Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBNNE:2025:5538

Tussenuitspraak. Omgevingsvergunning voor het herinrichten van een sportpark en het vernieuwen van de accommodatie. Ten aanzien van het geluidsonderzoek niet voldaan aan de vergewisplicht. Niet deugdelijk gemotiveerd dat sprake is van aanvaardbare geluidgevolgen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast niet kenbaar onderzocht en gemotiveerd dat geen sprake is van een alternat...

Rechtbank Noord-Nederland 24 December 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBNNE:2025:5538 text/xml public 2025-12-24T12:24:55 2025-12-24 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Noord-Nederland 2025-12-23 LEE 24/4344 en LEE 24/4345 Uitspraak Tussenuitspraak NL Groningen Bestuursrecht; Omgevingsrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2025:5538 text/html public 2025-12-24T12:22:37 2025-12-24 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBNNE:2025:5538 Rechtbank Noord-Nederland , 23-12-2025 / LEE 24/4344 en LEE 24/4345
Tussenuitspraak. Omgevingsvergunning voor het herinrichten van een sportpark en het vernieuwen van de accommodatie. Ten aanzien van het geluidsonderzoek niet voldaan aan de vergewisplicht. Niet deugdelijk gemotiveerd dat sprake is van aanvaardbare geluidgevolgen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast niet kenbaar onderzocht en gemotiveerd dat geen sprake is van een alternatief, waarvan van tevoren duidelijk was of kon zijn dat daardoor een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Niet onaannemelijk dat de door eisers genoemde locatie zo’n alternatief is. Het college wordt in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 24/4344 en LEE 24/4345

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit Havelte, eiser 1 (LEE 24/4344) [eiser] , uit Havelte, eiser 2 (LEE 24/4345),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld
(gemachtigde: mr. drs. E.A.A. van Dam).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over een omgevingsvergunning voor het herinrichten van het sportpark en het vernieuwen van de accommodatie aan [adres] te Havelte (het perceel). Eisers zijn het niet eens met de omgevingsvergunning. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de omgevingsvergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit gebreken heeft en dat het college de kans krijgt die gebreken te herstellen. Daarom doet de rechtbank een tussenuitspraak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze tussenuitspraak komt en welke gevolgen deze tussenuitspraak heeft.
Procesverloop
2. Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft op beide beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eisers en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten en omstandigheden

3. Op 20 december 2023 heeft [vergunninghouder] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning aangevraagd voor het herinrichten van sportpark Havelte en het vernieuwen van de accommodatie. De nieuwe accommodatie wordt gesitueerd aan de westkant van het sportpark, er wordt een nieuw hoofdveld aangelegd en er worden twee pupillenvelden gerealiseerd. Daarnaast wordt het aantal parkeerplaatsen uitgebreid en de ontsluiting van de parkeerplaats verbeterd.
3.1.
De vergunning is aangevraagd voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening. Bij de aanvraag is een ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
3.2.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Havelte. Het bestaande sportpark heeft de enkelbestemming Sport. De aangrenzende gronden hebben de enkelbestemmingen Bos, Verkeer en Water. Daarnaast geldt de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 voor het bestaande sportpark en voor de aangrenzende gronden.
3.3.
Eisers wonen tegenover het sportpark, op de adressen [adres] en [adres] . De nieuwe accommodatie komt dichter bij eisers woningen te liggen dan de bestaande accommodatie. Eisers hebben een zienswijze ingediend tegen de ontwerp-omgevingsvergunning.
3.4.
Het college heeft op de zienswijzen gereageerd met een reactienota. Het college verwijst in de reactie naar een aanvullend geluidsonderzoek dat aan de ruimtelijke onderbouwing is toegevoegd.
3.5.
Op 16 september 2024 heeft het college de omgevingsvergunning voor het herinrichten van het sportpark en het vernieuwen van de accommodatie verleend.

Welk recht is van toepassing?

4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Op een besluit op een voor 1 januari 2024 ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning blijft het voor de Omgevingswet geldende recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 20 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft.
4.1.
De beroepsgrond van eiser 2 dat met het bestreden besluit niet is voldaan aan artikel 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet kan alleen al daarom niet slagen.

Ontvangstbevestiging en reactienota

5. Eiser 1 acht het in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat de reactienota niet is meegestuurd met het bestreden besluit. Verder noemen eisers dat zij, anders dan in de reactienota staat, geen ontvangstbevestiging van hun zienswijze hebben ontvangen.

6. De reactienota is volgens het college wel meegestuurd met het bestreden besluit. De reactienota was daarnaast te raadplegen via de website ruimtelijkeplannen.nl en eiser had die kunnen opvragen bij het college. Blijkens het beroepschrift waren eisers wel bekend met de inhoud van de reactienota. Het college bevestigt dat eisers geen ontvangstbevestiging hebben ontvangen, anders dan in de (standaard)tekst van de reactienota staat.

7. De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen gebrek aan het bestreden besluit. Er is ook geen sprake van strijd met de Awb. Het niet sturen van een ontvangstbevestiging en het mogelijk niet meesturen van de reactienota zijn slordigheden, waarvan de rechtbank begrijpt dat die eisers het gevoel kunnen geven dat zij niet serieus genomen zijn. Dergelijke slordigheden kunnen echter geen aanleiding zijn voor een vernietiging van het bestreden besluit. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Inhoud van de omgevingsvergunning

8. Eisers voeren verder aan dat de omgevingsvergunning, anders dan in het bestreden besluit staat, wel is gewijzigd ten opzichte van de ontwerpvergunning. Aan de vergunning is een aanvullend en zeer relevant geluidsonderzoek toegevoegd. Daarvoor was al opdracht gegeven voordat de zienswijzen waren ingediend. Omdat het onderzoek pas bij eisers bekend is geworden toen de vergunning al verleend was hebben zij geen gelegenheid gehad om daarop hun zienswijze te geven.

9. Het college stelt zich op het standpunt dat hetgeen vergund is - het herinrichten van het sportpark en het vernieuwen van de accommodatie - niet is gewijzigd, alleen de motivering is aangevuld. Bij het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen mag de motivering van het besluit worden aangevuld naar aanleiding van extra onderzoek.

10. De rechtbank volgt het college in het standpunt dat het aanvullend geluidsonderzoek onderdeel is van de nadere motivering van de omgevingsvergunning en dat hetgeen vergund is niet is gewijzigd. Dat eisers geen zienswijze hebben kunnen indienen tegen het aanvullend geluidsonderzoek is geen gebrek waardoor eisers zijn benadeeld, omdat het aanvullend geluidsonderzoek in beroep kan worden beoordeeld. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Goede ruimtelijke ordening en geluid

11. Volgens eisers is de omgevingsvergunning wat betreft geluid in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Zij vrezen aantasting van hun woon- en leefklimaat door geluidsoverlast als gevolg van de omgevingsvergunning. Daarbij wijzen zij erop dat niet wordt voldaan aan de in de VNG-brochure opgenomen richtafstand van 50 meter tussen een veldsportcomplex en een rustige woonwijk.
11.1.
Eisers voeren aan dat het geluidsonderzoek van Sweco ten onrechte beperkt is tot geluidsbronnen voor sportactiviteiten op het terrein. Zij zijn het er niet mee eens dat de overschrijding van de grenswaarde van 40 dB(A) in de avondperiode op trainingsdagen acceptabel en planogisch niet relevant wordt geacht door het college, omdat er in de bestaande situatie ook al sprake is van een overschrijding van de norm.
11.2.
Het aanvullend geluidsonderzoek had volgens eisers niet aan het besluit ten grondslag mogen liggen, omdat Bureau 1232 niet gecertificeerd is in het uitvoeren van akoestische berekeningen. Eisers hebben geen vertrouwen in de juistheid van de uitkomsten van het aanvullend onderzoek en achten een nader geluidsonderzoek van een onafhankelijk deskundige nodig. Verder wijzen eisers erop dat in het model is uitgegaan van een gesloten pand, terwijl het pand in- en uitgangen heeft aan de kant van de parkeerplaats. Daarnaast zijn voor het onderzoek geen metingen in de praktijk uitgevoerd. Eisers wijzen op de vergewisplicht uit artikel 3:9 van de Awb.

12. Het college stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens het college is juist vanwege de beperkte afstand geluidsonderzoek gedaan naar de gevolgen van het verplaatsen van de accommodatie. Het college acht de overschrijding van het geluidsniveau op trainingsdagen planologisch niet van belang omdat ook in de bestaande situatie sporten op kortere afstand dan 50 meter tot woningen al was toegestaan. Het gebruik van de sportvelden verandert niet ten opzichte van de bestaande situatie.
12.1.
Het college ziet geen reden om te twijfelen aan het geluidsonderzoek of het aanvullend geluidsonderzoek. Het college acht de gekozen locatie voor het clubgebouw in akoestische zin aanvaardbaar omdat de geluidproductie van de nieuwe accommodatie bij de dichtstbijzijnde woning ruimschoots voldoet aan de geldende grenswaarde van 35dB(A) en er geen deskundig tegenonderzoek is overgelegd. Artikel 3:9 van de Awb is volgens het college niet van toepassing omdat dat artikel alleen geldt voor een wettelijk adviseur.

13. Het is vaste rechtspraak dat het college op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als eisers concrete aanknopingspunten naar voren hebben gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, mag het college niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig moet het college de adviseur een reactie vragen op wat eisers over het advies hebben aangevoerd.
13.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de vergewisplicht uit artikel 3:2 van de Awb geschonden bij het volgen van de bevindingen en conclusie van het (aanvullend) geluidsonderzoek. Het college heeft niet inhoudelijk gereageerd op de stelling van eisers dat in het model is uitgegaan van een gesloten pand, terwijl het pand in- en uitgangen heeft aan de kant van de parkeerplaats, en heeft dat aspect ook niet ter beoordeling aan de adviseur voorgelegd. Omdat niet onaannemelijk is dat de uitkomst van de geluidmeting anders zal zijn bij een niet-gesloten pand had het op de weg van het college gelegen om genoemd aspect voor te leggen aan de adviseur die het onderzoek heeft verricht en het besluit op dit punt te motiveren. Omdat het college dat niet heeft gedaan is het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en is niet deugdelijk gemotiveerd dat sprake is van aanvaardbare geluidgevolgen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 Awb. Deze beroepsgrond slaagt.

Alternatieve situatie

14. Eisers voeren aan dat zij niet bekend zijn met de relatieve vergelijking waarnaar het college verwijst als het gaat om de situering van de accommodatie. Eisers weten daardoor ook niet wat de geluidseffecten zouden zijn van situering van de accommodatie aan de noordzijde van het hoofdveld. Zij verwachten dat de geluidsbelasting lager zal zijn omdat de afstand tot de bebouwing met 50 meter wordt vergroot. De relatieve vergelijking is niet besproken en toegelicht op de informatieavond in februari 2024 en eisers twijfelen aan het bestaan ervan.

15. Het college beroept zich op de bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van gronden en bouwwerken en de beleidsruimte die hij daarbij heeft. Volgens het college hoeft een alternatieve locatie niet worden onderzocht nu aan de aangevraagde locatie planologisch medewerking kan worden verleend en eisers geen deskundig tegenonderzoek hebben aangeleverd. Verder blijkt uit de relatieve vergelijking door Bureau 1232 dat de vergunde locatie optimaal is en dat een verplaatsing naar de noordzijde de geluidsoverlast vanuit de kantine zou verergeren.

16. Het is vaste rechtspraak dat moet worden beslist op een aanvraag zoals die is ingediend, inclusief de daarin opgenomen locatie, en dat - als het project op zichzelf aanvaardbaar is - het bestaan van alternatieven alleen tot weigering van de vergunning kan leiden als van tevoren duidelijk is dat daardoor een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.

17. De rechtbank is van oordeel dat het college niet kenbaar heeft onderzocht en gemotiveerd dat de door eisers genoemde locatie niet een alternatief is, waarvan van tevoren duidelijk was of kon zijn dat daardoor een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
17.1.
De rechtbank stelt vast dat het college zich in de besluitvorming beroept op een relatieve vergelijking. Bijvoorbeeld op bladzijde 3 van de reactienota, waar staat: “Er is tevens door Bureau 1232 getoetst of het verplaatsen van het gebouw nog een verbetering van de geluidsituatie zou kunnen hebben. Dit is door middel van een bepaling van relatieve vergelijking getoetst en het bleek dat de optimale plek voor het gebouw de huidige situatie is. Dit is ook toegelicht tijdens de informatieavond van 29 februari 2024.” Het college heeft die relatieve vergelijking ondanks verzoeken daartoe niet aan eisers doen toekomen of die nader toegelicht. De relatieve vergelijking maakt ook geen onderdeel uit van het procesdossier en de gemachtigde van het college heeft daarover ter zitting geen duidelijkheid kunnen geven. Eisers daarentegen hebben op de zitting een email gedateerd 19 januari 2024 van de voorzitter van [vergunninghouder] overgelegd, ter onderbouwing van hun standpunten. Die email bevestigt dat er een geluidsonderzoek is uitgevoerd om te beoordelen of het verplaatsen van de accommodatie naar andere mogelijke locaties resulteert in meer of minder geluidsoverlast.
17.2.
Door de genoemde relatieve vergelijking niet kenbaar bij het bestreden besluit te betrekken is het besluit onvoldoende gemotiveerd en kan niet worden vastgesteld of en hoe zorgvuldig onderzoek is gedaan naar de door eisers genoemde locatie. Dat die locatie een alternatief is, waarvan van tevoren duidelijk was of kon zijn dat daardoor een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren, acht de rechtbank niet onaannemelijk, mede gelet op de afstand van de vergunde locatie van de nieuwe accommodatie tot de woningen van onder meer eisers. Het bestreden besluit is gelet op het voorgaande in strijd met artikel 3:2 Awb. Deze beroepsgrond slaagt.

Intensivering van het bestaande gebruik

18. Volgens eisers maakt de uitbreiding met een derde volwaardig sportveld intensivering van het bestaande gebruik mogelijk. Als de verenigingen van Havelte, Uffelte en Darp gezamenlijk gebruik gaan maken van de sportvelden zal dat onvermijdelijk leiden tot een verhoogde gebruiksintensiteit en een toename geluidshinder. In het geluidsrapport wordt niet duidelijk wat het effect van de intensiverig van het gebruik zal zijn op het geluid, de toename van verkeersbewegingen en overlast daarvan voor omwonenden.

19. Het college stelt zich op het standpunt dat het gebruik van de sportvelden op grond van de geldende bestemming is toegestaan. De oppervlakte van het sportpark wordt niet verruimd en gebruik door meerdere verenigingen betekent niet dat meer velden tegelijk worden gebruikt. Het verplaatsen van de accommodatie leidt ook niet tot een toename van het gebruik van de sportvelden.

20. De rechtbank stelt vast dat het gebruik van de sportvelden past binnen de bestemming Sport. Dat wordt door eisers ook niet bestreden. Op grond van het bestemmingsplan is het gebruik van de sportvelden voor sportactiviteiten niet beperkt tot een bepaalde vereniging. Gebruik door andere verenigingen is eveneens toegestaan. Reeds om die reden slaagt deze beroepsgrond niet.

Indirecte hinder en overlast

21. Eisers vrezen indirecte hinder en overlast door verkeer van personen van en naar en rondom de accommodatie. Het gaat om geluidshinder die aan de inrichting is toe te rekenen. Het college heeft een zorgplicht en moet zowel geluidsoverlast als de nadelige gevolgen van het verkeer van en naar de inrichting voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken.

22. Het college stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning alleen het verplaatsen van de accommodatie betreft en niet het gewijzigd gebruik van het parkeerterrein. Overlast op het parkeerterrein kan ook onder de huidige bestemming plaatsvinden en kan worden tegengegaan in het kader van het handhaven van de openbare orde. Het college verwijst naar rechtspraak waaruit volgt dat hinder of overlast die het gevolg is van onrechtmatig gedrag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de besluitvorming over een bestemmingsplan.

23. De rechtbank volgt het college in het standpunt dat de indirecte hinder en overlast die eisers vrezen in het kader van de handhaving van de openbare orde moet worden tegengegaan. Hoewel de omgevingsvergunning mede betrekking heeft op de parkeerplaats, welke deels in de bestemming Water komt te liggen, kan de indirecte hinder en overlast die eisers vrezen niet bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning worden betrokken omdat die geen onderdeel zijn van de afwijking van het bestemmingsplan. De afwijking van het bestemmingsplan betreft slechts het gebruik van de gronden met de bestemming Bos en Verkeer als sportaccommodatie en het gebruik van de gronden met de bestemming Water voor het parkeren. Verder geldt onder de Wabo geen zorgplicht om indirecte overlast te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
24. Uit rechtsoverweging 13.1 en rechtsoverweging 17.2 volgt dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Awb. Het college heeft niet voldaan aan de vergewisplicht en heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat er sprake is van aanvaardbare geluidgevolgen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast heeft het college niet kenbaar onderzocht en gemotiveerd dat de door eisers genoemde locatie niet een alternatief is, waarvan van tevoren duidelijk was of kon zijn dat daardoor een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen deze motiveringsgebreken met inachtneming van deze uitspraak te herstellen.
24.1.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college deze gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Dat herstellen kan ofwel met een aanvullende motivering (mogelijk gebaseerd op nader geluidsonderzoek), ofwel, voor zover nodig, met een nieuw besluit op de aanvraag, na of tegelijkertijd met de intrekking van het nu bestreden besluit.
24.2.
Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. Daarna en in de situaties dat het college geen gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen of de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
24.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
24.4.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
Beslissing
De rechtbank:

draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;

stelt het college in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Volk, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2025.

griffier

rechter

De griffier was verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Afdeling van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2907

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Afdeling van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:340

Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3954 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:3954)

Eveneens op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb

Op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb

Artikel delen