Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/282267 / HA ZA 22-206
Vonnis van 10 mei 2023
in de zaak van
[eiser] ,
mede handelend onder de naam [bedrijf 1],
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R. Kroon te Almelo,
tegen
te Skødstrup (Denemarken) ,
gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident,
hierna te noemen: NPG ,
advocaat: mr. D. Stikkelbroeck te Maastricht,
2. THE SMART PRODUCTS COMPANY B.V.,
te Weesp ,
gedaagde partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: Smart Products ,
advocaat: mr. Y. Benjamins te Amsterdam.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 augustus 2022,
- het e-mailbericht van de griffier van de rechtbank aan (de advocaten van) partijen van
1 september 2022,
- de conclusies van antwoord in het incident van de zijde van [eiser] en Smart Products ,
- het e-mailbericht van de griffier van de rechtbank aan (de advocaten van) partijen van
22 september 2022,
- de aanvullende producties van de zijde van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2023, waar partijen (vertegenwoordigd) zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Aan de zijde van NPG was tevens een tolk aanwezig. Partijen hebben hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt tijdens de mondelinge behandeling.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beslissing samengevat
2.1.In deze procedure zal de rechtbank zich allereerst buigen over de vraag of zij bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen jegens NPG . De conclusie is dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van deze vorderingen op grond van artikel 8 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van
12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de Herschikte EEX-Vo). Anders dan NPG betoogt, is de rechtbank van oordeel dat NPG geen beroep kan doen op het forumkeuzebeding dat is opgenomen in haar algemene voorwaarden, nu niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 25 van de Herschikte EEX-Vo.
2.2.Vervolgens staat de vraag centraal of NPG toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de distributieovereenkomst met [eiser] door enerzijds deze overeenkomst op te zeggen met een opzegtermijn van (een krappe) twee weken en anderzijds omdat zij de nieuwe distribiteur, Smart Products , voortijdig bij de klanten van [eiser] heeft geïntroduceerd en aan Smart Products de contactgegevens van de klanten van [eiser] en beeldmateriaal dat [eiser] heeft laten maken ter beschikking te stellen. In het verlengde hiervan ligt de vraag voor of Smart Products onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] doordat zij heeft geprofiteerd van de wanprestatie van NPG .
2.3.De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een onregelmatige opzegging van de distributieovereenkomst en dat NPG daardoor toerekenbaar tekort is geschoten jegens
[eiser] . Een redelijke opzegtermijn is een termijn van zes maanden. Dat sprake is van andere tekortkomingen kan niet worden geconcludeerd. De rechtbank is verder van oordeel dat Smart Products niet onrechtmatig heeft gehandeld.
2.4.Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een toerekenbare tekortkoming van NPG , zal NPG de schade van [eiser] die het gevolg is van deze tekortkoming dienen te vergoeden. De verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt toegewezen, maar de vordering tot betaling van een voorschot wordt afgewezen.
2.5.De rechtbank legt hieronder (nader) uit waarom zij tot deze beslissing(en) is gekomen.
3.1. [eiser] exploiteert een handelsonderneming waarbij hij zich bezighoudt met de verkoop van outdoor artikelen. Daarbij voert hij voor verschillende merken het distributeurschap of werkt hij als handelsagent.
3.2.NPG exploiteert een groothandel in jacht- en outdoor producten, waaronder rubberen laarzen van het merk Gateway1 .
3.3.Smart Products ontwerpt en/of verkoopt slimme & innovatieve producten voor consumenten die een oplossing zijn voor dagelijkse ongemakken. Sinds 2015 houdt Smart Products zich (ook) bezig met de verkoop van goederen aan wederverkopers, meer in het bijzonder gericht op outdoor schoenen en laarzen. De merken die Smart Products onder meer verkoopt zijn Muck Boot en Nokian Footwear.
3.4.In november 2017 is [eiser] benaderd door de heer [naam] (hierna: [naam] ), toenmalig CEO van Dike Technology Europe ApS , gevestigd te Denemarken (hierna: Dike ), met het aanbod om voor de Benelux als distributeur van het rubberen laarzenmerk Gateway1 op te treden.
3.5. [eiser] heeft het nadien door [naam] gespecificeerde aanbod geaccepteerd en sinds omstreeks maart 2018 is er sprake van een distributieovereenkomst tussen [eiser] en Dike voor het merk Gateway1 .
3.6.Dike is in juni 2020 failliet verklaard.
3.7.Bij e-mailbericht van 27 juli 2020 heeft [naam] aan de distributeurs, waaronder [eiser] - kort gezegd - meegedeeld dat Dike mede door het Corona-virus in verschillende landen een moeilijke periode had doorgemaakt en dat zij een herstructurering aan het voorbereiden was.
3.8.Bij e-mailbericht van 6 augustus 2020 heeft [naam] aan de distributeurs, onder meer en voor zover van belang, het volgende meegedeeld:
“(…)
We have now concluded a new company set-up where we belongs to Nordic Pet Group, a Danish company founded in 1978, working in the animal food business (dog, cat by more) as producer and wholesale
distributor worldwide.
This will be a great possibility especially to the dog segment for our Gateway1 ® brand.
More details will follow but plan is to get start shipping orders right away tomorrow and Monday including the long missed Woodwalkers and Ascot 6".
-and else just work as usual. All production and shipping from factories has not been affected by this transfer so we are ready when the season comes.
(…)”
3.9.Bij e-mailbericht van 9 december 2020 heeft [naam] aan de [eiser] , het volgende meegedeeld:
“Hi [eiser] ,
You do Benelux no question.
[eiser] just need to learn about the market and his job is in Germany. If you hear of any others call me at once.
[eiser] is employed by us and works in various parts of Europe with our others products. But for Gateway1 he is only In Germany”
3.10.Eind februari 2022/medio maart 2022 hebben NPG en Smart Products een niet exclusieve distributieovereenkomst gesloten ten behoeve van de levering van laarzen/schoenen van het merk Gateway1 voor een periode van twee jaar.
3.11.Bij e-mailbericht van 17 maart 2022 heeft NPG [eiser] het volgende meegedeeld.
“(…)
Since I started, l've done my research on several markets, including Benelux, and how we can develop it positively. Similar to our Nordic countries, Germany and UK. My conclusion was that we were set with the current configuration. Later on Smart Products Company contacted us directly and they made an offer that we had to think about. It is never easy to change something that you like, both personally and professionally.
The offer of volume including local storage in NL with fast shipping to retailers, was simply not something we could pass up. There are too many upsides for the retailers and in the end, we must base our business around them and what's best for them.
This means that NPG Brands will change distributor for Benelux from [bedrijf 1] to The Smart Products Company .
The termination will be from end of March.
(…)”
3.12.Nadat [eiser] bezwaar heeft gemaakt tegen de opzegging van de distributieovereenkomst hebben [eiser] en NPG hier over en weer (nader) over gecorrespondeerd.
3.13.Bij brief van 21 maart 2022 heeft de advocaat van [eiser] NPG - kort gezegd - gesommeerd haar verplichtingen jegens [eiser] ook na eind maart 2022 onverkort na te komen en de distributie van de rubberen laarzen van het merk Gateway1 op de voet als voorheen via [eiser] te laten plaatsvinden alsmede verzocht om binnen 7 dagen na dagtekening van de brief schriftelijk te bevestigen dat aan de sommatie gehoor zal worden gegeven en dat er geen overeenkomst(en) wordt/worden gesloten met Smart Products dan wel een andere partij met het doel via die partij rubberen laarzen van het merk Gateway1 in de Benelux af te zetten.
3.14.Bij brief van 21 maart 2022 heeft de advocaat van [eiser] Smart Products over de hiervoor genoemde sommatie aan NPG geïnformeerd. Daarbij is Smart Products gewaarschuwd dat ingeval NPG aan die sommatie geen gehoor geeft en Smart Products (in welke vorm ook) bij de distributie van de laarzen in de Benelux betrokken raakt en daarbij in welke vorm of mate ook gebruik maakt van de relaties en goodwill die [eiser] heeft opgebouwd, onrechtmatig jegens [eiser] handelt, en/of zich ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van [eiser] en dan gehouden zal zijn tot schadevergoeding. Smart Products is verzocht om binnen 7 dagen na dagtekening van de brief schriftelijk te bevestigen dat zij de contractuele relatie tussen [eiser] en NPG zal respecteren en geen rubberen laarzen van het merk Gateway1 in de Benelux zal distribueren.
3.15.Bij e-mailbericht van 22 maart 2022 heeft Smart Products gereageerd en meegedeeld dat zij geen partij is in de kwestie tussen [eiser] en NPG .
3.16.Bij e-mailbericht van 24 maart 2022 heeft NPG aan alle Gateway1 -dealers - kort gezegd - meegedeeld dat vanaf april 2022 Smart Products de producten van Gateway1 in de Benelux zal leveren en [eiser] wordt bedankt voor zijn diensten.
3.17.Op 29 maart 2022 heeft Smart Products een mailing gestuurd waarin - kort
gezegd - wordt meegedeeld dat zij per april 2022 haar assortiment heeft verrijkt met het innovatieve Deense merk Gateway1 .
In het incident
4.1.NPG vordert - samengevat weergegeven - dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het geschil tussen [eiser] en haar kennis te nemen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident.
4.2. [eiser] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing. Smart Products heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij de rechtbank verzoekt om, voor zover zij zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het geschil tussen [eiser] en NPG , de vorderingen van [eiser] jegens Smart Products direct af te wijzen dan wel de verweren van NPG mee te nemen in de beoordeling van de vraag of NPG tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] .
4.3.Op de stellingen van partijen in het incident zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
In de hoofdzaak
4.4. [eiser] vordert - samengevat weergegeven - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat NPG jegens [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door de met [eiser] gesloten overeenkomst op te zeggen zonder daarbij een opzegtermijn van twee jaar in acht te nemen en Smart Products voor het moment van rechtsgeldige beëindiging van de met [eiser] gesloten overeenkomst bij de klanten van [eiser] te introduceren en Smart Products de naam- en contactgegevens van de klanten van [eiser] te verstrekken;
II. voor recht verklaart dat Smart Products met gebruikmaking van de tekortkoming van NPG onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
III. NPG en Smart Products hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van de tekortkoming van NPG en het onrechtmatig handelen van Smart Products geleden schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend bij wet;
IV. NPG en Smart Products hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] een bedrag van
€ 15.000,- te betalen als voorschot op de geleden schade;
V. NPG en Smart Products hoofdelijk veroordeelt in de (na)kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.NPG en Smart Products hebben gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
4.6.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In het incident
5.1.De rechtbank zal eerst het incident tot onbevoegdheid beoordelen. Dat geschilpunt omvat de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in het geschil tussen
[eiser] en NPG . Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord, komt de rechtbank niet toe aan een verdere beoordeling van de overige geschilpunten tussen [eiser] en NPG .
5.2.Volgens NPG is de Nederlandse rechter onbevoegd om van de vorderingen van Verwezen wordt naar HR 10 juni 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1390, NJ 1994/611 en HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3013, NJ 2015/442.
[eiser] jegens haar kennis te nemen. Zij betoogt daartoe, samengevat weergegeven, dat zij, nadat Dike in juni 2020 failliet is gegaan, de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot het merk en de producten van Gateway1 heeft gekocht van de curator. Van een fusie, contractsoverneming of -vernieuwing is geen sprake. De rechtsverhouding tussen
en NPG is dan ook pas begonnen in augustus 2020. Voor iedere order heeft NPG aan [eiser] per e-mail een factuur gestuurd en bij iedere e-mail waren de algemene voorwaarden van NPG gevoegd. Gedurende de looptijd van de overeenkomst tussen
en NPG heeft [eiser] vele tientallen bestellingen geplaatst en hij heeft dan ook tientallen keren de algemene voorwaarden van NPG ontvangen. [eiser] heeft nimmer geprotesteerd tegen de toepassing van de algemene voorwaarden. NPG mocht er vanuit gaan dat [eiser] instemde met de toepasselijkheid hiervan. Dat algemene voorwaarden van toepassing kunnen zijn door regelmatige verwijzing op facturen, is in de rechtspraak van de Hoge Raad bevestigd.n
5.3.
