vonnis
Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/294881 / HA ZA 19-659
Vonnis van 2 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RÉNIC B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. T.W. Jaburg te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE [plaats 2],
zetelend te Monnickendam,
gedaagde,
advocaat mr. M.F. Benningen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Rénic en de Gemeente genoemd worden.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 23 december 2020
het deskundigenbericht d.d. 21 mei 2021
de conclusie na deskundigenbericht van Rénic van 28 juli 2021
de conclusie na deskundigenbericht van de Gemeente van 25 augustus 2021
de akte van Rénic van 13 oktober 2021;
de antwoordakte van de Gemeente.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1.Kort gezegd stelt Rénic in deze procedure dat de Gemeente aansprakelijk is voor schade aan kunstwerken die is ontstaan als gevolg van een niet naar behoren functionerend gemaal/pomp op het perceel van Van Wijnaarden waardoor afvalwater terecht is gekomen in de garage waar de kunstwerken van Rénic stonden. De rechtbank heeft de verwijten van Rénic in het tussenvonnis van 7 oktober 2020 primair gekwalificeerd als opstalaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2.Ter onderbouwing van haar standpunt dat het gemaal/de pomp gebrekkig was heeft Rénic twee rapporten van deskundigen overgelegd waarin is ingegaan op de constructie en plaatsing van het gemaal/de pomp en de (veiligheids)eisen die daaraan gesteld mogen worden. De Gemeente heeft ter zitting in reactie op de rapporten onder meer aangevoerd dat de conclusie van beide deskundigen dat een overstort/noodoverlaat ingebouwd had moeten worden te kort door de bocht is, omdat de afwezigheid van een overstort niet een vrije keuze van De Gemeente is geweest, maar een gedwongen keuze onder druk van de provincie/het waterschap. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 7 oktober 2020 overwogen dat als deze stelling van De Gemeente over beperkingen vanuit de provincie/het waterschap wat betreft de mogelijkheid van een overstort/noodoverlaat juist is, dat tot gevolg zou kunnen hebben dat een overstort/noodoverlaat in dit geval niet is toegestaan. Omdat beide door Rénic ingeschakelde deskundigen in hun rapporten niet op die situatie waren ingegaan, zich niet hadden uitgelaten over eventuele alternatieve mogelijkheden om (in plaats van een overstort/noodoverlaat) een (andere) passieve veiligheid in te bouwen en het de rechtbank ook niet voldoende duidelijk was welke actieve maatregelen de Gemeente in dit specifieke geval had kunnen en moeten nemen heeft de rechtbank overwogen dat zij behoefte had aan (nadere) voorlichting door een deskundige. Nadat beide partijen zich over dit voornemen en de door de rechtbank voorgestelde vragen hadden uitgelaten, heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 23 december 2020 een deskundigenonderzoek gelast en ir. J.W. Hartemink (hierna: Hartemink) als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 21 mei 2021 zijn deskundigenbericht uitgebracht.
De deskundige heeft in zijn rapportage – voor zover van belang – de vragen van de rechtbank als volgt beantwoord:
“ […]
Vraag 1
Zijn of waren er regels/richtlijnen vanuit de provincie Noord-Holland/het waterschap/een ander overheidsorgaan die tot gevolg hebben dat toepassing van een overstort/noodoverlaat bij het gemaal/de pomp met nummer 7AO16 op het perceel van [betrokkene 1] aan de [adres] te [plaats 1] niet was toegestaan op 26 juni 2018?
[…]
Er is mij geen besluit of richtlijn bekend dat het gebruik van nooduitlaten bij drukrioolsystemen verbiedt. […] Desgevraagd kreeg ik vanuit het Hoogheemraadschap het volgende antwoord: “Wij hebben geen vastgesteld beleid of specifieke regelgeving met betrekking tot lozingen uit nooduitlaten van pompgemalen van drukriolering.”
