zaaknummer: 10921903 VZ VERZ 24-1032
registernummer: BM 38452
uitspraak: 13 mei 2024
machtiging van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake meerderjarigenbewind
over de goederen van:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. S. Atceken-Ata.
Op 7 februari 2024 is ter griffie van de rechtbank een machtigingsverzoek ontvangen van de advocaat van betrokkene.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 maart 2024. Ter zitting is betrokkene verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de bewindvoerder, De Maas Dienstverlening B.V., zijn de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] verschenen.
Betrokkene staat onder bewind. De bewindvoerder heeft geweigerd om toestemming te verstrekken voor de procedure die betrokkene wil voeren. Betrokkene vraagt de kantonrechter om een machtiging van de kantonrechter in verband met de weigering van zijn bewindvoerder om toestemming te verlenen (art 1:438 lid 2 BW).
Betrokkene heeft aangegeven een procedure te willen voeren, waarin hij de rechter onder meer wil vragen een bindend advies van het Kifid te vernietigen en de verzekeraar te veroordelen tot vergoeding van de schade ad € 22.690,-. Het gaat om een bindend advies van de Geschillencommissie van het Kifid van 24 juni 2020 over de beslissing van de verzekeraar om de schadeclaim van betrokkene af te wijzen. Een en ander houdt verband met een beroving die volgens betrokkene op 13 juni 2019 heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat hij toen is beroofd van een gouden ketting met een hanger. De verzekeraar heeft geweigerd de schade van betrokkene te vergoeden.
De kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder op goede gronden heeft geweigerd om toestemming te verlenen voor de procedure. In dit verband is op de zitting onder meer besproken dat betrokkene vanwege problematische schulden onder bewind staat. Er loopt een minnelijk schuldentraject via de gemeente, dat in juli 2022 is opgestart en een looptijd heeft van 36 maanden. Gelet op de hoogte van de schulden – nog ruim € 39.000,- – en het relatief lage inkomen van betrokkene op dit moment, zal een eventuele schadevergoeding niet ten goede komen aan betrokkene zelf, maar in het kader van het minnelijke schuldentraject moeten worden afgedragen aan de schuldeisers. Zoals ter zitting is becijferd door de bewindvoerder en door de kantonrechter, is de veronderstelling van betrokkene dat hij op deze manier eerder uit de schulden zal komen, niet correct. Ook als rekening wordt gehouden met deze schadevergoeding, zal er nog steeds een restschuld zijn aan het einde van het minnelijke traject. Dit maakt dan ook dat betrokkene geen belang heeft bij de verzochte machtiging, zodat het machtigingsverzoek reeds op deze grond moet worden afgewezen.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat de bewindvoerder ook met juistheid heeft aangevoerd dat de kans van slagen van de procedure die betrokkene wenst te voeren heel klein is. Het risico op een proceskostenveroordeling, die zal leiden tot een nieuwe schuld, is dus heel groot. Het gaat om een procedure tot vernietiging van een bindend advies van het Kifid van bijna vier jaar geleden. Wil deze procedure kunnen slagen, dan moet de beslissing van het Kifid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
Daar lijkt – op basis van de stukken – bepaald geen sprake van te zijn. Integendeel.
De stelling van betrokkene dat hij zich niet realiseerde wat het betekende om een bindend advies te vragen bij het Kifid, en – naar de kantonrechter begrijpt – er dus een andere toetsingsmaatstaf zou moeten gelden in de te voeren procedure, zal naar het oordeel van de kantonrechter niet tot een uitkomst in zijn voordeel kunnen leiden. Betrokkene werd destijds bijgestaan door een jurist, die namens hem ook de aanvraag bij het Kifid heeft gedaan.
De kantonrechter zal dan ook de verzochte machtiging afwijzen.
De kantonrechter:
wijst de verzochte machtiging af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
50221
Tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.