[eiser] stelt dat er sprake is van een mondelinge distributieovereenkomst waarbij op enig moment NPG in de plaats van Dike is getreden, zodat er sprake is van een geruisloze overgang. Dat NPG op enig moment bij haar facturen ook algemene voorwaarden ging voegen betekent nog niet dat [eiser] daaruit moest afleiden dat NPG de voorwaarden van de bestaande distributieovereenkomst wilde wijzigen. Dit geldt te minder daar waar het toezenden van die algemene voorwaarden op geen enkele wijze gepaard ging met een toelichting. [eiser] heeft op geen enkele wijze de wil gehad de voorwaarden van het contract te wijzigen en had zeker niet de wil om de bestaande distributieovereenkomst voortaan voort te zetten met rechtsmacht van de Deense rechter. Gezien het zeer ingrijpende karakter van deze wijziging mocht NPG er, gezien ook de wijze waarop zij daarover (niet) heeft gecommuniceerd, er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat het voor [eiser] (a) duidelijk was dat zij de wil had tot de wijziging en (b) ook bij [eiser] de wil bestond met een dergelijke ingrijpende wijziging in te stemmen. Het is niet zonder meer zo dat de enkele verwijzing op facturen reeds de toepasselijkheid van algemene voorwaarden met zich brengt. De vraag of een wijziging in contractvoorwaarden, waarbij anders dan voorheen onder toepasselijkheid van algemene voorwaarden (met daarin opgenomen een wijziging van rechtsregime en rechtsmacht) is aangeboden en aanvaard, dient beantwoord te worden aan de hand van de regels omtrent aanbod en aanvaarding en dat in het licht van alle omstandigheden van het geval.n
Verwezen wordt naar voormeld arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2015. HvJ EU 8 maart 2018, ECLI:EU:C:2018:173.
5.4.De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.5.De vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van de Herschikte EEX-Vo, aangezien deze verordening verbindend is en Denemarken bij brief van 20 december 2012 de Europese Commissie heeft meegedeeld dat het de inhoud van de Herschikte EEX-Vo ten uitvoer zal leggen.n
PbEU 2013, L 79/4.
5.6.Een forumkeuze is mogelijk door middel van een schriftelijke overeenkomst of een schriftelijke bevestiging van een mondelinge overeenkomst (artikel 25 lid 1 sub a van de Herschikte EEX-Vo). Daarnaast is een forumkeuze mogelijk indien deze is gedaan in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden (artikel 25 lid 1 sub b van de Herschikte EEX-Vo), of, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een in die handel algemeen bekende gewoonte waarvan de partijen op de hoogte (hadden behoren te) zijn en die in de betrokken branche doorgaans in acht wordt genomen (artikel 25 lid 1 sub c van de Herschikte EEX-Vo).
5.7.De vormvoorschriften van artikel 25, eerste lid, van de Herschikte EEX-Vo strekken ertoe te waarborgen dat de wilsovereenstemming daadwerkelijk vaststaat en moeten strikt worden uitgelegd.n
vgl. HvJ EU 8 maart 2018, ECLI:EU:C:2018:173, r.o. 24 en 25, en 28 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:497, r.o. 34.
5.8.De rechtbank is van oordeel dat NPG geen beroep toekomt op het bepaalde onder artikel 25 lid 1, aanhef en onder a, van de Herschikte EEX-Vo. Tussen partijen is immers niet in geschil dat NPG geen forumkeuze kan ontlenen aan een schriftelijke overeenkomst of een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst.
5.9.Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van NPG ook niet aan het vormvoorschrift van artikel 25 lid 1, aanhef en onder b, van de Herschikte EEX-Vo. De strekking van dit voorschrift is dat wanneer partijen regelmatig zaken met elkaar doen waardoor sprake is van een lopende handelsbetrekking en zij hun relatie steeds hebben geregeld op basis van algemene voorwaarden van de ene partij waarin een forumkeuzebeding is opgenomen die aan de andere partij zijn meegedeeld, die andere partij daardoor is gebonden, ook al heeft hij op die mededeling niet uitdrukkelijk gereageerd. Daarvoor is vereist dat de voorwaarden met het forumkeuzebeding aan de andere partij zijn meegedeeld op een zodanige wijze dat deze het forumkeuzebeding kende of kon kennen. Zonder dit laatste kan het zwijgen van de wederpartij hem immers niet als instemming worden toegerekend. Het antwoord op de vraag of in een concreet geval de mededeling op een zodanige wijze heeft plaatsgevonden dat de wederpartij het forumkeuzebeding kende of kon kennen, hangt af van de omstandigheden van het geval.n
Vgl. HvJ EU 14 december 1976, ECLI:EU:C:1976:178, r.o. 11 en HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8689, r.o. 3.3.2.
5.10.Niet in geschil is dat [eiser] en NPG al langer zaken met elkaar doen en dat NPG bij haar facturen haar algemene voorwaarden, met daarin opgenomen een forumkeuzebeding, heeft meegezonden. Evenmin is in geschil dat [eiser] nooit heeft geprotesteerd tegen de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden van NPG . Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze gang van zaken echter niet zonder meer worden afgeleid dat er een geldig forumkeuzebeding tot stand is gekomen op grond van het bepaalde in artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b, van de Herschikte EEX-Vo. In dit kader acht de rechtbank van belang dat er in eerste instantie sprake was van een distributieovereenkomst tussen [eiser] en Dike . Gesteld noch gebleken is dat [eiser] en Dike rechtsgeldig een forumkeuze zijn overeengekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] uit de inhoud van het e-mailbericht van 6 augustus 2020, en meer in het bijzonder de daarin opgenomen passage “and else just work as usual” redelijkerwijs mogen afleiden dat de distributieovereenkomst op dezelfde voet en dus onder dezelfde voorwaarden zou worden voortgezet. Weliswaar wordt in datzelfde e-mailbericht ook meegedeeld dat meer details nog zullen volgen, maar voor zover NPG daarmee heeft willen aankondigen dat zij onder andere algemene voorwaarden zou gaan hanteren, had het op haar weg gelegen dit uitdrukkelijk te vermelden. Verder stelt de rechtbank vast dat in het
e-mailbericht niet gesproken wordt over het faillissement van Dike (en de gevolgen daarvan) en dat [eiser] onvoldoende weersproken heeft gesteld dat hij niet eerder dan in het kader van het onderhavige geschil hiervan op de hoogte is gebracht.
5.11.Tegen deze achtergrond maakt de (enkele) omstandigheid dat NPG (op enig moment) na augustus 2020 bij de facturen haar algemene voorwaarden heeft meegestuurd, niet dat vanaf dat moment kan worden geconcludeerd dat sprake is van een handelwijze die tussen partijen gebruikelijk is geworden. Immers niet gesteld of gebleken is dat de handelwijze met betrekking tot de distributieovereenkomst voordien was gebaseerd op algemene voorwaarden (met daarin opgenomen een forumkeuze), noch dat nadien de handelwijze na de voortzetting van de distributieovereenkomst door NPG zodanig is gewijzigd, dat daaruit zou kunnen worden afgeleid dat algemene voorwaarden van toepassing zijn. In dit kader acht de rechtbank ook van belang dat [eiser] onvoldoende weersproken heeft gesteld dat het bij een distributieovereenkomst gebruikelijk is om (als dit wenselijk wordt geacht) algemene voorwaarden voor of bij sluiten van een dergelijke overeenkomst overeen te komen en niet (pas) bij het toezenden van facturen. In dit licht bezien had het op de weg van NPG gelegen om, als zij in afwijking van haar eerder verklaring(en) niet (langer) op dezelfde voet als Dike de distributieovereenkomst met
wenste voort te zetten, maar haar algemene voorwaarden met een forumkeuzebeding van toepassing wilde verklaren, haar algemene voorwaarden separaat aan [eiser] toe zenden met een begeleidend schrijven waarin expliciet wordt meegedeeld dat deze algemene voorwaarden (vanaf dat moment) van toepassing zouden zijn op de distributieovereenkomst en alle (toekomstige) leveringen van NPG aan [eiser] . In dat geval had [eiser] immers moeten, althans behoren te, begrijpen dat NPG deze (vooraf) toegezonden algemene voorwaarden (met het forumkeuzebeding) van toepassing wilde laten zijn op haar (toekomstige) leveringen uit hoofde van de distributieovereenkomst. Indien
vervolgens meerdere orders/bestellingen zou hebben geplaatst en NPG (conform haar huidige werkwijze) bij haar facturen de algemene voorwaarden zou hebben meegezonden, zou er een situatie zijn geweest waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat deze, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoet aan de vormvereisten van artikel 25, lid 1, aanhef en onder b, van de Herschikte EEX-Vo. Dat sprake is geweest van een dergelijke of soortgelijke handelswijze is echter niet gesteld door NPG .
5.12.Nu de daadwerkelijke wilsovereenstemming ten aanzien van het forumkeuzebeding nog steeds een van de doelstellingen van artikel 25 van de Herschikte EEX-Vo is, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het voorgaande een stilzwijgende instemming met de forumkeuze, laat staan als deel van handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub b van de Herschikte EEX-Vo, in de hiervoor genoemde omstandigheden niet kan worden aangenomen.
5.13.NPG heeft ook een beroep gedaan op artikel 25 lid 1 sub c van de Herschikte EEX-Vo. Voor een geslaagd beroep op dit artikellid is vereist dat komt vast te staan dat beide partijen werkzaam zijn in een bepaalde branche in de internationale handel en dat daarin een bepaalde wijze van contracteren gebruikelijk is, dat wil zeggen dat die handelwijze doorgaans en regelmatig wordt gevolgd. In een dergelijk geval wordt een forumkeuzebeding geacht rechtsgeldig te zijn wanneer het is bedongen in een vorm die wordt toegelaten door de gebruiken op dit gebied en die de partijen kennen of geacht worden te kennen. Hoewel deze versoepeling niet noodzakelijk betekent dat een wilsovereenstemming tussen de partijen niet vereist is, aangezien de daadwerkelijke instemming van de belanghebbenden nog steeds een van de doelstellingen van die bepaling is, wordt de wilsovereenstemming tussen partijen over het forumkeuzebeding geacht te bestaan wanneer er dienaangaande in de betrokken tak van de internationale handel handelsgebruiken bestaan die deze partijen kennen of geacht worden te kennen.n
HvJ 24 november 2022, ECLI:EU:C:2022:923, r.o. 57 en HvJ EG 20 februari 1997, EU:C:1997:70, r.o. 16, 17, 19, en 20.
5.14.Met inachtneming van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat NPG onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd heeft gesteld dat er in de door haar gestelde internationale handel op een bepaalde wijze wordt gecontracteerd tussen partijen. De stelling dat het sluiten van overeenkomsten via e-mail niet alleen tussen partijen gebruikelijk is, maar dat deze wijze van contracteren ook in de internationale handel algemeen bekend en aanvaard is, is naar het oordeel van de rechtbank te algemeen. Het had dan ook op de weg van NPG gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen waaruit de gewoontes in de (internationale) branche waarin partijen werkzaam zijn, te weten de verkoop van outdoor-producten, zouden blijken.
5.15.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen wilsovereenstemming is over het forumkeuzebeding in de door NPG gehanteerde algemene voorwaarden. Het forumkeuzebeding is daardoor niet geldig, zodat deze niet in de weg kan staan aan de bevoegdheid van deze rechtbank.
5.16.Met in achtneming van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat zij, nog los van de vraag of zij aan andere artikelen in de Herschikte EEX-Vo haar rechtsmacht kan ontlenen, op grond van artikel 8 van de Herschikte EEX-vo bevoegd is om kennis te nemen van het geschil tussen [eiser] , NPG en Smart Products . Tussen de vorderingen van [eiser] tegen NPG en tegen Smart Products bestaat namelijk een zo nauwe band dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Smart Products is verder gevestigd in Nederland, zodat de rechtbank bevoegd is ten aanzien van de vordering tegen beide partijen.
5.17.De slotsom is dan ook dat het gevorderde in incident wordt afgewezen. Nu NPG ongelijk krijgt in het incident wordt zij daarom (ambtshalve) veroordeeld in de kosten van het incident. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 598,- aan salaris advocaat (1 punt x tarief II). De door [eiser] gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen. De kosten aan de zijde van Smart Products worden eveneens begroot op € 598,-, aan salaris advocaat (1 punt x tarief II), nu de conclusie in het incident, ondanks de referte, niet kan worden gezien als een akte zonder inhoud. In deze conclusie wordt immers ook geanticipeerd op de situatie dat de vordering in incident zal worden toegewezen en wat volgens Smart Products in dat geval de gevolgen zouden moeten zijn voor de tegen haar gerichte vorderingen in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
Toepasselijk recht
5.18.Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een uitdrukkelijke rechtskeuze voor het Nederlandse recht gemaakt. De rechtbank zal dan ook Nederlands recht toepassen op de beoordeling van het geschil.
Exclusieve distributieovereenkomst tussen [eiser] en NPG
5.19.Tussen [eiser] en NPG is niet in geschil dat tussen hen sprake was van een distributieovereenkomst. Zij twisten wel over de vraag of deze distributieovereenkomst een exclusief karakter had. [eiser] stelt dat hiervan sprake was en verwijst hiervoor onder meer naar de e-mailberichten van 9 december 2020 respectievelijk 14 en 15 maart 2018 van [naam] .n
Productie 18 en 19 van de zijde van [eiser] .
9 december 2020 niet dat sprake was van exclusiviteit. In dat e-mailbericht is enkel aangegeven dat het territorium van de Duitse distributeur alleen Duitsland omvatte en niet de Benelux.
5.20.Tegen de achtergrond van de door [eiser] genoemde e-mailberichten is de rechtbank van oordeel dat de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst een exclusief karakter had met betrekking tot de Benelux. In de e-mailcorrespondentie van 14 en 15 maart 2018 tussen [eiser] en (destijds) Dike , werd tussen partijen ook expliciet de exclusiviteit besproken, waarbij Dike , bij monde van [naam] , mededeelde dat [eiser] “sole distributor” voor de Benelux zou zijn. Weliswaar heeft de e-mailcorrespondentie uit 2018 betrekking op de distributieovereenkomst tussen [eiser] en Dike , maar ook indien er vanuit wordt gegaan dat er na het faillissement van Dike sprake is van een nieuwe handelsrelatie tussen [eiser] en NPG , heeft [eiser] er op mogen vertrouwen dat hij exclusief distributeur bleef voor de Benelux, gelet op de inhoud van het e-mailbericht van
6 augustus 2020. De zinsnede “You do Benelux no question” in het e-mailbericht van
9 december 2020 vormt een bevestiging dat NPG hiervan ook is uitgegaan. De rechtbank betrekt bij het voorgaande eveneens dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] sinds maart 2018 ook feitelijk de enige distributeur in de Benelux was.
(On)regelmatige opzegging door NPG
5.21.Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de distributieovereenkomst tussen [eiser] en NPG , die zich kenmerkt als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, al dan niet onregelmatig door NPG is opgezegd door een opzegtermijn van (krap) twee weken in acht te nemen.
5.22. [eiser] verzet zich er niet (meer) tegen dat de distributieovereenkomst eindigt, maar stelt - samengevat weergegeven - dat NPG bij de opzegging ten onrechte niet de gerechtvaardigde belangen van hem als distribiteur in acht heeft genomen. Rekening houdend met de duur van de overeenkomst (vijf jaar), de door hem gedane investeringen (door [eiser] begroot op ongeveer € 500.000,-), het gegeven dat het opbouwen van een klantenkring twee jaar duurt (en heeft geduurd), het feit dat het tijd kost om een nieuw merk aan zijn assortiment toe te voegen en het gegeven dat hij tijd nodig zou hebben om zijn bedrijfsdebiet te beschermen dan wel de klanten aan zich te binden, zou een opzegtermijn van twee jaar als redelijk moeten worden beschouwd. Daarnaast acht [eiser] van belang dat de in het e-mailbericht van 17 maart 2022 genoemde opzeggingsgrond een gelegenheidsargument is. NPG heeft later de opzeggingsgronden aangevuld. De daarbij gegeven argumenten zijn (ook) onjuist en NPG heeft zich daar ook niet eerder over beklaagd, zodat ook de kans niet is gegeven om zaken te veranderen. Van een zwaarwegende grond tot opzegging is geen sprake en zeker niet een die die zo zwaarwegend is dat het een abrupte opzegging met een opzegtermijn van slechts twee weken zou rechtvaardigen. Verder heeft NPG geen schadevergoeding aangeboden ter compensatie van de door [eiser] gedane investeringen.
5.23.NPG stelt zich - samengevat weergegeven - op het standpunt dat de samenwerking tussen haar en [eiser] twintig maanden heeft geduurd. Er heeft geen fusie met Dike plaatsgevonden. Evenmin is sprake van contractsoverneming als bedoeld in artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel vereist een akte en deze ontbreekt. Dike is failliet gegaan en daarmee is de overeenkomst tussen Dike en [eiser] tot een einde gekomen, zo blijkt ook uit de verklaring van de curator. De door [eiser] gestelde investeringen van € 150.000,- zijn op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. Het bedrag komt NPG buitensporig hoog voor. [eiser] heeft juist weinig gedaan om het product te promoten, hetgeen ook heeft geleid tot tegenvallende verkoopresultaten in vergelijking tot andere landen. Ook is niet duidelijk of [eiser] de door hem verrichte werkzaamheden alleen voor Gateway1 heeft gedaan, of ook voor de vele andere merken die hij verkoopt. Naar alle waarschijnlijkheid is het grootste deel van de investeringen in de eerste twee jaar gedaan. In die periode had [eiser] een distributieovereenkomst met Dike , zodat hij daarvoor hooguit een vordering op Dike zou kunnen hebben. Indien het voor [eiser] van belang zou zijn geweest om een minimaal aantal jaren de distributeur te zijn van Gateway1 , had het op zijn weg gelegen om een minimale looptijd te bedingen of een opzegregeling met een lange opzegtermijn overeen te komen. Dat [eiser] dat niet heeft gedaan kan niet achteraf worden rechtgezet door te stellen dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een opzegtermijn van maar liefst twee jaar met zich zouden brengen. Daarnaast zijn de redenen die NPG had om de overeenkomst met [eiser] te beëindigen van belang. De wijze waarop [eiser] te werk ging was erg nadelig voor NPG . Hij plaatste pas een order bij NPG wanneer hij zelf orders van afnemers ontving, waardoor NPG nooit zekerheid had over haar afzet in de Benelux. Ook weigerde [eiser] prognoses af te geven. Dit alles bemoeilijkte de inkoop van NPG . Daar komt nog bij dat NPG ontevreden was over het aantal verkopen in de Benelux, de afwezigheid van [eiser] bij de belangrijke IWA beurs en het betalingsgedrag van [eiser] . Als alle voorgaande omstandigheden worden meegewogen, is de gehanteerde opzegtermijn niet onredelijk kort, aldus NPG . Een opzegtermijn van twee jaar is in ieder geval veel te lang.
5.24.De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.25.Indien de wet en de overeenkomst niet voorzien in een regeling voor de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van artikel 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.n
Vgl. Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141, r.o. 3.6.2 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
5.26.NPG heeft een opzegtermijn van (krap) twee weken in acht genomen. Dat is een korte termijn. In alle redelijkheid had van NPG mogen worden verwacht een langere opzegtermijn in acht te nemen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de in het
e-mailbericht van 17 maart 2022 vermelde reden, zeer algemeen en weinig concreet is. Deze rechtvaardigt geen opzegtermijn van twee weken. Nadien heeft NPG nog andere argumenten voor de opzegging van de distributieovereenkomst naar voren gebracht, maar, nog daargelaten dat deze niet in eerste instantie aan de opzegging ten grondslag zijn gelegd, zijn deze door [eiser] gemotiveerd en onderbouwd weersproken, zodat niet kan worden aangenomen dat zodanige zwaarwegende gronden bestonden dat dat een opzegging met een korte opzegtermijn van twee weken rechtvaardigt, althans niet zonder dat daarbij op een adequate wijze wordt voorzien in een schadevergoeding. Tussen partijen is niet in geschil dat NPG [eiser] geen aanbod heeft gedaan tot betaling van een (schade)vergoeding.
5.27.Bij het ontbreken van een zwaarwegende grond, kan van de opzeggende partij worden verwacht dat zij een ruimere opzeggingstermijn in acht neemt. Wat een redelijke opzegtermijn is, is onder meer afhankelijk van de reeds verstreken duur van de overeenkomst. In het algemeen zal, naarmate een duurovereenkomst langer heeft geduurd, ook de in redelijkheid in acht te nemen opzegtermijn langer zijn. Aan NPG kan worden toegegeven dat de handelsrelatie tussen haar en [eiser] pas in augustus 2020 is ontstaan en dat, mede gelet op de verklaring van de curator, er geen contractsoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW heeft plaatsgevonden.n
Productie 2 van de zijde van NPG . Productie 2 van de zijde van [eiser] .
14 maart 2018,n
5.28.Hoewel NPG een langere opzegtermijn dan (krap) twee weken had moeten hanteren, volgt de rechtbank [eiser] niet in zijn stelling dat er een opzegtermijn van twee jaar had moeten worden gehanteerd. Een dergelijk lange termijn zou NPG te veel beperken in haar vrijheid om haar distributiebeleid te wijzigen. Gelet op alle omstandigheden van het geval en met inachtneming van het vorenoverwogene, had NPG naar het oordeel van de rechtbank een opzegtermijn van (minimaal) zes maanden moeten hanteren. Binnen die termijn zou [eiser] enerzijds zijn relatie met NPG (ook in relatie tot zijn eigen afnemers) hebben kunnen afbouwen (en dit zou hem de mogelijkheid bieden om tot het winterseizoen nog producten van NPG af te nemen) en zou hij anderzijds nieuwe mogelijkheden voor de bedrijfsvoering hebben kunnen gaan ontplooien of andere alternatieven voor het merk Gateway1 hebben kunnen zoeken.
Handelwijze van NPG na opzegging van de distributieovereenkomst
5.29. [eiser] stelt zich op het standpunt dat (ook) de gedragingen van NPG volgend op de opzegging met zich brengen dat NPG jegens hem tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens hem. NPG heeft Smart Products voortijdig (zelfs voor het einde van de opzeggingstermijn) bij de klanten van [eiser] geïntroduceerd, zonder dat [eiser] de kans heeft gehad zijn bedrijfsdebiet te beschermen. Daarnaast heeft NPG de klant- en contactgegevens van de klanten van [eiser] aan Smart Products verstrekt. Hetzelfde geldt voor de foto’s die [eiser] heeft laten maken in het kader van marketingdoeleinden.
5.30.NPG betwist dat haar handelen jegens [eiser] onrechtmatig is, althans dat sprake is een tekortkoming in de nakoming van de distributieovereenkomst. NPG stelt dat zij beschikt over de contactgegevens van de afnemers van de producten van Gateway1 . Op verzoek van [eiser] werden deze producten immers rechtstreeks verzonden aan deze afnemers. Bovendien werden de afnemers/dealers ook allemaal genoemd als verkooppunt op een website van NPG . NPG en [eiser] zijn nooit overeengekomen dat deze gegevens geheim zouden zijn of dat deze uitsluitend aan [eiser] zouden toebehoren. NPG heeft enkel en alleen de afnemers op de hoogte gesteld dat [eiser] vanaf 1 april 2022 geen distribiteur meer van Gateway1 zou zijn en dat Smart Products dat vanaf dat moment zou zijn. Het is logisch dat NPG de afnemers hier vooraf over heeft geïnformeerd. NPG heeft zich niet negatief uitgelaten over [eiser] .