In een aanvullende reactie van 28 april 2021 is door een beleidsmedewerker [van] het Hoogheemraadschap expliciet verwezen naar landelijke regelgeving uit het Besluit lozen buiten inrichtingen van 16 maart 2011. Hierin staat opgenomen dat lozingen vanuit een gemeentelijk vuilwaterriool zijn toegestaan als het vuilwaterriool is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan en als het vuilwaterriool overeenkomstig het gemeentelijk rioleringsplan is uitgevoerd en wordt beheerd […]
Dit betekent dat er geen verbod is op het toepassen van nooduitlaten bij drukrioleringsgemalen. Het was voldoende geweest als de gemeente deze voorzieningen op had genomen in het gemeentelijk rioleringsplan.
[…]
Vraag 4
[…]
Het gebruik van een putdeksel, dat daar niet specifiek voor ontworpen is, als ontlastvoorziening op rioolsystemen waartoe ook rioolgemalen behoren, is geen goede oplossing. In de eerste plaats is de werking volledig oncontroleerbaar. […] door corrosie en beschadigingen kunnen deksels zo vast komen te zitten dat een veel grotere overdruk nodig is voordat ze loskomen. […]
Een tweede probleem is dat putdeksels kunnen wegdrijven en daarmee een gevaar opleveren voor de omgeving. Dat geldt voor het deksel zelf maar evenzo voor de put die dan niet meer afgedekt is. […]
Vraag 6
Welke actieve en passieve veiligheidsmaatregelen had de Gemeente in dit geval kunnen nemen en wat had van haar verwacht mogen worden, rekening houdend met de tot 26 juni 2918 bij dit gemaal/deze pomp opgetreden storingen en de geldende regelingen en richtlijnen vanuit de provincie Noord-Holland/het waterschap/een ander overheidsorgaan?
De veiligheidsmaatregelen die zijn toegepast bij het drukrioleringssysteem waarvan deze pomp onderdeel uitmaakt zijn beperkt. Als de pomp in storing valt, gaat de rode lamp branden zodat de bewoner gewaarschuwd wordt en hij de gemeente kan bellen. Op 26 juni 2018 heeft de rode lamp niet gebrand doordat de storing optrad in de computer die de lamp had moeten aansturen. Hiermee is de beperking van deze beheersmaatregel duidelijk. Niet bij alle storingen brandt de lamp en zelfs als de lamp wel brandt moet dat worden opgemerkt door bewoners of omstanders. De grote beperking van het putdeksel als veiligheidsventiel heb ik bij antwoord 4 beschreven.
Mijns inziens heeft de gemeente twee mogelijkheden voor locaties waar dit type overlast kan optreden. In de eerste plaats kan een noodoverlaat op de put worden aangebracht. Daarmee worden panden en omliggend maaiveld beschermd tegen overstroming met rioolwater en krijgt de beheerder tevens meer tijd en ruimte om in geval van storing in te grijpen.
In de tweede oplossing worden de rioolgemalen voorzien van telemetrie waarmee op afstand het functioneren van pomp en gemaalcomputer kan worden gecontroleerd. Bij het type storing dat op of waarschijnlijk al voor 26 juni 2018 is opgetreden, was er een waarschuwingssignaal naar de rioolbeheerder gegaan dat er geen communicatie met de gemaalcomputer mogelijk was. Probleem van deze oplossing is dat zij prijzig is of in ieder geval was bij aanleg van het rioolsysteem. In die periode werd daar maar door heel weinig Nederlandse gemeenten voor gekozen en in het geval van de gemeente [plaats 2] met circa 488 gemalen en gemaaltjes was de afweging bij aanleg logisch. Inmiddels zijn de kosten voor telemetrie fors gedaald en had de gemeente kunnen overwegen bij renovatie dit in ieder geval voor gevoelige systemen, waarbij veel storingen optreden en/of storingen snel leiden tot overlast, te introduceren. Het patroon van storingen voorafgaand aan 26 juni 2018 geeft overigens geen aanleiding deze pomp als extra gevoelig aan te merken.
Vraag 7
Heeft de Gemeente – rekening houdend met alle feiten en omstandigheden van het onderhavige geval en bezien vanuit uw deskundigheid – adequaat gereageerd op de storing op 26 juni 2018 en op eventueel daaraan voorafgaande en voor dit geval relevante storingen?
De Gemeente [plaats 2] heeft onmiddellijk na melding haar aannemer voor het beheer van de rioolgemalen, de firma Remondis, ingeschakeld. De melding is om 10:07u gedaan en de monteur van Remondis is om 16.30u aan het werk gegaan. Deze reactietijd lijkt redelijk te zijn gezien dat er op het moment van de melding geen alarm is geslagen. De prioriteit was als “gemiddeld” gelabeld. Er was op dat moment immers nog geen wateroverlast bekend. De afhandeling van de storing heeft 1,5 uur geduurd, wat gezien de aard van de storing en het type werkzaamheden dat is uitgevoerd, alleszins redelijk is. […] Zowel Gemeente als aannemer hebben adequaat gereageerd gezien de op dat moment bekende omstandigheden.
De storingen en de werkzaamheden van Remondis aan het gemaal, zoals die in het aangeleverde logboek zijn weergegeven over de periode vanaf 2016, laten één opvallende storing zien in februari 2016. Op 16 februari 2016 werkt Remondis in het kader van het jaarlijkse onderhoud aan het gemaal zonder dat daar een storingsmelding aan vooraf gaat. De conclusie op dat moment was dat “de pomp stond droog te draaien”. Na reiniging van de borrelbuis (peilmeting en aansturing pomp) werkte alles weer correct. Twee dagen later kwam er een storingsmelding “rode lamp brandt”. Een en ander is veroorzaakt door een storing in het elektrische systeem. Blijkbaar zijn de werkzaamheden twee dagen eerder onvoldoende geweest, vandaar dat nu een nieuwe pomp wordt geplaatst.
De melding kwam binnen om 10:32u met prioriteit “gemiddeld” en om 12:15u was de monteur van Remondis ter plaatse. Dit laat zien dat Gemeente en haar aannemer doorgaans snel reageren op storingen. De afhandeling van de eerste storing op 16 februari bleek uiteindelijk niet voldoende te zijn geweest, maar de wijze van werken past in de gebruikelijke aanpak.
[…].”
2.4.Beide partijen hebben na het deskundigenbericht een conclusie genomen waarin zij zich hebben uitgelaten over de conclusies van de deskundige. Verder hebben beide partijen nog een nadere akte genomen. De rechtbank zal daar – voor zover van belang – verderop in dit vonnis nader op ingaan.
Gebrekkig opstal
2.5.De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het gemaal/de pomp op het perceel van [betrokkene 1] als opstal gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW. Zoals overwogen in het tussenvonnis van 7 oktober 2020 is voor opstalaansprakelijkheid vereist 1) dat de opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, 2) dat zij daardoor een gevaar voor personen of zaken oplevert en 3) dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Bij de vraag of het gemaal voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld kom het aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op de voorkoming van gevaar voor personen of zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans is op verwezenlijking van het gevaar en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.
2.6.De rechtbank stelt voorop dat elke gemeente verplicht is om binnen de gemeentegrenzen de inzameling en de afvoer van het huishoudelijk afvalwater te verzorgen. De Gemeente maakt in haar buitengebieden voor die afvoer gebruik van minigemalen. Zo ook op het perceel van [betrokkene 1]. Deze gemalen moeten zodanig functioneren en worden onderhouden dat de veiligheid van personen of zaken niet in gevaar wordt gebracht. Het enkele feit dat op 26 juni 2018 wateroverlast is opgetreden als gevolg van een storing van het gemaal/de pomp op het perceel van [betrokkene 1] wil echter nog niet zeggen dat het gemaal/de pomp gebrekkig was. Dat is anders als het gemaal/de pomp niet aan de (veiligheids)eisen voldeed die daaraan in de gegeven omstandigheden gesteld mochten worden.
