Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBOVE:2021:1069

12 March 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht - zittingsplaats Enschede

Zaaknummer : 8778549 \ WM VERZ 20-336

CJIB-nummer : 227308608

Tegen de uitvoering van het dwangbevel met het hierboven genoemde zaaknummer heeft

[opposant]

opposant,

wonende aan [adres] ,

gemachtigde mr. N.D.L Bennink,

Postbus 5287, 2000 CG, Haarlem.

verzet ingesteld.

Op 15 januari 2020 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 95,-, omdat betrokkene op 19 juli 2019 als besturder tijden het rijden een mobiel elektronisch apparaat heeft vastgehouden.

Op 25 augustus 2020 is aan betrokkene een dwangbevel van 19 augustus 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming betekend ter uitvoering van dit dwangbevel dat strekt tot betaling van € 400,45.

Op 8 september 2020 is een formulier Verzet tegen het verhaal met dwangbevel ingediend bij de griffie van de rechtbank.

Het griffierecht van € 83,- is 7 oktober 2020 betaald.

De Minister heeft desgevraagd commentaar geleverd op het verzetschrift.

Ter zitting heeft mr. H. Vegter, kantonrechter, betrokkene en diens raadsvrouw gehoord.

De kantonrechter heeft meegedeeld dat hij het onderzoek sluit, gaat nadenken over de zaak en op 11 maart 2021 een beslissing zal nemen.

Op 2 maart 2021 is bij de rechtbank een brief van [naam] , [functie] van het CJIB, binnengekomen waarin deze concludeert dat naar aanleiding van hetgeen in een later stadium bij het CJIB bekend is geworden het dwangbevel niet gehandhaafd kan blijven en is ingetrokken.

Op 5 maart 2021 om 10:31 uur heeft de griffier contact opgenomen met een medewerker van het CJIB en geïnformeerd naar de reden van het intrekken van het dwangbevel. De medewerker van het CJIB heeft aangegeven dat bij het overboeken van het bedrag naar het CJIB sprake is geweest van een kennelijke verschrijving van het kenmerk.

Deze informatie heeft de griffier op 5 maart om 11:25 uur aan mr. Bennink verstrekt. Desgevraagd gaf zij aan te persisteren bij hetgeen zij op de zitting naar voren had gebracht.

De kantonrechter overweegt nu als volgt.

Gelet op hetgeen bij het CJIB bekend is geworden en dat het CJIB heeft moeten concluderen dat het dwangbevel niet gehandhaafd kan blijven en daarom is ingetrokken, acht de kantonrechter het verzetschrift gegrond. Immers, blijkbaar is (nu pas) bij het CJIB bekend geworden dat opposant daadwerkelijk aan zijn betalingsverplichting voldaan had, zoals hij zelf gesteld heeft. Hiermee is de grond aan het uitgevaardigde dwangbevel komen te ontvallen, zodat dat ten onrechte is uitgevaardigd. Dit maakt dat alle andere naar voren gebrachte argumenten tegen de executie van het dwangbevel verder geen bespreking behoeven.

De kantonrechter ziet aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De te hanteren maatstaf is die van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Op grond daarvan komt betrokkene een vergoeding toe voor de kosten van diens raadsvrouw op basis van in totaal één punt (zie onder A1 punt 17 en 18 van de bijlage bij Besluit proceskosten bestuursrecht: 0,5 punt voor verzetschrift en 0,5 punt voor verschijnen zitting). Eén punt wordt vertaald naar een bedrag van € 534,00 (zie B van genoemde bijlage; tarief 2021). Het gewicht van de zaak wordt door de kantonrechter als zwaar (factor 1,5) beoordeeld. Dientengevolge wordt een vergoeding van € 801,- toegekend.

Met betrekking tot de namens opposant verzochte verletkosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij de tarieven eveneens neergelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Derhalve zal de kantonrechter voor het bijwonen van de zitting een vergoeding van 2 verleturen toekennen die gemaakt zijn in verband met de aanwezigheid ter zitting, en het bedrag aan kosten per uur vaststellen op het in het Besluit proceskosten bestuursrecht genoemde maximum bedrag van € 88,-, derhalve € 176,-.

Beslissing

De kantonrechter:

  • verklaart het ingestelde verzet gegrond;

  • vernietigt het door de officier van justitie uitgevaardigde dwangbevel;

  • gelast de terugbetaling van de griffierechten door de griffier aan betrokkene;

  • veroordeelt de officier van justitie tot proceskostenvergoeding aan opposant van € 801,- ter zake salaris gemachtigde en tot verletkostenvergoeding aan opposant van € 176,-.

Aldus gegeven te Enschede door mr. H. Vegter, kantonrechter, en in tegenwoordigheid van H. Kurtulus, griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 11 maart 2021.

De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.

de griffier, de kantonrechter,

Bent u het met de beslissing op uw verzet niet eens, dan kunt u binnen twee weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beschikking hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden ingediend bij de afdeling strafrecht te Enschede en dient door degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.

De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.

Na indiening van het beroepschrift krijgt u een ontvangstbevestiging. Daarin staat ook de termijn waarbinnen u opnieuw griffierecht dient te betalen en zekerheid dient te stellen, wil uw beroep ontvankelijk zijn.

Datum toezending beschikking:

11 maart 2021

Artikel delen