Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/1301, ROT 22/1302 en ROT 22/1303
[eiseres 2] , te [plaats] , eiseres 2,
[eiseres 3] , te [plaats] , eiseres 3,
(gemachtigde: mr. V. de Kruijf-Stellaard),
en
(gemachtigde: mr. M. Wullink).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen een correctie van het aantal uren speur- en ontwikkelingswerk (S&O) dat verweerder op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) heeft toegekend en tegen een aan hen opgelegde boete. Bij drie besluiten van 30 september 2021 (de primaire besluiten) heeft verweerder de correctie-S&O-verklaringen afgegeven en een boete opgelegd.
1.1.Met de drie bestreden besluiten van 3 februari 2022 op de bezwaren van eiseressen heeft verweerder de correcties en boetes gehandhaafd.
1.2.Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Eiseressen hebben ook schriftelijk gereageerd.
1.3.De rechtbank heeft de beroepen op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. H.A.E. van Soest, waarnemend kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseressen, bijgestaan door [A] (directeur van eiseres 2) en [B] (directeur van eiseres 3), en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam] .
2.1.
[eiseres 1] heeft voor 2019 aanvragen ingediend voor vermindering van de afdracht van loonbelasting en premie volksverzekeringen voor S&O-werk voor de projecten ‘ [project A] ’ en ‘ [project B] ’. Verweerder heeft hierop S&O-verklaringen afgegeven conform het bij de aanvragen opgegeven aantal urenn
S&O-verklaring van 29-1-2019 (SO19007027): 1.300 S&O-uren, € 13.520 afdrachtvermindering S&O-verklaring van 8-7-2019 (SO19035895): 1.300 S&O-uren, € 11.600 afdrachtvermindering.
2.2.
[eiseres 2] heeft voor 2019 ook aanvragen ingediend voor afdrachtvermindering voor het project ‘ [project A] ’. Verweerder heeft hierop S&O-verklaringen afgegeven conform het bij de aanvragen opgegeven aantal urenn
S&O-verklaring van 29-1-2019 (SO19006950): 600 S&O-uren, € 8.640 afdrachtvermindering S&O-verklaring van 8-7-2019 (SO19035897): 600 S&O-uren, € 8.640 afdrachtvermindering
2.3.
[eiseres 3] heeft eveneens voor 2019 aanvragen voor afdrachtvermindering ingediend voor het project ‘ [project A] ’. Ook hierop heeft verweerder S&O-verklaringen afgegeven conform het opgegeven aantal urenn
S&O-verklaring van 29-1-2019 (SO19006592): 600 S&O-uren, € 8.640 afdrachtvermindering S&O-verklaring van 8-7-2019 (SO19035955): 600 S&O-uren, € 8.640 afdrachtvermindering
3. In 2021 is door een inspecteur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een deskcontrole uitgevoerd. Daartoe is eiseressen gevraagd gegevens uit hun S&O-administratie aan te leveren, waaronder de urenadministratie en de projectadministratie. Eiseressen hebben in april, mei en juni 2021 stukken aangeleverd. Ook heeft op 11 juni 2021 een online bijeenkomst plaatsgevonden waarbij eiseressen de gelegenheid is geboden nadere informatie te verstrekken. De inspecteur heeft zijn bevindingen neergelegd in drie controlerapporten die op 14 juli 2021 aan eiseressen zijn verzonden. In deze rapporten concludeert de inspecteur onder meer het volgende:
In de aangeleverde S&O-administratie omtrent aard, inhoud en voortgang komt de eigen rol en inbreng van de heer [A] en/of de heer [B] niet naar voren;
Er is geen zodanige administratie bijgehouden dat daaruit op een eenvoudige en duidelijke wijze de aard, inhoud en voortgang van het S&O-werk is af te leiden ten aanzien van de heer [A] en/of de heer [B] . Uit de verstrekte en getoonde documenten is niet af te leiden dat voor eiseressen in 2019 door de heer [A] en/of de heer [B] S&O-werk is uitgevoerd;
Uit de S&O-administratie omtrent omvang zijn geen onregelmatigheden naar voren gekomen. Geconstateerd is dat er geen relatie is te leggen tussen de verantwoorde uren en documenten omtrent aard, inhoud en voortgang.
Het gevolg van die conclusie is volgens de inspecteur dat de uren die zijn toegekend voor het S&O-werk van de heer [A] en de heer [B] worden gecorrigeerd. Dat betekent bij [eiseres 2] en [eiseres 3] een volledige correctie van de afgegeven S&O-verklaringen. Voor [eiseres 1] volgt een gedeeltelijke correctie van de afgegeven S&O-verklaringen, omdat het S&O-werk van mevrouw [C] wel uit de administratie blijkt.
