RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1651
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde, het college.
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag van verzoekers voor voorzieningen in verband met hun vervoersbehoefte op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.1.Het college heeft deze aanvraag met de besluiten van 26 juli 2021 en 15 september 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 november 2022 heeft het college beslist op het bezwaar van verzoekers tegen deze besluiten en aan verzoekers gedeeltelijk een voorziening toegekend.
2. Uit de mail van 19 april 2023 begrijpt de voorzieningenrechter dat verzoekers met het verzoek om een voorlopige voorziening willen bereiken dat het college uitvoering geeft aan de uitspraak op bezwaar van 10 november 2022. Verzoekers betogen namelijk dat er een bindende uitspraak op bezwaar ligt en dat het college weigert om de twee reguliere scootmobielen te verstrekken.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat er alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dit betekent dat naast het verzoek om voorlopige voorziening er ook sprake moet zijn van een bezwaar- of beroepszaak (de hoofdzaak). Het ontbreken van connexiteit leidt tot een niet-ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening.
4. Tegen het besluit op bezwaar van 10 november 2022 is geen beroep ingesteld. De termijn om tegen dit besluit op bezwaar beroep in te stellen is inmiddels verstreken. Dit betekent dat er geen hoofdzaak loopt en dat er dus niet wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. H Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk wordt beoordeeld.
5. Voor zover verzoekers hebben beoogt de voorlopige voorziening te hebben gericht op het nog te nemen besluit van het college inzake de aanvraag voor een voorziening voor hun vervoersbehoefte overweegt de voorzieningenrechter dat op deze aanvraag nog niet is beslist, zodat ook hier (nog) niet wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste.
6. Zoals hierboven overwogen is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, omdat er niet wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. De voorzieningenrechter doet daarom uitspraak zonder zitting. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga , griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 april 2023.
griffier |
voorzieningenrechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: