RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6268
(gemachtigde: mr. B.M.C.F. de Groen),
en
(gemachtigde: P. van Leerdam).
Met het besluit van 7 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd.
Met het besluit van 24 juli 2020 is het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard omdat hij de kosten van de EMG niet heeft voldaan.
Met het besluit van 19 augustus 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 6 januari 2022 op zitting behandeld via een beeldverbinding, waaraan deel namen: eiser en zijn gemachtigde en de toenmalige gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst, omdat op de zitting bleek dat eiser de Nederlandse taal niet machtig is. Dit is volgens verweerder een contra-indicatie voor het volgen van de EMG. Verweerder is in de gelegenheid gesteld nader te onderzoeken welke gevolgen dit heeft voor het bestreden besluit 1.
Verweerder heeft vervolgens, omdat de EMG alleen in het Nederlands wordt gegeven, het primaire besluit, het bestreden besluit 1 en het besluit van 24 juli 2020 tot ongeldig verklaring van het rijbewijs ingetrokken.
Bij besluit van 5 april 2022 heeft verweerder eiser, in plaats van de EMG, een onderzoek naar de rijvaardigheid opgelegd.
Eiser heeft aanvullende gronden ingediend tegen het besluit van 5 april 2022. Ook heeft hij daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 juni 2022 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 25 augustus 2022 nadere gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voorgezet met een andere rechter op 30 maart 2023 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Waar gaat deze zaak over?
1. Op 16 maart 2020 is eiser als bestuurder van een motorrijtuig staande gehouden door de politie. Daarbij is tegen hem een proces-verbaal opgemaakt waarin staat dat hij met zijn auto de maximumsnelheid met meer dan 50 km/u heeft overschreden. Hiervan is melding gedaan aan het CBR. Naar aanleiding van deze melding heeft verweerder aanvankelijk besloten dat eiser een cursus over verantwoord rijgedrag (de EMG) moet volgen. Zoals hiervoor onder procesverloop vermeld, heeft verweerder de verplichting om de EMG te volgen omgezet in de verplichting om deel te nemen aan een rijvaardigheidsonderzoek, omdat eiser geen Nederlands spreekt. Deze zaak gaat over de vraag of dit terecht is.
Wat zijn de regels?
2. De regels zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3.1.In de eerste plaats vindt eiser het onbegrijpelijk dat verweerder hem een onderzoek naar de rijvaardigheid heeft opgelegd, terwijl hij (strafrechtelijk) nog niet schuldig is bevonden aan het ten laste gelegde feit. Het proces-verbaal waarop de maatregel steunt bevat volgens hem onwaarheden en de werkwijze waarop de snelheidsmeting is verricht is verkeerd. Eiser stelt weliswaar te hard te hebben gereden, maar niet met de gemeten snelheid van 137 km/u. Zo stond op de route waar de snelheidsovertreding heeft plaatsgevonden een flitspaal, die geen snelheidsovertreding heeft gemeten. Verweerder heeft volgens eiser dan ook nagelaten om alle omstandigheden te toetsen en te controleren waardoor is gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Verder stelt eiser dat het CBR-traject op 7 mei 2020 is gaan lopen en dat eiser bijna twee jaar zijn rijbewijs krijgt is geweest, omdat verweerder stelt dat eiser de opleggingskosten van de EMG niet zou hebben voldaan. Het opleggen van een onderzoek naar de rijvaardigheid is onevenredig aan het daarmee te dienen doel. Het volgen van dit onderzoek is ingrijpender dan het volgen van de EMG.
3.2.Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij blijft bij wat er in het bestreden besluit 2 staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.Zoals ter zitting besproken is het beroep van eiser nu mede gericht tegen het bestreden besluit 2.
4.2.Omdat verweerder het bestreden besluit 1 heeft vervangen door het bestreden besluit 2, heeft eiser geen belang meer bij zijn beroep tegen het bestreden besluit 1. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is daarom niet-ontvankelijk. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat verweerder met de vervanging van het bestreden besluit 1 door het bestreden besluit 2 niet aan eiser is tegemoet gekomen. De omstandigheid dat aan eiser een andere maatregel is opgelegd is enkel het gevolg van het feit dat is gebleken dat eiser de Nederlandse taal niet beheerste. De onderliggende reden waarom eiser een onderzoek naar de rijvaardigheid heeft opgelegd, is gelijk aan de reden waarom eiser in eerste instantie de EMG is opgelegd.
