Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6316 V
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 op het verzet en het beroep van
(gemachtigde: mr. H. Wiersema).
en
(gemachtigde: mr. A.M. van der Laar).
Op 29 maart 2022 heeft opposante een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (de Wob) bij verweerder ingediend.
Opposante heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar Wob-verzoek.
Bij uitspraak van 2 november 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen uiterlijk 9 weken na verzending van deze uitspraak een deelbesluit op het Wob-verzoek bekend te maken.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift in gediend.
De rechtbank heeft het verzet op 2 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook zijn haar penningmeester en oprichter verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A], waarnemer van zijn gemachtigde.
Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting.n
Zie artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
2. Opposante is het niet eens met de termijn die de rechtbank verweerder heeft opgelegd. Zij voert aan dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de brief van verweerder van 30 oktober 2022, waarin verweerder voorstelt in drie deelbesluiten op het Wob-verzoek te beslissen. Opposante vindt de formulering deelbesluit in de uitspraak te vrijblijvend. Daarnaast heeft de rechtbank niet voorzien in een tijdspad waarin de andere twee deelbesluiten moeten worden genomen en hierdoor is onduidelijk wanneer uiteindelijk volledig op de aanvraag moet zijn beslist. Opposante verzoekt de rechtbank verweerder op te dragen om binnen elf weken na 2 november 2022 alle deelbesluiten kenbaar te maken, zodat op 18 januari 2023 volledig op de aanvraag is beslist. Gezien de duur van de Wob-procedure vindt opposante een extra termijn van twee weken voor verweerder om volledig op de aanvraag te beslissen meer dan voldoende.
Wat zijn de regels in verzet?
3. Verzet ziet op de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van - in dit geval - het beroep van opposante. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in verzet beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan dient de rechter het verzet gegrond te verklaren zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.n
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2030, r.o. 1).
4. Daar komt bij dat een beroep wegens niet tijdig beslissen in beginsel buiten zitting wordt afgedaan, omdat zo’n beroep vaak eenvoudig is.n
Zie artikel 8:55b van de Awb.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (de Woo) in werking getreden, waarmee de Wob is ingetrokken.n
Zie artikel 10.1 van de Woo.
Verzet
6. De rechtbank is van oordeel dat uit de uitspraak van 2 november 2022 niet duidelijk volgt wanneer verweerder volledig op het Woo-verzoek van opposante moet hebben beslist. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechtern
Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2348, r.o. 12.3 en 12.6.).
Kortsluiting
7. Partijen zijn op zitting gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank kan een nader onderzoek niet verder bijdragen aan de beoordeling van het beroep. Tussen partijen is enkel nog in geschil de termijn waarbinnen verweerder volledig moet hebben beslist op het verzoek. De rechtbank doet daarom niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep.n
Op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb.
Beroep niet tijdig beslissen
8. Hoewel verweerder normaal twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, ziet de rechtbank aanleiding om in dit geval een andere termijn te stellen.n
Zie artikel 8:55d van de Awb. Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2348, r.o. 12.6).
9. Om het beslisproces voorspoedig te laten verlopen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder twee termijnen op te leggen. Verweerder dient uiterlijk op 27 februari 2023 deelbesluit 2 (week 9) te nemen en uiterlijk op 1 mei 2023 (week 18) deelbesluit 3. Met deelbesluit 3 dient verweerder volledig op het Woo-verzoek te hebben beslist. Verweerder is opposante een dwangsom van € 100,- verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijnen worden overschreden, met een maximum van € 15.000,-.n
Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en het landelijk beleid van de rechtbanken (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).
Wat is de conclusie van de rechtbank?
10. Het verzet en het beroep zijn gegrond. Verweerder heeft te laat beslist op het verzoek en dient te beslissen binnen de termijnen die de rechtbank in deze uitspraak heeft bepaald. Doet verweerder dat niet dan is hij een dwangsom verschuldigd aan opposante.
11. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het door opposante voor het beroep betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de vergoeding van de door opposante gemaakte proceskosten. De totale proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.046,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een verzetschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- bepaalt dat de eerdere uitspraak van 2 november 2022 vervalt;
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op om uiterlijk op 27 februari 2023 met in achtneming van deze uitspraak deelbesluit 2 te nemen op het Woo-verzoek van opposante en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
- draagt verweerder op om uiterlijk op 1 mei 2023 met in achtneming van deze uitspraak deelbesluit 3 te nemen op het Woo-verzoek van opposante en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan opposante een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de vergoeding van de proceskosten van opposante tot een bedrag van € 1.046,25;
- draagt verweerder op het voor het beroep betaalde griffierecht van € 365,- aan opposante te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023.
|
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.