2.7.De Gemeente stelt zich op het standpunt dat de pomp voldeed aan de eisen die daaraan in gegeven omstandigheden gesteld kunnen worden en dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. Volgens de Gemeente is pomp deugdelijk aangelegd, gaat er een noodlamp branden als zich een verstopping of andere storing voordoet en wordt de pomp deugdelijk onderhouden. Dat laatste lijkt inderdaad het geval. Het gemaal/de pomp wordt jaarlijks onderhouden door Remondis, een door de Gemeente gecontracteerd specialistisch bedrijf. Uit de door de Gemeente overgelegde storingsoverzichten blijkt dat in de periode vanaf februari 2016 tot 26 juni 2018 slechts één relevante storing is opgetreden, die binnen afzienbare tijd door Remondis verholpen is. Deskundige Hartemink concludeert in zijn rapport ook dat de Gemeente en Remondis doorgaans adequaat reageren op storingen en dat deze wijze van werken past in de gebruikelijke aanpak. Dat zich na 26 juni 2018 diverse storingen hebben voorgedaan, is voor de vraag of het gemaal op 26 juni 2018 gebrekkig was niet relevant en zal verder buiten beschouwing worden gelaten.
2.8.Anders dan de Gemeente zijn de twee door Rénic ingeschakelde deskundigen van oordeel dat het gemaal niet deugdelijk is aangelegd. De rapporten van beide deskundigen zijn (deels) geciteerd in het tussenvonnis van 7 oktober 2020. Deskundige [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) van TMX merkt op dat de pomp in dit geval onder het maaiveld is geplaatst en dat bij een dergelijke plaatsing de druk in het rioolsysteem hoger wordt wanneer de aanvoer naar de put hoger wordt. Het was volgens [betrokkene 2] daarom redelijkerwijs logischer geweest om hier te kiezen voor een overstort zodat in geval van een defect het water overstort op het oppervlaktewater. De locatie leent zich hier volgens [betrokkene 2] bovendien goed voor. [betrokkene 3] (hierna: professor [betrokkene 3]) wijst erop dat het drukrioolsysteem dat de Gemeente gebruikt weliswaar een breed geaccepteerde methode is, maar dat in de vakwereld algemeen bekend is dat het systeem in vergelijking met “klassieke” vrijvervalriolering aanzienlijk gevoeliger is voor storingen en dat het daarom gebruikelijk is om bij het ontwerp te voorzien in actieve en passieve veiligheidsmaatregelen in de vorm van een noodoverlaat of in het creëren van voldoende reactietijd tussen storingsmelding en het optreden van een calamiteit. Volgens professor [betrokkene 3] is het niet gebruikelijk om het overlopen van water via de loskomende putdeksel als passieve veiligheid te gebruiken, omdat putdeksels niet altijd (makkelijk) zijn te lichten als gevolg van verkleving of corrosie. Hij schrijft de wateroverlast op 26 juni 2018 toe aan een falend actief alarmeringssysteem (de rode waarschuwingslamp op het kastje in de tuin is niet gaan branden) waarbij een passieve veiligheid (noodoverlaat) in het ontwerp ontbreekt. De rechtbank verwerpt het verweer van de Gemeente dat aan de rapporten van deze twee deskundigen voorbij moet worden gegaan, omdat het partijdeskundigen zijn. Het enkele feit dat de deskundigen door Rénic zijn ingeschakeld, maakt nog niet dat de deskundigen in dit geval niet onpartijdig en/of niet deskundig zijn. In de rapporten zijn daarvoor ook onvoldoende aanknopingspunten te vinden. Bovendien wordt de conclusie van beide partijdeskundigen dat de toegepaste veiligheidsmaatregelen bij dit gemaal beperkt zijn onderschreven door de door de rechtbank benoemde deskundige Hartemink. Hij concludeert dat de rode lamp op het kastje in de tuin feitelijk de enige beheersmogelijkheid is bij een storing, maar dat die lamp niet bij alle storingen zal branden en dat het branden van de lamp bovendien moet worden opgemerkt door bewoners of omstanders. Het gebruik van een putdeksel als ontlastvoorziening ziet ook Hartemink niet als een goede oplossing, onder meer omdat putdeksels vast kunnen komen te zitten. Volgens Hartemink had de Gemeente in dit geval twee mogelijkheden voor locaties waar overlast als zich op 26 juni 2018 heeft voorgedaan kan optreden: 1) het aanbrengen van een noodoverlaat of 2) het toepassen van telemetrie die ervoor zorgt dat er bij storingen een waarschuwingssignaal naar de rioolbeheerder gaat, zodat sneller ingegrepen kan worden.
2.9.De deskundigen concluderen dus eensgezind dat in het onderhavige geval alleen signalering van een storing door middel van het branden van een rode lamp een (te) beperkte de veiligheidsmaatregel is en dat het lichten van de putdeksel geen geschikte veiligheidsmaatregel is. Ook concluderen zij alle drie dat het bij dit gemaal/deze pomp voor de hand had gelegen meer (passieve) veiligheidsmaatregelen te treffen in de vorm van een overstort/noodoverlaat of telemetrie. De Gemeente heeft die conclusies niet weersproken. Zij erkent dat er in beginsel twee mogelijkheden zijn voor veiligheidsmaatregelen (noodoverlaat en telemetrie), maar stelt dat als die maatregelen niet worden getroffen dat niet betekent dat sprake is van een zorgplichtschending of een ondeugdelijke pomp. Volgens de Gemeente was het namelijk niet mogelijk om een van deze twee opties te kiezen. In het kader van de sanering van ongezuiverde lozingen in het buitengebied is in 1985 onder druk van de provincie en het waterschap met rijkssubsidie drukriolering door de Gemeente aangelegd in [plaats 1]. Dit was dus geen vrije, maar een gedwongen keuze van de Gemeente om ongezuiverde lozing op oppervlaktewater te voorkomen. De tweede optie is ook niet mogelijk, omdat telemetrie met bijna 500 vergelijkbare minigemalen voor de gemeente financieel niet haalbaar is en daarom als niet doelmatig is beoordeeld.
2.10.De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit het rapport van Hartemink blijkt dat de stelling van de Gemeente dat zij niet de keuze had om een overstort/noodoverlaat aan te brengen niet juist is. Er zijn of waren geen regels die overstort verbieden. Het thans nog geldende Besluit lozen buiten inrichtingen van 16 maart 2011 staat lozingen vanuit een gemeentelijk vuilwaterriool toe als het vuilwaterriool is opgenomen in het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) en als het riool overeenkomstig het GRP is uitgevoerd en wordt beheerd. Richtlijnen of beleid vanuit het Waterschap of het Hoogheemraadschap waarin overstort wordt ontmoedigd blijken er evenmin te zijn (geweest). De Gemeente erkent dat, maar stelt dat het Hoogheemraadschap haar heeft laten weten dat wel op lozingen uit noodoverlaten wordt gehandhaafd als blijkt dat een gemeente nalatig is met beheer of onderhoud. Dat is echter een situatie die De Gemeente zelf in de hand heeft en kan voorkomen. Waarom de Gemeente dan toch “onder druk” van de Provincie en het Waterschap in 2007 “gedwongen” de keuze heeft moeten maken geen noodoverlaat toe te passen bij de plaatsing van dit onder het maaiveld gelegen gemaal heeft zij onvoldoende duidelijk kunnen maken. Het enkele feit dat het Rijk destijds met subsidie stimuleerde om op het oppervlaktewater lozende pompen te vervangen door een drukriolering is in ieder geval niet voldoende om druk aan te nemen. De stelling van de Gemeente dat zij in dit geval niet kon kiezen voor een overstort/noodoverlaat wordt door de rechtbank dan ook als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
2.11.De Gemeente betoogt verder dat zij beleidsvrijheid heeft om de afweging te maken dat het aanbrengen van telemetrie bij alle 488 pompen in de gemeente financieel niet haalbaar en doelmatig is. Het is op zich juist dat de Gemeente die beleidsvrijheid heeft, maar van haar kan dan wel worden verwacht dat zij enig inzicht geeft in de door haar gemaakte afweging, zodat de rechtbank die afweging marginaal kan toetsen. De Gemeente heeft slechts in het algemeen gesteld dat telemetrie voor 488 gemalen te duur is en dat de kosten niet opwegen tegen de voordelen. Wat de kosten per gemaal zijn en waarom telemetrie bij alle 488 gemalen zou moeten worden toegepast en niet alleen bij een aantal specifieke gemalen, bijvoorbeeld die – zoals in dit geval – onder het maaiveld liggen en daardoor een groter risico op overlast hebben, heeft de Gemeente niet toegelicht. Uit het door Rénic overgelegde rapport “Feitenonderzoek mechanische riolering” uit 2014 blijkt dat bij de 10 onderzochte gemeenten gemiddeld 63% van de pompen is aangesloten op telemetrie waarbij het percentage per gemeente aanzienlijk verschilt. Uit de in het rapport opgenomen grafiek op bladzijde 14 wordt duidelijk dat van de 10 gemeenten er 6 slechts 60% of minder pompen op telemetrie hebben aangesloten. Hieruit blijkt dat het niet ongebruikelijk is om slechts een (klein) deel van de pompen in een gemeente op telemetrie aan te sluiten. De opmerking van de Gemeente naar aanleiding van dit rapport dat zij niet vergelijkbaar is met andere gemeenten, omdat zij een groot buitengebied heeft met een relatief groot aantal drukpomprioleringen is te kort door de bocht. Uit de tabel op bladzijde 9 van het rapport blijkt namelijk dat 6 van de 10 onderzochte gemeenten (veel) meer drukpomprioleringen hebben dan de Gemeente en dat het merendeel van die gemeenten desondanks (deels) gebruik maakt van telemetrie. De Gemeente had dan ook meer inzicht moeten geven in de gemaakte (financiële) afwegingen die ertoe hebben geleid dat zij geen telemetrie heeft toegepast. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij onvoldoende onderbouwd gesteld dat het financieel niet doelmatig was om (onder meer) de pomp op het perceel van [betrokkene 1] aan te sluiten op telemetrie.
2.12.De conclusie van het vorenstaande is dat de Gemeente onvoldoende heeft gesteld dat de veiligheidsmaatregelen die volgens de deskundigen bij dit gemaal redelijkerwijs te vergen zijn, te weten een noodoverlaat of telemetrie, niet mogelijk of doelmatig zijn.
2.13.De Gemeente stelt zich op het standpunt dat extra maatregelen niet nodig waren, omdat – zo blijkt uit het storingsoverzicht – er weinig problemen waren met deze pomp. Of deze pomp daadwerkelijk weinig storingen heeft gehad, kan de rechtbank echter niet vaststellen. De Gemeente heeft alleen een storingsoverzicht van de periode februari 2016 tot en met 26 juni 2018 overgelegd. Daaruit blijkt dat zich in die periode één storing heeft voorgedaan die tijdig en adequaat is opgelost, maar een overzicht van de jaren daarvoor ontbreekt. Volgens Rénic zijn er in de voorliggende periode vaker storingen opgetreden wat door de Gemeente niet is weersproken.
2.14.De rechtbank deelt ook niet de mening van de Gemeente dat het niet treffen van veiligheidsmaatregelen normaal gesproken geen ernstige gevolgen heeft, omdat verstoppingen in de meeste gevallen snel worden opgemerkt doordat het water in de gootsteen of wc niet goed wegloopt, vaak al voordat noodlamp gaat branden. In het ergste geval komt er water uit een vloerput die zich meestal in badkamer of (bij)keuken bevindt waar water niet veel schade aanricht, aldus de Gemeente. Los van eventuele schade aan zaken is een overstroming met afvalwater in een woning in het kader van volksgezondheid en hygiëne zeer onwenselijk en naar het oordeel van de rechtbank iets wat in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Bovendien blijkt uit de rapporten van de deskundigen dat de kans op wateroverlast zoals die zich nu heeft voorgedaan groter is bij gemalen die – zoals in dit geval – onder het maaiveld liggen.
2.15.Het verweer van de Gemeente dat [betrokkene 1] de kans op overlast van afvalwater zelf heeft vergroot door na de aanleg van de rioolpomp een verlaagde aansluiting van de vloerput te maken gaat niet op. Rénic heeft onweersproken gesteld dat het schrobputje in de garage waaruit het afvalwater is gestroomd hoger ligt dan de pomp. De rechtbank ziet dan ook niet hoe de aanleg van dit putje het risico op wateroverlast heeft vergroot. Ook is niet gebleken dat de aansluiting op zich ondeugdelijk was. Weliswaar zal de wateroverlast zich in het geval van een niet goed functionerende pomp het eerst voordoen op het laagste gelegen punt van de woning, maar dat wil niet zeggen dat zich zonder deze aansluiting geen wateroverlast had voorgedaan. Dat zou dan waarschijnlijk alleen bij een ander punt in de woning zijn geweest.
2.16.De rechtbank komt alles bij elkaar tot de conclusie dat het gemaal op het perceel van [betrokkene 1] niet voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld. De bestemming van het gemaal is het afvoeren van huishoudelijk afvalwater vanuit woningen en juist op dat punt functioneerde het gemaal niet goed met als gevolg dat er afvalwater in de woning van [betrokkene 1] terecht is gekomen. Dat dat in de garage was en niet in een woongedeelte is niet relevant. De kans op storingen met overlast tot gevolg is door hogere druk groter bij gemalen die zich – zoals in dit geval – onder het maaiveld bevinden en mede daarom zijn bij dit gemaal actieve en passieve veiligheidsmaatregelen in de vorm van een noodoverlaat/overstort of telemetrie nodig. Die maatregelen zijn niet toegepast. Er is geen noodoverlaat aanwezig en ook is (later) geen telemetrie aangebracht waarmee storingen sneller kunnen worden gesignaleerd en verholpen. De enige (deugdelijke) veiligheidsmaatregel bestaat uit een alarmlamp. Dat meer veiligheidsmaatregelen niet mogelijk en/of (financieel) te bezwaarlijk zijn is onvoldoende gebleken. Dat het gemaal wel goed wordt onderhouden is niet voldoende om het ontbreken van veiligheidsmaatregelen te compenseren. Naar het oordeel van de rechtbank is het gemaal door het ontbreken van redelijkerwijs te vergen veiligheidsmaatregelen dan ook gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. De Gemeente is als eigenaar van het gemaal dan ook aansprakelijk voor de schade van Rénic. Aan de vraag of er ook sprake is van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW komt de rechtbank niet toe.
Schade
2.17.In overweging 4.5 van het tussenvonnis van 7 oktober 2020 heeft de rechtbank al geoordeeld dat in voldoende mate vaststaat dat er op 26 juni 2018 rioolwater in de garage heeft gestaan en dat de kunstwerken van Rénic door dat rioolwater beschadigd zijn geraakt. De kunstwerken zijn 8 zeefdrukken van de kunstenaar Julian Schnabel, getiteld “Last Attempt of Attracting Butterflies I, 1995”, per 4 verpakt in de bijbehorende verpakkingen, genummerd 29 en 71 uit een oplage van 80. De schade bestaat volgens Rénic uit schimmel- en vochtvlekken, vervormingen en golvingen in het karton.
2.18.De Gemeente beroept zich wat de schade betreft op eigen schuld en het niet voldoen aan de schadebeperkingsplicht door Rénic. De Gemeente verwijt Rénic dat zij onzorgvuldig met de kunstwerken is omgegaan door deze op de grond te zetten in een laaggelegen, mogelijk vochtige garage met een onafgewerkte vloer en deze bovendien niet adequaat te verzekeren. Als gevolg van deze aan Rénic toe te rekenen omstandigheden moet de schade voor eigen rekening van Rénic blijven, aldus de Gemeente. De rechtbank verwerpt dit verweer. Rénic heeft er terecht op gewezen dat niet voorzienbaar was dat rioolwater de garage zou instromen. Een vergelijkbaar voorval had zich vóór 26 juni 2018 niet eerder voorgedaan en de Gemeente heeft in de procedure zelf gesteld dat er tot die datum nauwelijks storingen zijn opgetreden bij het betreffende gemaal. Het feit dat de kunstwerken in de garage op de grond stonden is dan ook niet onvoorzichtig geweest en daarom geen schadeveroorzakende omstandigheid die Rénic kan worden toegerekend. Dat de garage op zich een vochtige ruimte is, is zonder enige onderbouwing gesteld en blijkt nergens uit. Rénic heeft bovendien onweersproken gesteld dat de kunstwerken in dikke beschermende verpakkingen waren gehuld. Het verwijt dat Rénic de kunstwerken niet adequaat verzekerd had gaat tot slot ook niet op, omdat het niet hebben van een (adequate) verzekering niet heeft bijgedragen aan het ontstaan of de omvang van de schade aan de kunstwerken zelf.
2.19.Papierrestaurator [betrokkene 4] en Papier Restaurator hebben afzonderlijk van elkaar vastgesteld dat bij de kunstwerken sprake is van schimmel-/vochtvlekken en golving van het karton. Beiden hebben verder aangeven dat de schade na behandeling aanwezig zal blijven, omdat de schimmelvlekken slecht tot niet te verwijderen zijn. Rénic stelt naar aanleiding daarvan dat de kunstwerken niet hersteld kunnen worden en dus vervangen zullen moeten worden. Zij begroot haar schade op € 30.500,-, te weten de door taxateur [betrokkene 5] getaxeerde vervangingswaarde van € 31.000,- minus de restwaarde van € 500,-. De Gemeente voert verweer tegen de hoogte van de schade. Zij heeft erop gewezen dat niets bekend is over de staat en waarde van kunstwerken voorafgaand aan het voorval en gesteld dat een nieuw voor oud correctie of afschrijving dient plaats te vinden. Mede naar aanleiding van het verweer van de Gemeente heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 7 oktober 2020 Rénic op de voet van artikel 22 Rv opgedragen om het door [betrokkene 6] opgemaakte taxatierapport van 25 maart 2016 over te leggen voor zover betrekking hebbend op de onderhavige kunstwerken. Bij akte van 4 november 2021 heeft Rénic dit taxatierapport overgelegd, evenals de facturen van de kunstwerken en een aantal (e-mail)berichten die zien op de vervangingswaarde. De Gemeente heeft daar nog niet op kunnen reageren en heeft bij conclusie na deskundigenbericht zich het recht voorgehouden dit alsnog te kunnen doen. De rechtbank zal de Gemeente daarom in de gelegenheid stellen bij akte te reageren op de door Rénic bij de akte van 4 november 2021 overgelegde producties.
De rechtbank
3.1.verwijst de zaak naar de rol van woensdag 2 maart 2022 voor het nemen van een akte door de Gemeente als omschreven in 2.19,
3.2.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.n
type: 977
coll: