Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2025:8259

De rechtbank komt in deze tussenuitspraak tot het oordeel dat er een gebrek kleeft aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw, omdat niet is voldaan aan de toepasselijke parkeernormen. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Om het gebrek te herstellen, moet het college m...

Rechtbank Amsterdam 1 December 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBAMS:2025:8259 text/xml public 2025-12-01T09:53:10 2025-11-03 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Amsterdam 2025-10-28 AMS 25/1358 Uitspraak Eerste aanleg - meervoudig Tussenuitspraak NL Amsterdam Bestuursrecht; Omgevingsrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2025:8259 text/html public 2025-12-01T09:52:59 2025-12-01 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBAMS:2025:8259 Rechtbank Amsterdam , 28-10-2025 / AMS 25/1358
De rechtbank komt in deze tussenuitspraak tot het oordeel dat er een gebrek kleeft aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw, omdat niet is voldaan aan de toepasselijke parkeernormen. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Om het gebrek te herstellen, moet het college motiveren op welke wijze aan de toepasselijke parkeernormen kan worden voldaan.
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 25/1358 T
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 28 oktober 2025 in de zaak tussen Bidfood B.V. te Ede , eiseres
(gemachtigden: mr. I.L. Haverkate en mr. J.M. Gerretsen),

en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Bouzahra).

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:

1. Marktkwartier C.V. te Amsterdam, vergunninghouder

(gemachtigde: mr. W.D. de Vos)

2. Exploitatiemaatschappij Wheere B.V. te Amsterdam

(gemachtigden: mr. A.R. Klijn en mr. R. Vlaskamp).