5.31.De rechtbank is van oordeel dat, los van de omstandigheid dat NPG een te korte opzegtermijn heeft gehanteerd, de handelwijze van NPG niet als een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst kan worden beschouwd. Het is niet ongebruikelijk om afnemers/dealers op de hoogte te stellen van een wijziging in het distribiteurschap en dit kort voor de wijziging te doen. Dit is wat NPG heeft gedaan in haar e-mailbericht van
24 maart 2022. Het betreft een zakelijke mededeling en er worden geen negatieve uitlatingen gedaan over [eiser] . De rechtbank is van oordeel dat NPG door het delen van het klantenbestand en de foto’s niet onrechtmatig heeft gehandeld. Dat handelen levert dan ook geen tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst op. Redengevend daarvoor is enerzijds dat NPG , onder verwijzing naar haar productie 10, onvoldoende weersproken heeft gesteld dat zij beschikte over de contactgegevens van de afnemers en dealers van de producten van Gateway1 en dat deze ook online te vinden zijn. Nu de contactgegevens openbaar zijn en Smart Products daar dus, ook zonder tussenkomst van NPG , op een gemakkelijke wijze over kon beschikken, levert het delen daarvan op zichzelf niet een onrechtmatigheid in voornoemde zin op. Als het klantenbestand voor
van zo’n groot belang was geweest, had het in de reden gelegen om over hierover (aanvullende) afspraken te maken met NPG . Hetzelfde geldt voor de foto’s die [eiser] heeft laten maken. Tussen partijen is niet in geschil dat deze foto’s voor marketingdoeleinden zijn gemaakt en dat [eiser] deze heeft toegezonden aan NPG . Nu er geen afspraken zijn gemaakt over het exclusieve gebruik daarvan, mocht NPG ervan uitgaan dat zij het beeldmateriaal mocht gebruiken op de wijze zoals zij heeft gedaan, namelijk door deze op te nemen in de database. Dat een nieuwe distributeur (ook) toegang heeft tot deze database maakt het handelen van NPG niet onrechtmatig en is juist begrijpelijk, omdat deze nieuwe distributeur ook materiaal voor marketing nodig zal hebben.
De gevorderde verklaring voor recht jegens NPG
5.32.Het voorgaande brengt mee dat NPG kan worden verweten dat zij, door een opzegtermijn van (een krappe) twee weken te hanteren, te weinig rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van [eiser] en daardoor onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld. Een redelijke opzegtermijn zou zes maanden hebben bedragen. Dit betekent dat NPG jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de distributieovereenkomst door geen opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen dan wel geen (schade)vergoeding aan te bieden. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook
- als het mindere van het gevorderde - op na te melden wijze worden toegewezen.
Het al dan niet onrechtmatig handelen van Smart Products door te profiteren van de wanprestatie van NPG
5.33.Vervolgens zal de rechtbank uit proceseconomisch oogpunt eerst ingaan op de vraag of Smart Products jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij wist van het geschil tussen [eiser] en NPG en daarom - naar [eiser] stelt - rekening moest houden met een onregelmatige opzegging en de belangen van [eiser] als (voormalig) distributeur. Smart Products betwist gemotiveerd dat dit het geval is. Zij stelt dat zij niet bekend was met de opzegging dan wel de inhoud van de overeenkomst tussen [eiser] en NPG en dat zij derhalve niet kon weten dat [eiser] nadeel zou ondervinden van het aangaan van de distributieovereenkomst. Smart Products stelt dat zij vanaf eind maart 2022 wist van de stelling van [eiser] dat NPG een wanprestatie zou zijn begaan (welke stelling op dat moment reeds door NPG werd betwist) maar dat zij toen al was gehouden de reeds jegens NPG aangegane verplichting na te komen. Daarbij had zij ook een in rechte te respecteren belang, aldus Smart Products .
5.34.De rechtbank stelt voorop dat het enkele profiteren door Smart Products van de wanprestatie van NPG het handelen van Smart Products niet onrechtmatig maakt.n
Vgl. o.a. de conclusie van de Procureur-Generaal 18 juni 2021, ECLI:NL:PHR:2021:726 en de aldaar genoemde jurisprudentie (voetnoot 48) en het Gerechtshof Den Bosch 18 augustus 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3241.
5.35.Nu de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat NPG toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] door een te korte opzegtermijn te hanteren, is voldaan aan het eerste vereiste.
5.36.De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die leiden tot het oordeel dat Smart Products ten tijde van het sluiten van de distributieovereenkomst met NPG ermee bekend was, althans behoorde te zijn, dat NPG een exclusieve distributieovereenkomst had met [eiser] , en wist, althans behoorde te begrijpen, dat deze, door slechts een opzegtermijn van twee weken te hanteren, onregelmatig was opgezegd. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat Smart Products door het sluiten van de distributieovereenkomst met NPG onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] .
5.37.De omstandigheid dat (de advocaat van) [eiser] op 21 maart 2022 Smart Products heeft aangeschreven en stelt dat hij vanaf 2018 exclusief distribiteur is voor NPG , hij heeft vernomen dat Smart Products vanaf eind maart 2022 in zijn plaats als distributeur is aangesteld en dat hij zich daarin niet kan vinden, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat Smart Products vanaf dat moment onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] . Dat hiervan sprake zou zijn, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld. De enkele mededeling dat er sprake zou zijn van een exclusieve overeenkomst is daartoe onvoldoende, te meer nu NPG het exclusieve karakter van de distributieovereenkomst heeft betwist. Op grond waarvan Smart Products er eind maart 2022 rekening mee moest houden dat sprake was van een onregelmatige opzegging wordt evenmin met voldoende feiten en omstandigheden onderbouwd door [eiser] . Gelet hierop kan de handelwijze van Smart Products , bestaande uit het nakomen van haar verplichtingen uit de distributieovereenkomst met NPG , niet als onrechtmatig worden gekwalificeerd.
5.38.Voor zover [eiser] (in dit verband) heeft beoogd als bijkomende omstandigheden te stellen dat Smart Products de klanten van [eiser] voortijdig heeft aangeschreven en daarbij gebruik heeft gemaakt van door NPG verstrekte contactgegevens en beeldmateriaal, leidt dit niet tot een andersluidend oordeel. Hiervoor is immers overwogen dat ten aanzien hiervan geen sprake is van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen door NPG jegens [eiser] .
5.39.Op grond van het vorenoverwogene komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat Smart Products niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door te profiteren van de wanprestatie van NPG .
