en een rietje gevuld met springstof. Deze en andere materialen zijn bedoeld om een zogenaamde pizzaschijf te maken voor het plegen van plofkraken. Daarnaast zijn er bivakmutsen aangetroffen, een breekijzer, een hoofdlampje en grote tassen (voor het geld). Omringende woningen zijn na deze vondst door de politie ontruimd.

1.3In 2016 zijn er in de kelderbox van de woning ook materialen aangetroffen waarmee explosieven gefabriceerd kunnen worden. Daarbij was ook [zoon] betrokken. [zoon] is vanwege zijn aandeel in het plegen van plofkraken meerdere malen veroordeeld, laatstelijk tot een gevangenisstraf van vier jarenn

Volgens de verklaring van verzoekster.

.

2. Met het primaire besluit heeft verweerder de woning vanaf 5 september 2019 gesloten op grond voor drie maanden vanwege een ernstige verstoring van de openbare orde. De aangetroffen explosieve stoffen en materialen vormen namelijk een ernstig gevaar voor de openbare orde en veiligheid. De sluiting van de woning voorkomt dat de woning opnieuw zal worden gebruikt voor het opslaan en het vervaardigen van zeer zware explosieven en het voorbereiden en uitvoeren van plofkraken. Een sluiting creëert daarnaast rust voor omwonenden. Een onmiddellijk duurzaam herstel van de openbare orde weegt zwaarder dan de belangen van verzoekster.

3. In het bestreden besluit heeft de burgemeester het primaire besluit gehandhaafd.

Gronden verzoekster

4. Verzoekster wil de rechtmatigheid van de sluiting aanvechten omdat deze volgens haar doorwerkt in haar geschil met de verhuurder. Daarover loopt op dit moment nog een hoger beroep. Verzoekster heeft een groot belang om in de woning te kunnen blijven wonen. Zij heeft verschillende medische aandoeningen, is arbeidsongeschikt en ontvangt een WAO-uitkering. Verzoekster heeft geen plek om naar toe te gaan als zij wordt ontruimd. Zij had geen enkele wetenschap dat zich in haar berging explosieve materialen bevonden. Zij gebruikte deze berging niet zelf. Verder stelt zij dat de goederen die in de woning zijn aangetroffen op zichzelf geen veiligheids- en of gezondheidsrisico’s met zich brengen voor omwonenden. Er is ook geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er daadwerkelijk langdurig en met grote regelmaat sprake is geweest van overlast rondom de woning. De woning is in 2016 na de vondst van goederen waarmee explosieven gemaakt kunnen worden, niet gesloten. Toen is zij door de politie niet op de hoogte gesteld dat er explosieve materialen waren gevonden in de berging. [zoon] zit voorlopig vast en er is geen gevaar voor herhaling. Volgens verzoekster meet de burgemeester met twee maten. In de nabije omgeving van verzoekster heeft zich een schietincident voorgedaan. De woning waarin de dader woonde en waar wapens zijn aangetroffen, is niet gesloten.

Regelgeving

5. Voor de relevante wet- en regelgeving verwijst de voorzieningenrechter naar

bijlage bij deze uitspraak.

De voorzieningenrechter beslist ook op het beroep

6. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

Beoordeling voorzieningenrechter

7.1De burgemeester heeft de woning gesloten op grond van de artikelen 172, 174a en 175 van de Gemeentewet. Doel van de sluiting van de woning was om de openbare orde te herstellen, het risico op herhaling te voorkomen en om aan de buitenwereld het signaal te geven dat de openbare orde is hersteld.

7.2De voorzieningenrechter stelt voorop dat de gronden in beroep grotendeels overeenkomen met de gronden in bezwaar. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 9 september 2019n

Deze uitspraak is bijgevoegd.

een voorlopig rechtmatigheidsoordeel gegeven over het primaire besluit. In het bestreden besluit, waarin de burgemeester het primaire besluit handhaaft, vindt de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor een ander oordeel dan in de uitspraak is gegeven.