Partijen zullen hierna respectievelijk Bidfood, het college, Marktkwartier en Wheere worden genoemd.
Samenvatting
1. Deze tussenuitspraak gaat over de omgevingsvergunning die het college aan Marktkwartier heeft verleend. Bidfood is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze tussenuitspraak tot het oordeel dat er een gebrek kleeft aan het bestreden besluit omdat niet is voldaan aan de toepasselijke parkeernormen. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Om het gebrek te herstellen, moet het college motiveren op welke wijze aan de toepasselijke parkeernormen kan worden voldaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
2. Marktkwartier heeft een omgevingsvergunning aangevraagd. Het college heeft de omgevingsvergunning op 27 juni 2024 verleend. Met het bestreden besluit van 16 januari 2025 op het bezwaar van Bidfood heeft het college, onder aanvulling van de motivering over parkeren, de omgevingsvergunning gehandhaafd.
2.1.
Bidfood heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Marktkwartier heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en [naam 2] namens Bidfood, de gemachtigden van Bidfood, de gemachtigde van het college, vergezeld door mr. R. de Graaf (projectjurist), [naam 3] (projectmanager) en [naam 4] (projectmanager). Namens Marktkwartier waren aanwezig: [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en haar gemachtigde. Namens Wheere waren aanwezig: [naam 8] en haar gemachtigden.
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Marktkwartier heeft op 22 maart 2024 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van de nieuwbouw van een bedrijfsverzamelgebouw van [locatie 1] ( [locatie 1] ) fase 1 inclusief laadkuil tegenover de Centrale Markthal nabij [adres 1] in Amsterdam (het project).
3.1.
Bidfood is gevestigd op het [locatie 2] ( [locatie 2] ) en vreest voor haar positie binnen de herontwikkeling van het [locatie 2] . Daarom heeft zij bezwaar gemaakt tegen de hiervoor genoemde omgevingsvergunning.
3.2.
De ingediende aanvraag gaat over de omgevingsplanactiviteit met betrekking tot ‘bouwwerken’ en de bouwactiviteit ‘technisch bouwen’. Omdat de aanvraag is ingediend na 1 januari 2024, is de Omgevingswet van toepassing.
3.3.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet beschikt elke gemeente automatisch (van rechtswege) over een omgevingsplan met regels over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente. Ten tijde van het bestreden besluit bestond het omgevingsplan van de gemeente Amsterdam uit een tijdelijk deel, waarin onder meer alle bestemmingsplannen waren opgenomen die vóór 1 januari 2024 golden.
3.4.
Ter plaatse van het project geldt het bestemmingsplan ‘ [locatie 2] (2e herstelbesluit)’, vastgesteld op 1 juni 2016 en onherroepelijk geworden met ingang van 14 juli 2016 (hierna: het moederplan) en het bestemmingsplan ‘ [locatie 2] -1e uitwerking, vastgesteld op 3 oktober 2023 en onherroepelijk sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 maart 2025 (hierna: Up-1). Het moederplan en Up-1 maken vanaf 1 januari 2024 deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Het project is gelegen op gronden met de bestemming ‘Bedrijventerrein – uit te werken’ van het moederplan en ‘Bedrijventerrein-1’ van Up-1.
3.5.
Het moederplan voorziet in een integrale en gefaseerde herontwikkeling van het verouderde bedrijventerrein [locatie 2] naar een gerevitaliseerd bedrijventerrein aan de noordzijde ( [adres 2] ), de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk aan de zuidzijde ( [adres 1] ) en de herontwikkeling en renovatie van de op het terrein aanwezige monumentale centrale markthal. De herontwikkeling vindt kort gezegd plaats door verplaatsing van de in het zuiden gelegen bedrijven naar een nieuw te realiseren bedrijventerrein in het noorden. De woningbouw kan dan vervolgens worden gerealiseerd op de vrijkomende gronden in het zuidelijk deel. De herontwikkeling is openbaar aanbesteed en gegund aan Marktkwartier.
3.6.
Up-1 is één van de vier uitwerkingsplannen die de gefaseerde herontwikkeling van bedrijventerrein [locatie 2] mogelijk maakt en vormt het toetsingskader voor aanvragen van bouwvergunningen voor bouwen. Onderdeel van het nieuwe bedrijventerrein zijn ook de gronden gelegen ten westen en noordwesten van de centrale markthal die in het bestemmingsplan conserverend bestemd zijn als 'Bedrijventerrein'. Bidfood is gevestigd op de gronden met de conserverende bestemming ‘Bedrijventerrein’ en de gebiedsaanduiding ‘Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1’ en is positief bestemd. Up-1 heeft geen betrekking op gronden waarop de levensmiddelengroothandel van Bidfood zich bevindt.
3.7.
De omgevingsplanactiviteit met betrekking tot bouwwerken en de technische bouwactiviteit voldoen volgens het college aan de beoordelingsregels van respectievelijk artikel 5.21 en 5.20 van de Omgevingswet, met inachtneming van de voorschriften die bij deze omgevingsvergunning horen. Daarom is de omgevingsvergunning met het besluit van 27 juni 2024 voor beide activiteiten verleend.
3.8.
In het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning gehandhaafd. Wel heeft het college zijn motivering rondom het parkeren aangevuld. De tekeningen T-17, T-18, T-19, O-T-24 Parkeren tijdelijk, O-T-25 Parkeren definitief en O-T-21 Plattegrond Parkeerdek-fase 1 bieden volgens het college voldoende inzicht aan welke parkeernorm is getoetst en de precieze locatie en aantallen van de parkeerplaatsen. In artikel 3.2.4, onder a, van Up-1 zijn de parkeernormen opgenomen. Volgens het college wordt zowel in de tijdelijke als in de definitieve situatie voldaan aan de parkeernormen uit Up-1. Bidfood is het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden die Bidfood daartegen heeft aangevoerd.

Is voldaan aan de parkeernormen?
4.1.
Bidfood voert aan dat het onduidelijk is welke parkeeroplossing het college aan het bestreden besluit ten grondslag legt. Er is onduidelijkheid over de parkeervraag in de tijdelijke en in de definitieve situatie, mede door het verbod op intern salderen. Uit de omgevingsvergunningen die zijn verleend aan Marktkwartier en aan Wheere (in de zaak AMS 25/1369) volgt volgens Bidfood dat niet wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen als beide projecten worden gerealiseerd. Uit tekening O-T-25 blijkt dat er op het dak van het gebouw [locatie 1] 145 parkeerplaatsen zijn ingetekend en dat zijn er 12 te weinig. Ook ontbreekt op de tekening een keerlus, waardoor er nog ongeveer 4 parkeerplaatsen te weinig zijn. Dit tekort kan alleen worden opgevangen als ook Up-2 wordt vastgesteld. Daarvoor is een verruimingsbesluit noodzakelijk waarin het aantal m² bruto vloeroppervlakte (bvo) wordt vergroot van 90.000 naar 95.000. Daarover is op dit moment een bezwaarprocedure aanhangig.
4.2.
Verder heeft de gemachtigde van Bidfood op tekening T-19 alle ingetekende parkeerplaatsen geteld en geconcludeerd dat er 19 parkeerplaatsen (W) te weinig zijn voor werknemers op de parkeerdaken, namelijk maar 608 en geen 627. Er zijn verder 35 fietsparkeerplaatsen (F) te weinig, slechts 250 en niet de 285 volgens de toepasselijke parkeernorm en tot slot zijn er (mogelijk) te weinig parkeerplaatsen voor vrachtauto's (V), omdat 7 daarvan zo smal zijn ingetekend dat zij niet kunnen worden gebruikt om vrachtauto's te parkeren. Er is dus niet verzekerd dat er voldoende parkeerplaatsen zijn voor de werknemers op de parkeerdaken. Bidfood verzoekt de rechtbank daarom om het bestreden besluit wegens strijd met de parkeernormen uit Up-1 te vernietigen.
4.3.
In artikel 3.2.4 van Up-1 staan de volgende parkeernormen opgenomen:

Voor de in lid 3.1 toegestane functies gelden de volgende regels ten aanzien van parkeren ten behoeve van auto's en vrachtwagens:

bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, uitbreiden, of wijzigen van de functie van gebouwen of gronden moet voldoende parkeergelegenheid zijn of worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en/of de overige gronden die in het bestemmingsplan als 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn bestemd en waar nadien al dan niet een uitwerkingsplan voor is of wordt vastgesteld, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de volgende parkeernormen:

bezoekers: minimaal 0,52 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;

werknemers: minimaal 0,66 parkeerplaatsen voor werknemers per 100 m² bvo;

vrachtwagens: minimaal 0,12 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;

in aanvulling op het bepaalde onder a is het parkeren door bezoekers uitsluitend op maaiveld toegestaan;

in aanvulling op het bepaalde onder a is het parkeren door werknemers uitsluitend op één of meerdere parkeerdaken toegestaan, waarbij binnen het plangebied niet meer dan 210 parkeerplaatsen voor werknemers op parkeerdaken zijn toegestaan;

in afwijking van het bepaalde onder c is het toegestaan om tijdelijk parkeerplaatsen voor werknemers te realiseren op het maaiveld, onder voorwaarde dat:

er wordt voldaan aan de minimum parkeernormen genoemd onder a;

de tijdelijke oplossing niet langer duurt dan dat noodzakelijk is voor de

verwezenlijking van de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en/of de overige gronden die in het bestemmingsplan als 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn bestemd;

een tijdelijke oplossing als bedoeld onder d moet binnen het plangebied van het bestemmingsplan worden gerealiseerd, en mag alleen buiten het plangebied van het plan worden gerealiseerd indien er binnen het plangebied van het plan aantoonbaar onvoldoende ruimte is om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform de minimum parkeernormen genoemd onder a;

burgemeester en wethouders zullen indien nodig aan omgevingsvergunningen die worden verleend op basis van dit plan voorwaarden verbinden ter verzekering van het bepaalde onder d.”
4.4.
De rechtbank stelt het volgende vast. De parkeervraag voor het project wordt voor de werknemers in de definitieve situatie opgevangen op de kop van het dak van [locatie 1] en in de tijdelijke situatie op het maaiveld. Het project waarvoor vergunning is verleend heeft een omvang van 9.254,2 m² bvo. Dit betekent dat er 48 parkeerplaatsen nodig zijn voor bezoekers, 61 voor werknemers, 11 voor vrachtwagens en 28 voor fietsen. Bij het project in de zaak AMS 25/1369 zijn 96 parkeerplaatsen nodig voor werknemers, gebaseerd op 14.572 m² bvo. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen voor werknemers op basis van beide omgevingsvergunningen komt daarmee uit op 157 en is in overeenstemming met de geldende parkeernorm. Dit is tussen partijen niet in geschil. Ook is niet in geschil dat op tekening O-T-21 145 parkeerplaatsen, dus twaalf parkeerplaatsen te weinig (157 minus 145), zijn ingetekend.
4.5.
De rechtbank overweegt dat uit tekening O-T-25 blijkt dat alle parkeerplaatsen voor werknemers die benodigd zijn op basis van onderhavige omgevingsvergunning zijn ingetekend op de kop van het parkeerdek van het gebouw [locatie 1] . Een gedeelte van dit parkeerdek maakt echter geen deel uit van onderhavig bouwplan. Er zijn parkeerplaatsen ingetekend op een deel van het parkeerdek van [locatie 1] dat onderdeel is van Up-1, maar niet behoort tot het onderhavige bouwplan en derhalve ook niet met deze omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt. Dat betekent dat er minimaal 12 parkeerplaatsen te weinig zijn en mogelijk minimaal 16 wegens het ontbreken van een keerlus. Voor zover er mogelijk in de eindsituatie voldoende parkeergelegenheid is, geldt dat er nog geen concreet zicht is op deze eindsituatie omdat daarvoor nog niet alle omgevingsvergunningen zijn verleend en in deze procedure alleen onderhavig bouwplan ter beoordeling voorligt. De overige ingetekende parkeerplaatsen op het parkeerdek van [locatie 1] zijn volgens de tekeningen T-19 en O-T-25 toegekend aan het vergunde bouwproject van Wheere (zaak AMS 25/1369) en kunnen daarom niet nogmaals worden meegerekend in dit project.
4.6.
De rechtbank concludeert dat het project niet voldoet aan de geldende parkeernorm voor werknemers uit Up-1. Deze beroepsgrond slaagt.
4.7.
Voor wat betreft het aantal fietsparkeerplaatsen en parkeerplaatsen voor vrachtwagens heeft Bidfood onvoldoende onderbouwd op welke wijze niet zou zijn voldaan aan de toepasselijke parkeernormen. Er wordt alleen ingegaan op de totale behoefte en niet op de parkeernorm van onderhavige omgevingsvergunning. Het standpunt over de maatvoering van de vrachtwagenparkeerplaatsen is onvoldoende gespecificeerd.
4.8.
Voor zover Bidfood heeft betoogd dat de verkeersafwikkeling onduidelijk is, gaat dit standpunt niet op. De verkeersafwikkeling is immers al beoordeeld door de Afdeling bij de vaststelling van Up-1. De rechtbank gaat daarom aan dit standpunt voorbij.

Is de Rendac-uitspraak ten onrechte niet in de heroverweging betrokken?

5. Bidfood stelt zich verder op het standpunt dat het college de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024 (hierna: de Rendac-uitspraak) had moeten betrekken bij de heroverweging in bezwaar, omdat het bestreden besluit na deze datum is genomen en deze uitspraak dus bij het college bekend had moeten zijn. Uit de Rendac-uitspraak blijkt dat intern salderen in het kader van onderzoek naar stikstofdepositie bij projecten niet langer is toegestaan, tenzij er een natuurvergunning wordt aangevraagd. Daarom had het college volgens Bidfood geen omgevingsvergunning aan Marktkwartier kunnen verlenen zonder natuurvergunning. De vergunning voor bouwen had in het besluit op bezwaar alsnog moeten worden geweigerd, of de heroverweging van de rechtmatigheid van de verleende vergunning had moeten worden aangehouden totdat er beslist zou zijn op de aanvraag om een natuurvergunning.
5.1.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Of Marktkwartier wel of geen natuurvergunning nodig heeft, is in deze zaak niet van belang omdat het hier alleen gaat om een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit met betrekking tot bouwwerken en de technische bouwactiviteit. Indien nodig kan Marktkwartier los van deze procedure nog een omgevingsvergunning aanvragen voor een Natura-2000 activiteit. Artikel 5.7 van de Omgevingswet biedt die mogelijkheid. Voor zover Bidfood een beroep doet op de inhoud van de Rendac-uitspraak, overweegt de rechtbank dat deze uitspraak betrekking heeft op het belang van gebiedsbescherming en dat dit belang niet strekt tot bescherming van de belangen van Bidfood, die volgens haar statuten zijn gelegen in het exploiteren van een groothandel in levensmiddelen. Het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), staat daarom aan een inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgrond in de weg.

Is de hoorzitting onzorgvuldig verlopen?

6. Bidfood heeft verder aangevoerd dat de hoorzitting rommelig verliep. De voorzitter wekte de indruk dat hij de stukken niet (goed) gelezen had. Ook stelt de gemachtigde van Bidfood dat hij in de bezwaarfase nog gelegenheid zou krijgen om te reageren op de nadere toelichting van het college in een e-mail van 3 december 2024 over het parkeren. Die kans heeft hij echter ten onrechte niet gehad. Bidfood vindt deze gang van zaken in strijd met de goede procesorde.
6.1.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Zoals de gemachtigde van het college heeft toegelicht, mocht Bidfood een reactie indienen op de nadere toelichting over parkeren indien daarover nog onduidelijkheid bestond bij de bezwaarschriftencommissie. Van onduidelijkheid was volgens het college geen sprake en daarom is aan Bidfood niet om een nadere reactie gevraagd. Dit standpunt kan de rechtbank volgen. Voor zover de hoorzitting rommelig is verlopen, wat daar ook van zij, overweegt de rechtbank dat Bidfood in beroep haar standpunt voldoende naar voren heeft kunnen brengen. Het betoog van Bidfood slaagt daarom niet.
Conclusie tussenuitspraak
7. Zoals hiervoor is overwogen onder 4.4 tot en met 4.6 is het bestreden besluit in strijd met de parkeernorm voor werknemers uit Up-1. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
7.1.
De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. In dit verband verwijst de rechtbank naar het bepaalde in artikel 3.2.4, onder d, e en f van Up-1. Om het gebrek te herstellen, moet het college motiveren op welke wijze aan de parkeernorm voor werknemers uit Up-1 kan worden voldaan, omdat met het verlenen van onderhavige omgevingsvergunning aan Marktkwartier een tekort ontstaat van minimaal twaalf parkeerplaatsen op het parkeerdek van [locatie 1] . De rechtbank verzoekt het college ook in te gaan op het standpunt van Bidfood dat een keerlus op de tekening ontbreekt en dit resulteert in een tekort van minimaal zestien parkeerplaatsen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7.2.
Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank de overige partijen in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7.3.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
7.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:

- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;

- stelt het college in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzitter, en mr. A.C. Loman en mr. L. Kooman, leden, in aanwezigheid van mr.M.M. Mazurel, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2025.

griffier

voorzitter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
<?linebreak?>Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep van Bidfood met zaaknummer AMS 25/1369.

Als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.

Als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet.

Op grond van artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in samenhang gelezen met artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder g, van de Invoeringswet omgevingswet.

Als bedoeld in artikel 2.4, van de Omgevingswet.

Als bedoeld in artikel 22.1, van de Omgevingswet.

Zie ECLI:NL:RVS:2025:1311.

Up-1 en Up-3 zijn inmiddels onherroepelijk; Up-2 en Up-4 moeten nog definitief worden vastgesteld.

Zie ECLI:NL:RVS:2025:1311.

Zie ECLI:NL:RVS:2024:4923.

Zie de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.

Artikel delen