Zelfstandig onrechtmatig handelen van Smart Products jegens [eiser]
5.40.Voor zover [eiser] heeft beoogd zelfstandig onrechtmatig handelen door Smart Products aan het gevorderde ten grondslag te leggen, omdat Smart Products ten onrechte gebruik heeft gemaakt van het klantenbestand van [eiser] en het beeldmateriaal dat
heeft laten maken, faalt deze grondslag. Uit het vorenoverwogene vloeit reeds voort dat de contactgegevens van de afnemers/dealers van [eiser] openbaar beschikbaar waren, zodat niet valt in te zien dat het gebruik daarvan door Smart Products onrechtmatig is. Met betrekking tot het beeldmateriaal is niet in geschil dat [eiser] dit ter beschikking heeft gesteld aan NPG , zodat zonder nadere geconcretiseerde onderbouwing, die ontbreekt, niet kan worden geoordeeld dat Smart Products onrechtmatig handelt tegenover [eiser] door bij de uitvoering van haar distributieovereenkomst met NPG gebruik te maken van het fotomateriaal dat NPG via een database beschikbaar stelt.
Slotsom met betrekking tot het gevorderde jegens Smart Products
5.41.Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiser] tegen Smart Products zullen worden afgewezen.
Verwijzing naar schadestaatprocedure en voorschot op de schadevergoeding
5.42.Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een toerekenbare tekortkoming van NPG , zal NPG de schade van [eiser] die het gevolg is van deze tekortkoming dienen te vergoeden. Daarbij betrekt de rechtbank dat NPG ook in verzuim is, nu uit haar gedragingen jegens [eiser] , ook nadat tegen de opzegging bezwaar was gemaakt door [eiser] , kon worden afgeleid dat NPG niet bereid was om een opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen en een behoorlijke nakoming inmiddels ook niet meer mogelijk is.
5.43. [eiser] vordert betaling van de schade, op te maken bij staat. Hij heeft voorts een voorschot op de schade gevorderd ter hoogte van € 15.000,-. NPG heeft deze vorderingen gemotiveerd betwist en stelt - kort gezegd - dat er geen enkele onderbouwing is gegeven dan wel bewijs is geleverd dat [eiser] enige schade heeft geleden. Dat er schade is geleden door [eiser] acht NPG bovendien onaannemelijk. Nog daargelaten dat de door [eiser] gestelde investeringen van € 150.000,- buitensporig hoog lijken, zal het merendeel daarvan gedaan zijn in de periode dat [eiser] een distributieovereenkomst had met Dike . Daarnaast kan van gederfde winst niet of nauwelijks sprake zijn geweest, gelet op het feit dat er in het voorjaar en de zomermaanden doorgaans zeer weinig rubberen laarzen worden verkocht.
5.44.Aan een beslissing tot verwijzing naar de schadestaatprocedure worden geen strenge eisen gesteld. Artikel 612 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, de schade in het vonnis begroot, voor zover dit mogelijk is. Indien begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Voldoende voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is dat de eiser de mogelijkheid van schade aannemelijk maakt.n
Vgl. o.a. HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6246.
5.45.Hoewel het verweer van NPG relevant kan zijn in verband met de hoogte van de aan [eiser] te betalen schadevergoeding, is het verweer niet van dien aard dat de rechtbank reeds nu tot het oordeel moet komen dat [eiser] in het geheel geen schade heeft geleden die aan NPG kan worden toegerekend. Immers, indien NPG een opzegtermijn van zes maanden had gehanteerd, had [eiser] in die periode nog producten van Gateway1 kunnen verkopen en die periode kunnen benutten om maatregelen te treffen (bijvoorbeeld in de vorm van het aanbieden van alternatieven) om daarmee te bereiken dat klanten/afnemers hem trouw zouden blijven. Dit betekent dat het aannemelijk is dat [eiser] in ieder geval omzet dan wel winst is misgelopen. De mogelijkheid dat [eiser] schade heeft geleden is daarmee voldoende aannemelijk geworden, zodat een verwijzing naar de schadestaat op zijn plaats is. Die vordering zal daarom worden toegewezen. In de schadestaatprocedure kan nader debat worden gevoerd over de door [eiser] gestelde schadeposten en de (gestelde) omvang daarvan.
5.46.Bij het toekennen van een voorschot op de schadevergoeding moet beoordeeld worden of een afweging van de materiële belangen het gevorderde voorschot rechtvaardigt, waarbij heeft te gelden dat dit doorgaans alleen het geval is, gelet op het restitutierisico, indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vast staat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
5.47.Aan het vereiste dat het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vast staat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, is in het onderhavige geval niet voldaan. Het gevorderde voorschot van € 15.000,- heeft [eiser] , mede gelet op de gemotiveerde betwisting, niet met (voldoende) concrete gegevens onderbouwd. Het gevorderde voorschot zal dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.48.NPG zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten jegens [eiser] worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding: € 103,33
- griffierecht: € 1.301,-
- advocaatkosten: € 1.196,- (2 punten x tarief II ad € 598,-)
- totaal: € 2.600,33
De door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals vermeld bij de beslissing. De gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover zullen worden toegewezen op na te melden wijze. Waarbij de rechtbank opmerkt dat NPG maar eenmaal in de nakosten wordt veroordeeld, zowel betrekking hebbende op het incident als op de hoofdzaak.
5.49. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij jegens Smart Products in de proceskosten van Smart Products worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Smart Products worden begroot op:
griffierecht; € 2.837,-
advocaatkosten: € 1.196,- (2 punten x tarief II ad € 598,-)
- totaal: € 4.033,-
De door Smart Products gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals vermeld bij de beslissing.
De rechtbank
in het incident
6.1.wijst het gevorderde door NPG af;
6.2.veroordeelt NPG in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 598,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.veroordeelt NPG in de proceskosten, aan de zijde van Smart Products tot op heden begroot op € 598,-;
in de hoofdzaak
jegens NPG
6.4.verklaart voor recht dat NPG jegens [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door de met [eiser] gesloten distributieovereenkomst op te zeggen zonder daarbij een opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen;
6.5.veroordeelt NPG tot vergoeding van de door [eiser] , als gevolg van de onder 6.4. omschreven tekortkoming, geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6.6.veroordeelt NPG in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.600,33, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
jegens Smart Products
6.7.wijst het gevorderde af;
6.8. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Smart Products tot op heden begroot op € 4.033,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in
artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der voldoening;
6.9.veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,- aan salaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
in de hoofdzaak en het incident
6.10.veroordeelt NPG jegens [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat NPG niet binnen
veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.11.verklaart de onderdelen 6.2, 6.3, 6.5, 6.6, 6.8, 6.9 en 6.10 uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa en in het openbaar uitgesproken op
10 mei 2023.