vonnis
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/617702 / HA ZA 21-821
Vonnis in incident van 19 januari 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar Frans recht CMA CGM S.A. te Marseille (Frankrijk),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
gedaagde,
eiseres in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. W.E. Boonk te Rotterdam,
2. [gedaagde 2] te [plaats 2] ,
gedaagde,
eiser in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. W.E. Boonk te Rotterdam,
3. [gedaagde 3] te [plaats 1] ,
gedaagde,
eiser in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. W.E. Boonk te Rotterdam,
4. BIODEAL B.V. te Maastricht,
gedaagde,
advocaat: mr. J.M. Wolfs te Maastricht.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna CMA CGM genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak sub 1, 2 en 3 zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden] en ieder afzonderlijk als [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Gedaagde sub 4 zal Biodeal genoemd worden.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaardingen van 30 juli 2021 met producties C1 – C15;
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagden] ;
de akte tot referte in het vrijwaringsincident van CMA CGM.
1.2.Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald in het vrijwaringsincident.
2.1.In de hoofdzaak vordert CMA CGM – kortgezegd – gedaagden te veroordelen tot betaling van € 82.816,14 en [gedaagden] te veroordelen tot betaling van USD 29.499,84 en € 14.522,--.
2.2.Hieraan legt CMA GCM (een containerrederij) ten grondslag dat gedaagden de facturen betreffende negen vervoersovereenkomsten onbetaald hebben gelaten en dat ten aanzien van één van de verschepingen (de verscheping met referentie [nummer] ) de vier containers na verscheping niet in ontvangst zijn genomen, maar op de kade zijn blijven staan, waardoor containerdemurrage verschuldigd is en kosten voor opslag en vernietiging zijn ontstaan.
2.3. [gedaagden] vorderen in dit incident dat hen wordt toegestaan [persoon] , handelend onder de naam [bedrijf] in vrijwaring op te roepen.
2.4. [gedaagden] stellen in dit verband dat zij, als de vorderingen van CMA CGM jegens hen, geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, een zelfstandig verhaalsrecht hebben op [persoon] . Zij voeren hiertoe aan dat [persoon] de opdrachtgever is van de verscheping met referentie met [nummer] .
2.5.CMA CGM refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.6.De rechtbank stelt voorop dat een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring in beginsel toewijsbaar is, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met een derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen, dit in een zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen vrijwaringszaak.
2.7.Gelet op de stellingen die [gedaagden] aan hun vordering tot oproeping in vrijwaring ten grondslag hebben gelegd, valt niet uit te sluiten dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak nadelig voor hen zal uitvallen, mogelijk regres kunnen nemen op [persoon] . De incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal dan ook worden toegewezen.
2.8.De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten in het incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.
De rechtbank
in het incident
3.1.staat [gedaagden] toe om [persoon] , handelend onder de naam [bedrijf] , in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van de rechtbank Den Haag van woensdag 30 maart 2022;
3.2.houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
3.3.verwijst de zaak naar de rolzitting van de rechtbank Den Haag van woensdag 30 maart 2022 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagden;
3.4.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.n
type: 1366 coll: