Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBZWB:2022:5087

1 September 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/238 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. E.J. Joosten,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout (het college), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 november 2019 (primair besluit) heeft het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een verhuiskostenvergoeding aan eiseres toegekend.

In het besluit van 18 december 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 28 juli 2022. Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde. Namens het college heeft [vertegenwoordiger vwr] telefonisch deelgenomen aan de zitting.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres is de wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon [naam zoon] . [naam zoon] is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft een onvolledig aangelegd rechterbeen en nauwelijks aanleg van het heupgewricht. Daarnaast is er sprake van een ontwikkelingsachterstand en zijn er gedragsproblemen. Bij brief van 2 juli 2019 heeft ergotherapeut [ergotherapeut] van Revant namens het Revalidatiecentrum Breda verzocht om aanpassing van de woning waar [naam zoon] woont met eiseres en zijn twee broers. Het voorstel is een traplift aan te brengen en het bad te vervangen door een gelijkvloerse inloopdouche.

Het college heeft laten onderzoeken of er een traplift in de huidige woning geplaatst kan worden. Bij e-mail van 19 juli 2019 heeft Smienk Trapliften aan het college laten weten dat het mogelijk is een traplift te plaatsen, maar dat dit niet de gewenste oplossing is. Er is namelijk beperkt ruimte boven en beneden en de lift vormt een obstakel voor veilig trapgebruik door de andere kinderen. Bovendien kan [naam zoon] niet zelfstandig in en uit de traplift kan stappen, zodat een traplift zijn bewegingsvrijheid nauwelijks bevordert. Daarom worden alternatieven aangeraden, zoals verhuizen of het verbouwen van de benedenverdieping.

Op 16 september 2019 heeft ergonomisch- en bouwkundig adviseur en paramedicus [adviseur] van Salude op verzoek van het college een rapport uitgebracht. Hij stelt dat maatschappelijk werkster [maatschappelijk werkster] van MEE en ergotherapeut [ergotherapeut] van Revant hebben aangegeven dat verhuizen een te grote belasting voor het gezin vormt vanwege diverse sociale omstandigheden. Eiseres opteert daarom voor een aanbouw of een woonunit, maar daartoe bestaat volgens [adviseur] geen noodzaak. De ondervonden belemmeringen van [naam zoon] kunnen adequaat worden opgeheven met het aanpassen van de trap en de natte cel. De kosten worden geraamd op € 9.000 in totaal, dat is aanzienlijk lager dan de kosten voor een aanbouw of woonunit (geraamd op minimaal € 35.000).

Het college heeft naar aanleiding van het rapport nadere vragen gesteld aan Salude over de veiligheid van een traplift en de mogelijkheden tot verhuizing. Op 13 november 2019 heeft [adviseur] opnieuw een rapport uitgebracht, waarin hij stelt dat uit aanvullend onderzoek niet naar voren is gekomen dat [naam zoon] geen gebruik kan maken van een traplift of dat een traplift technisch niet realiseerbaar zou zijn. Eiseres geeft de voorkeur aan een woningaanpassing, maar is bereid te verhuizen naar een adequate woning in de nabijheid van de huidige woning in verband met de eerder genoemde sociale omstandigheden. Op grond daarvan wordt geadviseerd het gezin in aanmerking te laten komen voor een verhuiskostenvergoeding.

In het primaire besluit heeft het college gesteld dat eiseres naar een passende woonruimte moet gaan zoeken. Als zij (met toestemming) een woning heeft geaccepteerd, dan zal het college onderzoeken of deze voldoet aan de eisen van het advies van Salude. Als dit het geval is, dan zal een verhuiskostenvergoeding van € 2.590,- worden toegekend. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.

Het college heeft Salude opnieuw opdracht gegeven onderzoek in te stellen. Tevens zijn er woningen in de [straatnaam1] en [straatnaam2] aangeboden aan eiseres, maar die woningen heeft zij afgewezen.

Op 30 juni 2020 heeft adviserend arts [adviserend arts] van Salude een rapport uitgebracht. Volgens hem kan niet gesteld worden dat [naam zoon] volledig rolstoelgebonden is. Daarnaast is het ook niet de verwachting dat hij binnen afzienbare tijd of in de toekomst volledig rolstoelgebonden zal raken, omdat er naar het oordeel van de specialistisch behandelaar nog verdere interventies resteren waarmee het zitvermogen en de mobiliteit kunnen toenemen.

In een rapport van 4 juli 2020 concludeert [adviseur] vervolgens dat de twee aan eiseres aangeboden woningen als langdurig adequaat voor het gezin kunnen worden beschouwd, ook als [naam zoon] onverhoopt wel rolstoelgebonden wordt.

Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Vervolgens heeft het college woningen in de [straatnaam3] en [straatnaam2] aangeboden aan eiseres, maar ook deze woningen heeft zij afgewezen.

Beroepsgronden

2. Eiseres voert aan dat uit de stukken duidelijk blijkt dat verhuizen geen optie is. In het rapport van Salude van 16 september 2019 staat dat verhuizen volgens de maatschappelijk werkster van MEE een ongunstige uitwerking zal hebben op de oudste zoon in verband met zijn psychische- en gedragsproblemen en dat de belastbaarheid van eiseres als kritiek te beschouwen is. Het college heeft zich gefocust op de medische situatie van [naam zoon] , maar heeft geen rekening gehouden met het hele gezin. Daar komt bij dat de ex van eiseres haar regelmatig lastigvalt en uit de stukken blijkt dat het contact met hem tot een minimum beperkt dient te worden. Het gezin kan dan ook niet in zijn buurt wonen. Verder is ook de aanwezigheid van de familie van eiseres in verband met haar dementerende vader van belang. Deze omstandigheden zijn door het college onvoldoende meegewogen.

Verder blijkt volgens eiseres uit de stukken dat een traplift in de huidige woning niet de gewenste oplossing is. Het college gaat volledig voorbij aan het advies van Smiek Trapliften. Eiseres overlegt een advies van Salude naar aanleiding van een medisch onderzoek op 29 december 2020 in het kader van een verzoek om een vervoersvoorziening. Hieruit blijkt volgens eiseres dat [naam zoon] wel degelijk rolstoelgebonden is. Dit kan dan ook niet meer worden gebruikt als argument om een aanbouw af te wijzen.

Eiseres beroept zich tot slot op het evenredigheidsbeginsel. Zij wijst op de uitspraak van de Afdelingn

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

van 2 februari 2022.n

ECLI:NL:RVS:2022:285.

Volgens eiseres is zij aangemerkt als gedupeerde in de toeslagenaffaire. Zij is als fraudeur aangemerkt en het gezin is door een hel gegaan. Ter nadere illustratie overlegt eiseres een ongedateerde brief van [naam directeur] , directeur van gastouderbureau Amira Children waar zij destijds bij aangesloten was. Het college heeft haar extra verantwoordelijkheid ten aanzien van gedupeerden van de toeslagaffaire zoals eiseres niet genomen. Het besluit is onredelijk bezwarend en disproportioneel.

Wettelijk kader

3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

Overwegingen

4. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam zoon] beperkingen heeft in de zelfredzaamheid die maken dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van die beperkingen. In artikel 4, twaalfde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2020 is bepaald dat, als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, het college de goedkoopst adequate voorziening verstrekt. Dit betekent dus dat het college de door eiseres verzochte woningaanpassing niet vergoedt, indien een verhuiskostenvergoeding goedkoper en ook adequaat is. Dit wordt ook wel het ‘verhuisprimaat’ genoemd.

5. Volgens vaste rechtspraak van de CRvBn

Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraken van 21 februari 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:702) en 31 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3506).

is het hanteren van een verhuisprimaat op zichzelf niet in strijd met de Wmo. Wel moet het college de vraag beantwoorden of met de toepassing van dit primaat in een concreet geval een passende bijdrage als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo wordt geleverd. Die vraag kan slechts worden beantwoord op grond van een onderzoek naar de beperkingen van de betrokkene en alle andere voor die beoordeling relevante feiten en omstandigheden, waaronder de kosten van de aanpassing van de eigen woning en de daadwerkelijke beschikbaarheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen andere woonruimten voor betrokkene.

6. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat [naam zoon] al 2,5 jaar in de woonkamer slaapt. De badkamer bevindt zich op de eerste verdieping, maar voor eiseres is het inmiddels te zwaar geworden om hem naar boven te tillen. De rechtbank constateert dan ook dat de huidige woning niet geschikt is voor [naam zoon] . Met een traplift zou hij naar boven kunnen om te slapen en te douchen, maar gelet op de e-mail van 19 juli 2019 van Smienk Trapliften is een traplift geen veilige en adequate voorziening om de zelfredzaamheid van [naam zoon] te bevorderen. Een ruimte op de begane grond met daarin zowel een slaapvertrek als een natte cel, zoals verzocht door eiseres, kan dat wel zijn. Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij hierover overleg hebben gehad.n

De zaak is op verzoek van partijen daarom eerder aangehouden.

Het college stelt dat er een vergunning verleend kan worden voor het verbouwen van de garage en het creëren van een verbinding met de woonkamer, maar dat de kosten daarvan worden geraamd op € 45.000. Daarop heeft eiseres gesteld dat de garage niet geschikt is om een slaapkamer en natte cel in te realiseren en dat het gaat om een aanbouw of woonunit direct aan de woonkamer; daarover zou met het college zijn gesproken. De kosten die een aanbouw of woonunit aan de woonkamer met zich meebrengt zijn door partijen niet nader gespecificeerd, maar in het rapport van 16 september 2019 heeft [adviseur] deze geraamd op minimaal € 35.000. Ook deze kosten zijn daarmee aanzienlijk hoger zijn dan de toegekende verhuiskostenvergoeding van € 2.590 bij verhuizing naar een woning die wel geschikt is voor [naam zoon] .

7. Eiseres heeft aangevoerd dat verhuizen geen optie is, omdat het gezin niet in de buurt van haar ex kan wonen en zij de wens heeft om in de buurt van haar dementerende vader te blijven wonen. In tegenstelling tot wat eiseres stelt, heeft het college deze omstandigheden wel degelijk en kenbaar meegenomen in de besluitvorming. Daar is ook onderzoek door Salude aan vooraf gegaan. In het rapport van 13 november 2019 wordt door [adviseur] terecht opgemerkt dat mantelzorgers het gezin te voet, per fiets of auto kunnen bereiken als zij in een andere wijk in [plaatsnaam] zouden gaan wonen en dat eiseres haar vader ook op die manier kan bereiken. Er zijn geschikte woningen beschikbaar. Het college heeft bij het selecteren van de reeds aangeboden woningen ook rekening gehouden met de wensen van eiseres. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat het voor het eiseres, [naam zoon] en de twee andere kinderen om medische redenen niet mogelijk zou zijn om te verhuizen. Ook is niet gebleken dat de aangeboden woningen niet langer passend zouden zijn als [naam zoon] rolstoelgebonden is of zou worden. Zoals het college terecht stelt in het bestreden besluit maakt het feit dat eiseres liever blijft wonen in haar huidige woning, hoe begrijpelijk die wens ook is, dan ook niet dat het college, mede gelet op het aanzienlijke kostenverschil tussen de verhuiskostenvergoeding en de kosten van een aanbouw of woonunit, niet kon vasthouden aan het verhuisprimaat en de gevraagde woningaanpassing heeft kunnen afwijzen.

8. Het beroep dat eiseres heeft gedaan op het evenredigheidsbeginsel omdat zij, naar zij stelt, is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, slaagt niet. De Afdelingsuitspraak van 2 februari 2022 ziet op het beoordelingskader in het geval een bestuursorgaan gebruik maakt van een discretionaire bevoegdheid. Desgevraagd kon eiseres ter zitting niet aangeven van welke discretionaire bevoegdheid het college in dit geval gebruik zou hebben gemaakt en waarom dit volgens haar op onjuiste wijze is gebeurd. Bovendien worden de belangen van eiseres niet ernstig geschaad door het toekennen van een verhuiskostenvergoeding in plaats van een woningaanpassing. Een verhuiskostenvergoeding is bovendien geen onevenredig middel om het doel te bereiken: het leveren van een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin [naam zoon] in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond

10. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 1 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Artikel 4, twaalfde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2020 bepaalt dat, als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, het college de goedkoopst adequate voorziening verstrekt.

In het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout staat verder het volgende:

4.4.4 Primaat van verhuizing

Als er grote woningaanpassingen nodig zijn om normaal gebruik van de woning mogelijk te maken, wordt er eerst bekeken of verhuizen een passende oplossing is. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Bij deze beoordeling zullen in ieder geval de volgende aspecten worden meegewogen:

  • Aanwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen;

  • Kostenvergelijking tussen aanpassen en verhuizen;

  • Woning moet binnen een medisch aanvaardbare termijn beschikbaar zijn;

  • Sociale omstandigheden;

  • Afstemming met andere voorzieningen;

  • Werksituatie;

  • Verandering in woonlasten;

  • Wooncomfort;

  • Huurder of eigenaar van de woning;

  • De wil van de client om te verhuizen;

  • Overige specifieke omstandigheden.

Als blijkt dat verhuizen een goedkopere oplossing is dan het aanpassen van de woning, wordt er geen maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing toegekend. Dit wordt het primaat van de verhuizing genoemd.

Als het primaat van verhuizing kan worden toegepast maar de client wil niet verhuizen dan kan er een bedrag worden toegekend ter hoogte van een verhuiskostenvergoeding. Hiermee kan de huidige woning aangepast worden. De meerkosten komen voor eigen rekening.

Om te voorkomen dat bij iedere aanvraag om een woonvoorziening de bovenstaande beoordeling moet worden gemaakt, is ervoor gekozen om bij woonvoorzieningen waarvan de kostprijs minder dan € 10.000,- bedraagt, het primaat van verhuizing niet standaard toe te passen.

Artikel delen