Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16054 V
(gemachtigde: [naam] ).
Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 26 augustus 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 17 september 2020 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Roemenië.
2. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat er voldoende redenen zijn om te twijfelen aan het feit dat voor Roemenië uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Opposant wijst daarbij op zijn eigen ervaringen en op het AIDA-rapport van 29 april 2020. Verder wijst opposant op het rapport “Illegal push-backs and border violence reports” van het [naam] van juni 2020. Op basis daarvan kan er volgens opposant niet zonder nader onderzoek van worden uitgegaan dat zijn asielaanvraag in Roemenië in behandeling zal worden genomen. Opposant doet daarnaast een beroep op een tussenuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 7 oktober 2020n
ECLI:NL:RBDHA:2020:10035.
. In die uitspraak is de staatssecretaris gevraagd om nadere informatie, terwijl in de uitspraak waartegen verzet wordt ingesteld, het beroep kennelijk ongegrond is verklaard.3. Het verzet betreft uitsluitend de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van de beroepsprocedure. Dit betekent dat de beoordeling in deze verzetzaak is beperkt tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Als dat het geval is, dient de verzetzaak gegrond te worden verklaard, zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.n
Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:227.
De toetsing in de verzetzaak vindt plaats op basis van de in verzet beschikbare informatie. Hiertoe behoort ook informatie die pas in die fase in het geding naar voren is gebracht.nZie de uitspraak van de Hoge Raad van 13 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4296.
Dit betekent dat de rechtbank ook acht moet slaan op de in verzet ingebrachte informatie en moet beoordelen of de rechtbank de buitenzittingsuitspraak met de wetenschap van nu, op die manier had kunnen doen. Hoewel de aangehaalde tussenuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, op het moment van de uitspraak nog niet was gedaan, dient de rechtbank in deze verzetzaak dus wel te beoordelen of deze tussenuitspraak de uitkomst van het beroep anders had gemaakt.Beoordeling van het verzet
4. De rechtbank is in de buiten-zittinguitspraak al ingegaan op het beroep van opposant op het AIDA rapport. In wat opposant daarover nu in verzet aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de buiten-zittinguitspraak van 17 september 2020. Het beroep op het rapport van het [naam] kan ook niet slagen. Anders dan in de zaak van opposant, gaat het in de passages in dat rapport waar opposant naar verwijst, om vreemdelingen die proberen Roemenië binnen willen komen om daar asiel aan te vragen. Dat verschilt dus van de zaak van opposant, waarin sprake is van een Dublinclaim en een akkoord van de Roemeense autoriteiten. Daarmee hebben de Roemeense autoriteiten te kennen gegeven om de asielaanvraag van opposant in behandeling te nemen. De rechtbank heeft in de buiten-zittinguitspraak verder alle door opposant aangevoerde omstandigheden en persoonlijke ervaringen in Roemenië beoordeeld. De rechtbank heeft daarin geen aanleiding gezien voor het oordeel dat voor Roemenië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het beroep van opposant op de tussenuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, leidt niet tot een ander oordeel en slaagt niet. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 17 september 2020. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Super, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.