Omgevingswet. OPA. Dakopbouw op aanbouw past binnen omgevingsplan. Geen reden tot weigeren om onjuistheid eerdere vergunning aanbouw die onherroepelijk is. Beroep ongegrond.
Rechtbank Midden-Nederland 20 November 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2025:5845
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
06-11-2025
Datum publicatie
20-11-2025
Zaaknummer
25/2372
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBMNE:2025:5845text/xmlpublic2025-11-20T09:31:082025-11-06Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Midden-Nederland2025-09-0525/2372UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLUtrechtBestuursrecht; OmgevingsrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:5845text/htmlpublic2025-11-20T09:29:142025-11-20Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBMNE:2025:5845 Rechtbank Midden-Nederland , 05-09-2025 / 25/2372 Omgevingswet. OPA. Dakopbouw op aanbouw past binnen omgevingsplan. Geen reden tot weigeren om onjuistheid eerdere vergunning aanbouw die onherroepelijk is. Beroep ongegrond.
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: UTR 25/2372
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2025 in de zaak tussen
[eiseres] en [eiser] , uit [woonplaats] , eiseres en eiser, samen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] (het college), verweerder
(gemachtigde: S. Paffen). Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] (vergunninghouder), uit [plaats] . Inleiding 1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die het college aan de vergunninghouder heeft verleend voor het creëren van een dakopbouw op de aanbouw aan de woning van vergunninghouder aan de [adres 1] in [plaats] . Eisers wonen naast vergunninghouder aan de [adres 2] in [plaats] . 2. Het bezwaar dat eisers hebben gemaakt tegen deze omgevingsvergunning, heeft het college met het besluit van 4 maart 2025 ongegrond verklaard. Omdat eisers het niet eens zijn met dit besluit, hebben zij beroep bij de rechtbank ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend, waarop eisers schriftelijk hebben gereageerd. 3. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college en vergunninghouder. Beoordeling door de rechtbank 4. Eisers zijn het niet eens met het besluit van het college om de omgevingsvergunning te verlenen en voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend. Bouwvergunning 2009
5. Eisers voeren aan dat de bouwvergunning voor de aanbouw, die in 2009 is verleend, onrechtmatig is. Het college heeft bij het verlenen van die vergunning ten onrechte geen rekening gehouden met de overschrijding van de maximaal toelaatbare bebouwing. Zij vinden dat het college niet kan voortborduren op die fout door nu te stellen dat bij de dakopbouw geen rekening hoeft te worden gehouden met de al bestaande overschrijding. De formele rechtskracht verzet zich volgens eisers niet tegen een onrechtmatigheidsoordeel van het besluit de vergunning te verlenen. Als wordt vastgesteld dat het besluit uit 2009 om vergunning te verlenen onrechtmatig is, dan kan de vergunning voor deze dakopbouw ook niet door de beugel. Ter ondersteuning van hun betoog wijzen zij op de beslissing van de Hoge Raad van 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278. 6. De rechtbank stelt vast dat met het besluit van 15 september 2009 een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van de aanbouw. Dit besluit is in rechte onaantastbaar en de op grond daarvan opgerichte aanbouw wordt geacht legaal te zijn. In beginsel moet dan ook van de juistheid van dat besluit worden uitgegaan. Slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan dit anders zijn. Dat, zoals eisers stellen, een fout is gemaakt bij het verlenen van die vergunning, is niet zo bijzonder dat de onaantastbaarheid van het besluit van 15 september 2009 moet worden doorbroken. Daaraan staat ook de rechtszekerheid voor vergunninghouder in de weg. Eisers hadden destijds bezwaar kunnen maken tegen de vergunning, maar hebben dit niet gedaan omdat zij veronderstelden dat ook in de toekomst steeds sprake zou blijven van een eenlaags bouwwerk. Dat die veronderstelling nu onjuist blijkt te zijn, is niet iets wat het college kan worden aangerekend. Dat betekent dat de vraag of destijds de aanbouw qua oppervlakte al dan niet op goede gronden is toegestaan in deze procedure niet meer aan de orde kan komen. Voor zover eiser hebben gewezen op de beslissing van de Hoge Raad, overweegt de rechtbank dat de zaak die daar speelde niet vergelijkbaar is met deze zaak. In de zaak bij de Hoge Raad ging het om het beoordelen van een verzoek om schade, waarbij de rechtmatigheid van een genomen besluit wel een rol speelt. In deze zaak gaat het om een besluit waarmee een omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van een dakopbouw. Daarom kunnen enkel aspecten aan de orde komen die zien op de vraag of het college terecht vergunning heeft verleend voor de dakopbouw. Regelgeving en toetsingskader
7. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 heeft elke gemeente een omgevingsplan van rechtswege dat regels geeft over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente. Voor het perceel van vergunninghouder waren vóór
1 januari 2024 de bestemmingsplannen [plaats] -West en Correctieve herziening [plaats] van kracht. Die bestemmingsplannen maken nu onderdeel uit van het Omgevingsplan gemeente [plaats] . Op het perceel geldt – voor zover voor dit bouwplan van belang – de bestemming ‘Wonen’. 8. Artikel 18.2.2, onder i, van de planregels van het Omgevingsplan gemeente [plaats] bepaalt dat binnen deze bestemming bijgebouwen en aan- en uitbouwen bij hoofdgebouwen mogen worden gebouwd waarbij de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten hoogste 3 meter respectievelijk 6 meter mag bedragen. 9. Voor het realiseren van de dakopbouw is op grond van het Omgevingsplan gemeente [plaats] een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit vereist. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan de beoordelingsregels die het toetsingskader vormen voor het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. In artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl staat dat de omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning. Uit artikel 22.29 van het Omgevingsplan gemeente [plaats] volgt dat het bouwwerk niet in strijd mag zijn met de in het omgevingsplan gestelde regels over bouwen en ook niet in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota. Past de dakopbouw in het Omgevingsplan gemeente [plaats] ?
10. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op de omgevingsplanactiviteit bouwen geen redenen zijn om de omgevingsvergunning te weigeren. Het bouwplan voldoet aan de bouwregels voor de bestemming ‘Wonen’ die zijn neergelegd in de planvoorschriften van de bestemmingsplannen [plaats] -West en Correctieve herziening [plaats] . Verder voldoet de aanvraag aan de welstandscriteria. Omdat sprake is van een gebonden beschikking, is het college gehouden om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen en heeft het college geen ruimte voor het maken van een belangenafweging. 11. Eisers hebben – los van het argument dat het bebouwingspercentage wordt overschreden – niet betwist dat de dakopbouw past binnen de bepalingen van het Omgevingsplan gemeente [plaats] . Zij wijzen wel op het nadeel dat zij ondervinden van een aanbouw van in totaal 11,5 meter met een hoogte van 6 meter. 12. De rechtbank is van oordeel dat deze grond niet slaagt. Zoals hierboven is weergegeven, moet het college onder meer toetsen of het bouwplan voldoet aan de in het Omgevingsplan gemeente [plaats] gestelde regels over bouwen en of de dakopbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand. Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat het (al dan niet overschrijden van het) bebouwingspercentage in deze procedure niet meer aan de orde kan komen. Qua hoogte past de dakopbouw binnen de regels en er is een positief welstandsadvies. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de dakopbouw niet in strijd is met de regels uit het Omgevingsplan gemeente [plaats] die gelden voor de vergunningverlening. In artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl staat dat een omgevingsvergunning wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning. Daaruit volgt dat sprake is van een gebonden beschikking, waarbij het college geen ruimte heeft om (ruimtelijke) belangen af te wegen. Dat eisers moeite hebben met de dakopbouw omdat deze (zon)licht wegneemt en zij tegen een lang en hoog bouwwerk aankijken zijn daarom geen aspecten die het college bij de besluitvorming heeft kunnen meewegen. Overbouw en raam in aanbouw
13. Eisers geven aan dat zij in de bezwaarprocedure hebben gewezen op overbouw van hun perceel en de aanwezigheid van een raam in de aanbouw. Tijdens de zitting is vastgesteld dat het raam in de aanbouw achterwege is gelaten en dat geen sprake is van overbouw door het aanbrengen van een druppelplaat. Eiser heeft tijdens de zitting aangeven dat de rechtbank hierover niet hoeft te oordelen. Schadevergoeding
14. In het geval dat de omgevingsvergunning voor de dakopbouw in stand zou blijven, eisen eisers van de gemeente een schadeloosstelling van € 25.000,- vanwege onder andere verlies aan woongenot en waardevermindering van hun pand. 15. Eisers hebben hun verzoek om schadevergoeding beperkt tot € 25.000,-, zodat de rechtbank op grond van artikel 8:89, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd is om daarvan kennis te nemen. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, doet zich geen van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb opgenomen omstandigheden voor op grond waarvan een veroordeling tot schadevergoeding kan worden uitgesproken. Alleen al daarom zal het verzoek worden afgewezen. Daaraan voegt de rechtbank toe dat eisers de schade baseren op de bouwvergunning uit 2009, zodat er geen causaal verband is tussen de gestelde schade en het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning waarover deze zaak gaat. Conclusie en gevolgen 16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning voor de dakopbouw terecht heeft verleend en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. 17. De rechtbank heeft na de zitting van eisers het formulier proceskosten ontvangen. In het formulier staat dat na de zitting ingediende opgaven of stukken in beginsel niet meer in beschouwing worden genomen. De rechtbank neemt het dan ook niet in behandeling. Omdat het beroep ongegrond is, krijgen eisers ook het griffierecht niet terug. Beslissing De rechtbank:
- verklaart beroep ongegrond en
- wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H.L. Debets, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025. griffier rechter Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1373, overweging 5.