4. Op grond van de controlerapporten heeft verweerder vastgesteld dat eiseressen niet hebben voldaan aan de wettelijke eisen van artikel 24, eerste lid, van de Wva en artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling S&O afdrachtvermindering.
Met het primaire besluit voor [eiseres 1] heeft verweerder daarom het aantal S&O-uren gecorrigeerd naar 1.381 uur, wat een correctie van € 10.605 aan afdrachtvermindering betekent. Ook heeft verweerder in dit besluit aan [eiseres 1] een boete opgelegd van € 500.
Met de primaire besluiten voor [eiseres 2] en [eiseres 3] heeft verweerder het aantal S&O-uren gecorrigeerd naar 0, wat een correctie van € 17.280 aan afdrachtvermindering betekent. Ook heeft verweerder met deze besluiten aan [eiseres 2] en [eiseres 3] een boete opgelegd van € 800 per bedrijf.
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de S&O-verklaringen heeft gecorrigeerd en de boetes heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiseressen voeren aan dat uit de overgelegde administratie voldoende blijkt dat de heren [A] en [B] S&O-werkzaamheden hebben verricht voor het toegekende aantal uren. Eiseressen moesten alle documenten in één bestand naar verweerder versturen en de controle vond volledig digitaal plaats (vanwege de coronapandemie); daardoor is er geen zorgvuldige en volledige controle geweest. Bij een persoonlijk bezoek hadden eiseressen de inspecteur kunnen laten zien dat er per persoon een administratie was bijgehouden en zou de inspecteur tot een andere conclusie gekomen zijn. Verder wijzen eiseressen erop dat bij het bijhouden van de projectadministratie mag worden aangesloten bij de gebruikelijke gang van zaken binnen de eigen onderneming, wat zij hebben gedaan. Zij hebben tal van documenten overgelegd die ook in de Handleiding WBSO 2019 worden genoemd. In het merendeel van de aangeleverde documenten zijn de namen van de heren [A] en [B] vermeld en ook hun inhoudelijke inbreng blijkt genoegzaam uit de stukken. De gebruikelijke gang van zaken was dat mevrouw [C] veel zaken bundelde en verslagen schreef, maar uit die verslagen bleek ook het aandeel van genoemde heren. De projectadministratie was net zo ingericht als de administraties van hetzelfde project bij [eiseres 3] en [eiseres 2] die in 2017 en 2018 door de RVO zijn onderzocht en goedgekeurd. Eiseressen mochten erop vertrouwen dat hun projectadministratie over 2019 daarom ook voldeed aan de wettelijke eisen. Anders dan verweerder stelt hebben de externe partijen waarmee eiseressen hebben samengewerkt niet de S&O-werkzaamheden uitgevoerd. De samenwerking heeft juist bijgedragen aan het oplossen van de knelpunten waaraan de heren [A] en [B] een inhoudelijke bijdrage hebben geleverd. Daarnaast stelt verweerder ten onrechte dat verslagen van teamoverleggen geen S&O-activiteiten betreffen; dergelijke stukken worden expliciet genoemd in de Handleiding WBSO 2019 en een teamoverleg is in artikel 2 van de Regeling S&O-afdrachtvermindering niet uitgesloten als S&O-werk. Ook valt de verkoop van potten en de ontwikkeling en inrichting van de fabriek, anders dan verweerder stelt, wel degelijk onder S&O-werk. Onderzocht moet worden wat één en ander gaat kosten en of het rendabel is en de ontwikkeling van de pot kan niet los worden gezien van de ontwikkeling van de productiemethode; dat betreft immers een hele nieuwe industrie, aldus eiseressen.
7.1.Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) meermaalsn
Bijv. ECLI:NL:CBB:2014:502 en ECLI:NL:CBB:2021:795 Zie artikel 3, eerste lid, van de Regeling S&O-afdrachtvermindering
7.2.Het gaat hier om drie S&O-aanvragen van drie verschillende bedrijven. De aanvragen hebben betrekking op drie S&O-medewerkers, mevrouw [C] , de heer [A] en de heer [B] . Mevrouw [C] was werkzaam voor [eiseres 1] De heer [A] was eveneens werkzaam voor dit bedrijf en daarnaast was hij bestuurder en de enige werknemer van zijn eigen onderneming [eiseres 2] . De heer [B] was ook werkzaam voor [eiseres 1] en daarnaast was hij bestuurder en de enige werknemer van zijn eigen onderneming [eiseres 3] .
Zoals het CBb meermaals heeft overwogenn
Bijv. ECLI:NL:CBB:2022:269 en ECLI:NL:CBB:2022:342
Eiseressen hebben de projectadministratie niet uitgesplitst per entiteit waardoor een duidelijk onderscheid tussen het S&O-werk per inhoudingsplichtige ontbreekt. Daarnaast stelt verweerder terecht dat uit de projectadministratie ook onvoldoende blijkt dat twee van de S&O-medewerkers zelfstandig S&O-werk hebben verricht voor het opgegeven aantal uren. In de stukken van de administratie komt de naam van S&O-medewerkster [C] veelvuldig voor maar die van de heren [A] en [B] aanzienlijk minder terwijl bij de aanvragen voor hen meer S&O-uren zijn opgegeven dan voor mevrouw [C] ; een aantal dat vergelijkbaar is met een voltijds dienstverbandn
Mevr. van der Schoor: 1.381 uur, dhr. Wesselman: totaal 1.812 uur en dhr. van Tol: 1.788 uur
7.4.De rechtbank is niet gebleken dat eiseressen de S&O-werkzaamheden van de heren [A] en [B] door de (digitale) wijze waarop zij de stukken moesten aanleveren en de wijze waarop de controle is verricht, onvoldoende voor het voetlicht hebben kunnen brengen. Eiseressen zijn meermaals in de gelegenheid gesteld om (digitaal) stukken uit de projectadministratie aan te leveren en hebben ook voldoende gelegenheid gehad om de administratie per medewerker te duiden. Hen is in de online bijeenkomst van 11 juni 2021 gevraagd om per medewerker met stukken de activiteiten aannemelijk te maken en een koppeling te laten zien tussen de urenadministratie en activiteiten en zij hebben na die bijeenkomst daartoe ook nog extra gelegenheid gekregen. De 90 bestanden die zij vervolgens hebben toegezonden zijn door de inspecteur ook beoordeeld. Daarnaast hebben eiseressen in bezwaar nog aanvullende stukken uit de projectadministratie toegestuurd en benoemd uit welke stukken de activiteiten van de heren [A] en [B] zouden blijken. Ook hebben eiseressen op de hoorzitting een mondelinge toelichting kunnen geven. Dit alles is door verweerder in het bestreden besluit beoordeeld. Dat er geen bedrijfsbezoek heeft plaatsgevonden, maar alleen een digitale bijeenkomst, neemt niet weg dat eiseressen wel mondeling een toelichting hebben kunnen geven. Bovendien vindt een beoordeling plaats op basis van de overgelegde administratie; een mondelinge toelichting kan daarop een verduidelijking bieden, maar kan nimmer in de plaats worden gesteld van de administratie die eiseressen op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wva moeten bijhouden.
7.5.Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat uit alle door eiseres overgelegde stukken niet op eenvoudige en duidelijke wijze de aard, inhoud en voortgang van het S&O-werk van de heren [A] en [B] blijkt. Uit de administratie kan wel worden afgeleid dat beide heren betrokken waren bij het project en rondom het project bepaalde werkzaamheden hebben verricht, zoals het onderhouden van contacten met andere bedrijven en het bijwonen van de teamoverleggen, maar van de technische inbreng van beide heren bij de ontwikkeling van de pot geeft de administratie onvoldoende blijk. In de S&O-aanvragen is door eiseressen omschreven wat de technische knelpunten zijn die tijdens het ontwikkelingsproces moeten worden opgelost, maar uit de administratie kan onvoldoende worden afgeleid dat beide heren daarmee zelf concreet bezig zijn geweest. Daarbij wijst verweerder er ook terecht op dat werkzaamheden met betrekking tot de inrichting van het toekomstige productieproces en het bepalen van de kostprijs niet kunnen worden gerekend tot het S&O-werk, want dat ziet enkele op de (technische) ontwikkeling van de pot, zoals ook door eiseressen in de aanvragen is omschreven. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit gewezen op meerdere stukken in de administratie waaruit blijkt dat eiseressen bij de uitvoering van het project hebben samengewerkt met andere bedrijven. Uit die stukken blijkt dat andere bedrijven activiteiten rondom onderzoek naar en ontwikkeling van de pot hebben verricht, maar dat de heren [A] en [B] in die samenwerking zelf een inhoudelijke bijdrage hebben geleverd aan de oplossing van technische knelpunten kan uit de administratie niet worden afgeleid. Ten slotte heeft verweerder ook de door eiseres benoemde aantekeningen en foto’s uit de administratie terecht als onvoldoende onderbouwing beoordeeld, nu daaruit niet duidelijk wordt wanneer die zijn gemaakt en/of door wie, dan wel wat de inhoud en voortgang van het werk is. Ditzelfde geldt voor het document ‘ [eiseres 2] Overzicht’ waarin wel een samenvatting wordt gegeven van verrichte activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van de pot maar een tijdslijn en concrete weergave van de per S&O-medewerker verrichte activiteiten ontbreekt.
7.6.De verwijzing van eiseressen naar eerdere controles waarbij er geen problemen in de administratie van eiseressen van hetzelfde project zijn geconstateerd, treft geen doel. Uit vaste jurisprudentie van het CBbn
Bijv. ECLI:NL:CBB:2015:435 en ECLI:NL:CBB:2021:1021
De rechtbank concludeert dat verweerder afdoende heeft gemotiveerd dat uit de S&O-administratie van eiseressen niet op eenvoudige en duidelijke wijze blijkt dat de heren [A] en [B] S&O-werk hebben verricht voor het opgegeven aantal uren.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)n
Bijv. ECLI:NL:CBB:2015:33 en ECLI:NL:CBB:2021:795
8. Voorts voeren eiseressen aan dat de nadelige gevolgen van de besluiten niet evenredig zijn in verhouding tot de te dienen doelen. Er bestaan zorgen over de financiering van het project; mogelijk moet het project worden gestopt. Daarnaast wijzen eiseressen erop dat niet kan worden gezegd dat uit de administratie in het geheel niet blijkt dat de heren [A] en [B] S&O-werk hebben verricht. Verweerder heeft dan ook niet mogen besluiten de gehele S&O-verklaring te corrigeren. Dit is bovendien onevenredig nu eerder de administratie wel is goedgekeurd. Daarom zijn de boetes ook onevenredig; eiseressen mochten erop vertrouwen dat hun administratie voldeed. Bovendien is eiseressen niet eerder een boete opgelegd en waren de overige gecontroleerde elementen wel in orde. Verweerder heeft de mate van verwijtbaarheid niet gemotiveerd in de boeteoplegging betrokken. Voor zover al zou moeten worden geoordeeld dat de administratie niet voldeed, kan hooguit sprake zijn geweest van een lichte verwijtbaarheid zodat lagere boetes op zijn plaats waren geweest, aldus eiseressen.
8.1.Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat de administratie van eiseressen niet voldoet aan het bij of krachtens artikel 24, eerste lid, van de Wva bepaalde. In dat geval kan verweerder op grond van artikel 25, derde lid, van de Wva, een correctie-S&O-verklaring afgeven tot een omvang waarvan onvoldoende aannemelijk is dat S&O-werk zoals opgenomen in de S&O-verklaring is verricht. Verweerder heeft de uren van [eiseres 1] gecorrigeerd naar 1.381 uur (alleen de uren van mevrouw [C] zijn aannemelijk geacht) en de uren van [eiseres 2] en [eiseres 3] volledig gecorrigeerd naar nul uur. Volgens vaste jurisprudentie van het CBbn
Bijv. ECLI:NL:CBB:2017:215 en ECLI:NL:CBB:2019:485 In ECLI:NL:CBB:2022:342
8.2.Nu uit het voorgaande volgt dat eiseressen niet hebben voldaan aan hun administratieverplichting in artikel 24, eerste lid, van de Wva, was verweerder ook bevoegd, op grond van artikel 26, eerste lid, van de Wva, eiseressen daarvoor een boete op te leggen. Verweerder heeft in dit geval boetes opgelegd van € 500,- ( [eiseres 1] ) en twee maal € 800,- ( [eiseres 2] en [eiseres 3] ). Verweerder heeft toegelicht dat een vaste gedragslijn bij deze boeteopleggingen wordt gehanteerd, inhoudende dat de hoogte van de boete wordt vastgesteld op 5 %, 10 % of 20 % van het correctiebedrag, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid, en dat dit naar beneden wordt afgerond op hele bedragen van € 100,-. De boetes zijn overeenkomstig deze gedragslijn opgelegd en betreffen afgerond 5 % van de correctiebedragen. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat hij uitgaat van een lichte verwijtbaarheid en dat ermee rekening is gehouden dat eiseressen nog niet eerder een dergelijke boete is opgelegd. De rechtbank vindt de opgelegde boetes, die dus zijn vastgesteld op het laagst mogelijke bedrag, uitgaande van de lichtste vorm van verwijtbaarheid, niet onevenredig, gelet op de verantwoordelijkheid die op eiseressen rust om een deugdelijke administratie bij te houden die voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank is ook niet gebleken dat eiseressen door de boetes in financiële problemen zijn geraakt. Op de zitting is gebleken dat het project door eiseressen nog steeds wordt voortgezet (en er ook afdrachtvermindering voor latere jaren is toegekend). Verder hebben eiseressen geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan de boetes zouden moeten worden gematigd.
9. De beroepen zijn dus ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.