Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22/2126
en
Eiser heeft op 25 juni 2022 een verzoek ingediend bij de Politie Eenheid Limburg waarin hij verzoekt om de namen van de politieambtenaren die betrokken waren bij zijn inverzekeringstelling.
De korpschef heeft met het besluit van 11 augustus 2022 dit verzoek afgewezen en deze namen niet vrijgegeven. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de bestuursrechter van de rechtbank (hierna: de rechtbank).
1. Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet zij uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom zij kennelijk onbevoegd is.
2. Eiser voert in beroep in essentie aan dat hij een schadevergoeding wil omdat de politieambtenaren niet de bevoegdheid hadden hem in verzekering te stellen. De rechtbank heeft eiser vervolgens twee keer schriftelijk gevraagd om uitleg over zijn beroep. Eiser noemt zijn brief namelijk een ‘beroepschrift tegen besluit Woo-verzoek’ (en heeft dat besluit ook bijgevoegd), maar volgens de inhoud is het een verzoekschrift om vergoeding te krijgen van de schade die hij stelt te hebben geleden door het handelen van de betrokken politieambtenaren. Eiser heeft niet op de brieven van de rechtbank gereageerd.
3. Op basis van de inhoud van de brief waarmee eiser beroep heeft ingesteld, heeft de rechtbank de brief aangemerkt als een verzoekschrift tot schadevergoeding. Eiser wordt daarom verder in de uitspraak verzoeker genoemd.
4. De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb de bestuursrechter bevoegd is op een verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
een onrechtmatig besluit;
een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
het niet tijdig nemen van een besluit;
een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
5. De handelingen van de politieambtenaren waarvoor eiser een schadevergoeding wil (hem onbevoegd in verzekering stellen) zijn naar het oordeel van de rechtbank feitelijke handelingen. Die handelingen zijn in ieder geval niet gebaseerd op een publiekrechtelijke bevoegdheid en er ligt dus ook geen besluit (in de zin van artikel 1:3 van de Awb) aan ten grondslag. Het feitelijk handelen van de politieambtenaren valt daarom niet onder artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, b, c of d, van de Awb. De bestuursrechter is daarom niet bevoegd kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding van verzoeker.
6. Over de gestelde schade kan verzoeker alleen een vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 maart 2023
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.