4.3.Het is vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt ook voor de rechter, tenzij tegenbewijs maakt dat van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.n
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1718
4.4.Het proces-verbaal vermeldt dat eiser op de N44 vanaf hectometerpaal 24.7 tot en met hectometerpaal 23.7 in de richting Amsterdam met een snelheid van 137 km/u heeft gereden, terwijl daar een maximumsnelheid van 70 km/u geldt. Uit navraag van verweerder blijkt dat er weliswaar een flitspaal stond tussen de hiervoor genoemde hectometerpalen, maar dat die ten tijde van de snelheidsovertreding buiten werking was. De flitspaal bij hectometerpaal 23.6 ligt buiten gebied waarin de verbalisant de snelheid van eiser heeft gemeten. Eiser heeft daarom, en ook met wat hij verder aanvoert, geen (begin van) tegenbewijs geleverd waaruit kan worden afgeleid dat mogelijk sprake is van onwaarheden in het proces-verbaal of dat de snelheidsmeting verkeerd is verricht.
4.5.Uit vaste rechtspraak volgt verder dat in het geval uit een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een vermoeden van ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 kan worden afgeleid, dit voldoende grondslag vormt om een bestuursrechtelijke maatregel als hier aan de orde op te leggen. Zo’n maatregel is erop gericht de verkeersveiligheid te waarborgen en staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure. De feiten waarop het vermoeden is gebaseerd behoeven, anders dan in het strafrecht, dan ook niet wettig en overtuigend te worden bewezen. Voor het opleggen van een onderzoek naar de rijvaardigheid is dus voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende zekerheid komt vast te staan dat betrokkene als bestuurder is opgetreden.n
Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1672.
Dat eiser niet schuldig is bevonden aan de snelheidsovertreding in strafrechtelijke zin, brengt de rechtbank daarom niet tot een ander oordeel. Ter zitting is gebleken dat het OM in de strafzaak niet-ontvankelijk is verklaard omdat eiser immuniteit geniet.De duur van de procedure is mede veroorzaakt door het gedrag van eiser. Met het opleggen van het onderzoek naar de rijvaardigheid is het belang van de verkeersveiligheid gediend. De rechtbank acht daarom het opleggen de maatregel noodzakelijk en geschikt om de verkeersveiligheid te bevorderen. Gelet op de gemeten overschrijding van de maximum snelheid, acht de rechtbank het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek niet onevenredig.
Het rijbewijs van eiser is inmiddels wederom ongeldig verklaard. Deze ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser is in dit beroep niet aan de orde.
4.7.De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder het opleggen van de EMG mocht omzetten in een onderzoek naar de rijvaardigheid. Eiser is door het maken van bezwaar niet in een slechtere positie komen te verkeren, dan wanneer hij geen bezwaar zou hebben gemaakt. Ook indien eiser geen bezwaar zou hebben gemaakt tegen het opleggen van de EMG zou zijn gebleken dat hij de cursus niet kan volgen, omdat hij de Nederlandse taal niet beheerst en zou deze zijn omgezet in een onderzoek naar de rijvaardigheid.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Verweerder hoeft niet de proceskosten van eiser te vergoeden.
De rechtbank:
verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Artikel 131, eerste lid, onder a
Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid (…).
Artikel 14, eerste lid, onder b
Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien (…) ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets of een rijbewijsplichtige landbouw- of bosbouwtrekker of een rijbewijsplichtig motorrijtuig met beperkte snelheid een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 50 kilometer of meer op wegen binnen de bebouwde kom;
Artikel 15, aanhef en onder c
Betrokkene komt niet in aanmerking voor de educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de educatieve maatregel gedrag en verkeer wordt gegeven, niet of niet in voldoende mate beheerst;
Artikel 23, derde lid, onder c
Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:
indien betrokkene op grond van artikel 15, onderdelen a, b, c, e, f of g, niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel gedrag en verkeer.