RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4007
en
(gemachtigde: B. Voorend-Vuur).
1. Deze uitspraak gaat over het dwangbevel dat het college op 17 november 2023 aan verzoeker heeft uitgevaardigd om verbeurde dwangsommen in te vorderen.
2. Verzoeker heeft bij het college bezwaar gemaakt tegen het dwangbevel en de voorzieningenrechter gevraagd om de dreigende executieverkoop te voorkomen in afwachting van de beslissing op bezwaar.
3. Tegen een dwangbevel kan geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Dat volgt uit artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker moet een procedure starten bij (de voorzieningenrechter van) de civiele rechter, als hij wil voorkomen dat het dwangbevel wordt uitgevoerd.
4. Omdat er geen recht is om beroep bij de bestuursrechter in te stellen, kan er tegen een dwangbevel ook geen bezwaar worden gemaakt. Dat volgt uit artikel 7:1, eerste lid, van de Awb. Het college zal het bezwaar tegen het dwangbevel om die reden niet-ontvankelijk moeten verklaren.
5. Omdat het bezwaar tegen het dwangbevel evident geen kans van slagen heeft, moet het verzoek om voorlopige voorziening als ongegrond worden afgewezen. Dit is zo duidelijk, dat daarvoor geen zitting bij de voorzieningenrechter nodig is. Deze uitkomst betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Het college hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2024.
griffier |
voorzieningenrechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: