Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/407648/HA RK/23-48
Beslissing van 6 april 2023 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster.
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit het op 20 maart 2023 ontvangen wrakingsverzoek.
2.1.Het verzoek strekt tot wraking van mr. Breeman, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaken met raadkamernummer: 23-006925 en parketnummer: 01-085597-22 op de gronden die verzoekster heeft uiteengezet in haar wrakingsverzoek.
2.2.Verzoekster legt aan haar verzoek tot wraking, blijkens de door haar overgelegde stukken, het volgende ten grondslag. Op 16 februari 2023 heeft verzoekster gemotiveerd bezwaar aangetekend tegen het uitbrengen van twee dagvaardingen door het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2023. Verzoekster wacht echter nog steeds op de behandeling door het Openbaar Ministerie in Den Bosch van haar bezwaarschrift van 21 juli 2022. Aldus verzoekster is het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant geen partij in deze zaak en om die reden is de behandelend rechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in die zaak evenmin partij.
Beoordelingskader
3.1Op grond van artikel 512 Sv kan een verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een strafzaak behandelt wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2Voorop moet worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is. De behandeling van voornoemde zaken is door de rechtbank Oost-Brabant overgedragen aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat de rechtbank Oost-Brabant in de tenlastelegging wordt genoemd. Daarmee is de rechtbank Zeeland-West-Brabant de bevoegde rechtbank geworden en dient de politierechter van deze rechtbank te beslissen op het bezwaarschrift tegen de dagvaarding. De stelling van verzoekster dat het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant geen partij is in deze zaak en daarom ook de behandelend rechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant geen partij is, is onjuist, nog daargelaten het feit dat een rechter geen partij is. Desgewenst kan verzoekster de bevoegdheid van de politierechter tijdens de behandeling van de hoofdzaak aan de orde stellen, maar dat die rechter vooralsnog aanneemt bevoegd te zijn kan niet als (schijn van) vooringenomenheid worden gezien. Verzoekster heeft ook op geen enkele manier feitelijk onderbouwd dat sprake is geweest van enige schijn van vooringenomenheid of van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de rechter schade zou kunnen leiden.
3.4Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.
De rechtbank:
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond,
bepaalt dat de behandeling van de zaken met raadkamernummer: 23-006925 en parketnummer: 01-085597-22 zullen worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 6 april 2023, door mr. Peters, voorzitter, mr. Römers en mr. Leppens, in tegenwoordigheid van mr. Verhulst-Langer, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.