beslissing
Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/222181 KG RK 23-128
Beslissing van 2 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. B. van den Bosch,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het schriftelijke wrakingsverzoek van 25 april 2023; en
de schriftelijke reactie van de rechter van 25 april 2023.
Het verzoek strekt allereerst tot wraking van de rechter in de zaak met nummer
10463961 CV EXPL 23-2577 waarin verzoeker partij is. Daarnaast strekt het verzoek tot wraking van de griffier, de officier van justitie, de rechtbank en de gehele rechtspraak.
2.2Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter, de griffier en de officier van justitie niet tekeningsbevoegd zijn en dat niemand jurisdictie heeft over het levende wezen.
2.3De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten.
3.1Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Wraking van de rechter
3.2Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft verzoeker geen enkele grond aangevoerd, laat staan gemotiveerd, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van vooringenomenheid van de rechter dan wel dat hij een gerechtvaardigd vermoeden daartoe heeft. Het niet accepteren van gezag of bevoegdheid van rechters dan wel de rechtspraak als geheel levert geen grond op voor wraking.
Wraking van de griffier, de officier van justitie, de rechtbank en de gehele rechtspraak
3.4Met betrekking tot het verzoek van verzoeker tot wraking van de griffier, de officier van justitie, de rechtbank en de gehele rechtspraak overweegt de wrakingskamer als volgt. Gelet op artikel 36 Rv kan een wrakingsverzoek alleen zijn gericht tegen rechters of een rechter die een zaak behandelen of behandelt. De wet biedt niet de mogelijkheid tot wraking van de griffier, de officier van justitie, de rechtbank of de gehele rechtspraak. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de griffier, de officier van justitie, de rechtbank en de gehele rechtspraak. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 4.2, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
3.5Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
De rechtbank:
verklaart het verzoek tot wraking van de rechter, de griffier, de officier van justitie, de rechtbank en de gehele rechtspraak niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de procedure met zaaknummer 10463961 CV EXPL 23-257 wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en de gewraakte rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. J.S. Bartstra en
mr. F.P. Dresselhuys -Doeleman, rechters in tegenwoordigheid van de griffier
mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 2 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.