7.3De voorzieningenrechter volgt niet het betoog van verzoekster dat de openbare orde niet was verstoord door de vondst van de explosieve materialen in de woning of dat de vrees daarvoor in ieder geval al was weggenomen op het moment dat de politie de explosieven uit de berging had verwijderd. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder nog toegelicht dat op het moment van sluiting niet duidelijk was of [zoon] in voorlopige hechtenis zou blijven of niet. Er bestond op dat moment dus een gerechtvaardigde vrees dat òf [zoon] weer naar de woning terug zou kunnen terugkeren om gebruik te maken van de bergingsruimte óf dat zijn handlangers dat zouden kunnen doen. Dat uit observaties van de politie zou blijken dat voorafgaand aan de plofkraak geen bezoekers aan de woning zijn gesignaleerd en dat dit gevaar dus minimaal was, zoals verzoekster betoogt, betekent niet dat dit na de plofkraak anders zou kunnen zijn.

7.4De voorzieningenrechter erkent dat het toepassen van de sluitingsbevoegdheid door de burgemeester zeer ingrijpende gevolgen heeft voor verzoekster als gebruiker van de woning. Gelet hierop hanteert de burgemeester het uitgangspunt dat bij een ernstig gevaar voor de openbare orde in beginsel niet tot sluiting van een woning wordt overgegaan maar dat wordt volstaan met een waarschuwing. In ernstige gevallen mag hiervan echter worden afgeweken. En dat is hier aan de orde. De verzwarende omstandigheden liggen erin dat sprake is van recidive omdat de bewoner van de woning, [zoon] , eerder materialen in de berging heeft opgeslagen voor het fabriceren van explosieven en dat hij meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van plofkraken. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze omstandigheden (de vrees voor) een ernstig gevaar voor de openbare orde oplevert, die een sluiting van de woning rechtvaardigde. Verweerder heeft daarbij de persoonlijke belangen van verzoekster ondergeschikt mogen vinden aan die van het algemeen belang. De burgemeester heeft in een later stadium op basis van nieuwe informatie een andere afweging gemaakt van alle betrokken belangen en de sluiting van de woning weer opgeheven.

7.5Verzoekster betoogt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt omdat zij slachtoffer is van de criminele activiteiten van haar zoon. De vraag of verzoekster iets valt te verwijten, speelt geen rol bij de beoordeling of sprake is van een gevaar voor een verstoring van de openbare orde. Dat verzoekster stelt helemaal van niets te hebben geweten, volgt de voorzieningenrechter echter niet. [zoon] is immers meerdere malen veroordeeld voor het (mede) plegen van plofkraken. Niet aannemelijk is dat verzoekster dit niet wist. Begrijpelijk is dat verzoekster [zoon] in de woning liet verblijven maar van haar had wel verwacht mogen worden dat zij extra oplettend was geweest, gelet op [zoon] eerdere criminele activiteiten die ook betrekking hadden op de berging in de woning.

7.6Verzoekster betoogt dat verweerder met twee maten meet omdat na een schietincident in de buurt de woning waar de dader woonde en een wapen is aangetroffen niet is gesloten. Dat betoog volgt de voorzieningenrechter niet. Zoals verweerder op de zitting heeft toegelicht, gaat dit om een ander feitencomplex waar andere afwegingen worden gemaakt en daarom niet met de zaak van verzoekster te vergelijken is.

7.7Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de woning van terecht gesloten vanwege (de vrees voor) gevaar voor de openbare orde. Dat de sluiting ook gevolgen kan hebben voor het ontbinden van de huurovereenkomst van verzoekster leidt er niet toe dat over de rechtmatigheid van de sluiting anders wordt geoordeeld.

Conclusie

8.1Het beroep is ongegrond. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.

8.2Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

  • verklaart het beroep met zaaknummer AMS 20/1648 ongegrond;

  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer 21/2319 af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 26 mei 2021.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij is beslist op het beroep, binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open

Bijlage

Gemeentewet

In artikel 172 van de Gemeentewetstaat het volgende.

  1. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.

  2. De burgemeester is bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die

betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie.

3. De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees

voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.

4. De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan

laatstelijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid. De aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.

Artikel 174a van de Gemeentewet luidt als volgt.

1. De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk

lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.

2. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in

geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.

3. De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige

vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.

(…)

In artikel 175 van de Gemeentewet is het volgende bepaald.

1. In geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.

2. De burgemeester laat tot maatregelen van geweld niet overgaan dan na het doen van de nodige waarschuwing.

Artikel delen