RECHTBANK LIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10971527 \ CV EXPL 24-1199
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.
2.2. [gedaagde] blijft in gebreke met betaling van de zorgpremie, het eigen risico, de eigen bijdrage, kosten voor betaling middels acceptgiro en kosten van polismutaties.
3.1.VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.500,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.Ter onderbouwing van haar vordering voert VGZ (samengevat) het volgende aan. VGZ heeft op grond van een met [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens VGZ € 12.902,33. Daarnaast is [naam] aan haar de wettelijke rente verschuldigd. VGZ berekent de wettelijke rente tot 9 februari 2024 op € 2.757,29. Voorts stelt VGZ dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 1.083,43 voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, inclusief de daarover verschuldigde BTW. VGZ heeft nog een bedrag van € 862,83 van gedaagde partij ontvangen, welke in mindering is gebracht op de vordering. Ter voorkoming van een hoger bedrag aan griffiegeld voor [gedaagde] (als onderdeel van de te liquideren proceskosten bij toewijzing van de vordering) heeft VGZ haar vordering beperkt tot € 2.500,00 aan hoofdsom, waarbij zij haar rechten met betrekking tot invordering van het restant reserveert.
3.3. [gedaagde] voert geen inhoudelijk verweer en erkent de vordering. Hij geeft aan geen financiële ruimte te hebben voor betaling, behoudens een betalingsregeling van € 10,00 per maand.
3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4.1. [gedaagde] heeft de vordering van VGZ erkent, zodat deze vordering toewijsbaar is.
4.2.Nu VGZ om haar moverende redenen de vordering, onder reserve van rechten op invordering van het restant, heeft beperkt tot € 2.500,00 aan hoofdsom, ligt dit bedrag voor toewijzing gereed.
4.3. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding |
€ |
137,39 |
|
- griffierecht |
€ |
372,00 |
|
- salaris gemachtigde |
€ |
408,00 |
(2,00 punten × € 204,00) |
- nakosten |
€ |
102,00 |
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) |
Totaal |
€ |
1.019,39 |
4.4.De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.
De kantonrechter
5.1.veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 12 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.019,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
VC