RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4320 WOO
(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, het college.
1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 29 juli 2022 over de openbaarmaking van documenten in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo).
1.1Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het college [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] .
2 De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser over zijn aanvraag om openbaarmaking van stukken op grond van de Woo. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Feiten en omstandigheden
Eiser heeft op 8 december 2021 verzocht om openbaarmaking van informatie/documenten over de voorgenomen ontwikkeling Bravis/Bulkenaar, inclusief infrastructuur en Zuidelijke ontsluiting Tolberg, in de vorm van brieven, (gespreks)verslagen/notulen, e-mailverkeer, rapporten en notities/memo’s, inclusief alle bijbehorende en relevante gegevens, zoals (concept)agenda’s, documenten die in vergaderingen zijn besproken en alle bijlagen die bij bovengenoemde documenten zijn gevoegd, aangaande:
1. Verslagen Raadsbegeleidingsgroep Bravis vanaf 15 oktober 2020. Met uitzondering van de verlagen tot en met 14 september 2021.
2. Communicatie gemeente Roosendaal – Provincie Noord-Brabant vanaf 9 november 2020 tot heden
3. Communicatie gemeente Roosendaal – Rijkswaterstaat vanaf 20 november 2020 tot heden.
4. Communicatie gemeente Roosendaal – Bravis vanaf 14 oktober 2020 tot heden. Met uitzondering van de verslagen/notulen va de Stuurgroep Bravis tot en met 11 juni 2020.
5. Communicatie gemeente Roosendaal – Prorail vanaf 28 december 2020 tot heden.
6. Besluiten en gevoteerde kredieten vanaf 18 januari 2021 tot heden.
7. Inkoop- en aanbestedingsdossiers diensten vanaf 19 januari 2021 tot heden.
8. Alle communicatie tussen de gemeente Roosendaal en de gemeente Bergen op Zoom vanaf 1 januari 2017 tot heden, en in het bijzonder de agenda en het verslag van het overleg van 8 oktober 2018, inclusief alle bijlagen en besproken documenten en het document waarin locaties zijn opgenomen.
9. Alle communicatie tussen de gemeente Roosendaal en de gemeente Tholen vanaf 1 januari 2017 tot heden.
Met het besluit van 7 februari 2022 heeft het college stukken openbaar gemaakt op grond van de Wet openbaarheid bestuur (hierna: Wob). Het college heeft niet alle informatie openbaar gemaakt op grond van artikel 10, eerste lid, onder d, van de Wob.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 13 maart 2022.
De commissie voor de bezwaarschriften heeft het college geadviseerd om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en het besluit van 7 februari 2022 te herzien door een aanvullende motivering te geven.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft op 23 augustus 2022 het bestreden besluit gewijzigd en het bezwaar deels gegrond verklaard en een aanvullende motivering gegeven.
Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht om kennis te nemen van de weggelakte stukken uit de agenda van het bestuurlijk overleg van 19 november 2020 en van het samenwerk-document met het concept van de anterieure overeenkomst.
4. Juridisch kader
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op Wob verzoeken, die vóór de inwerkingtreding van de Woo zijn ingediend, met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt in principe ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijk of judiciële lus. Het besluit op bezwaar dat in deze zaak wordt beoordeeld, is genomen op 29 juli 2022, dus voor 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit geding de Wob nog van toepassing is.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet meer onder hem berust en zo’n mededeling niet ongeloofwaardig voortkomt, het in beginsel aan degene is die informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.n
ABRvS 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1430.
De Afdeling heeft geoordeeld dat voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, van het bestuursorgaan mag worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen.n
ABRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:899.
5. Communicatie tussen gemeenten en provincie vanaf 9 november 2020 tot heden
5.1Eiser heeft betoogd dat het college ten onrechte niet alle communicatie tussen de gemeente en de provincie openbaar heeft gemaakt. In een brief van 15 maart 2021 wordt gesproken over een overleg en in een brief van 12 juli 2021 wordt gesproken over ambtelijk contact over de planvorming. Er moet in de periode van maart 2021 tot en met 21 juli 2021 veelvuldig contact zijn geweest. Er is ten onrechte niet gezocht in de e-mailbox van de wethouders.
5.2Het college heeft gesteld dat zij hebben gezocht naar de documenten in het projectdossier en in het zaaksysteem. Voor de communicatie is door de projectmanager, de beleidsmedewerker landschapsarchitect en de betrokken planjurist gezocht in hun e-mailbox. Als er in de periode contact geweest zou zijn tussen de gemeente en de provincie, zou dit gelet van de functies van de ambtenaren via hen zijn verlopen. Communicatie kan ook mondeling, telefonisch en zeker in die periode via Teams-overleg hebben plaatsgevonden. Van deze communicatie is geen documentatie.
5.3De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe naar de communicatie is gezocht en dat het niet ongeloofwaardig is dat het college niet over meer communicatie beschikt. Het college heeft gezocht in het projectdossier, het zaaksysteem en in de e-mailbox van betrokken ambtenaren. Indien er meer communicatie onder het college zou berusten, zou dat in deze bronnen zijn aangetroffen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken of voldoende concrete aanknopingspunten te bieden dat het college wel over meer communicatie beschikt. Hier is eiser niet in geslaagd. De enkele stelling dat er veelvuldig contact moet zijn geweest is daarvoor onvoldoende. Gelet op het feit dat communicatie vaak plaatsvond via een Teams-overleg, is het niet aannemelijk dat het college over meer verslaglegging beschikt.
6. Verslagen van de Stuurgroep Bravis
6.1Eiser heeft betoogd dat het college ten onrechte de verslagen van de Stuurgroep Bravis niet openbaar heeft gemaakt. In de anterieure overeenkomst die is gesloten tussen de gemeente en stichting Bravis Ziekenhuis is bepaald dat de leden ervoor zorgen dat van elk overleg van de Stuurgroep een verslag wordt gemaakt. Het is dus ongeloofwaardig dat een dergelijke verslaggeving niet heeft plaatsgevonden. Er is kennelijk alleen gezocht in het projectdossier. Er is geen onderzoek gedaan naar de e-mailcorrespondentie. Er namen ook wethouders en ambtenaren deel aan het stuuroverleg.
6.2Het college heeft gesteld dat het feit dat in de anterieure overeenkomst is opgenomen dat er verslagen gemaakt zouden worden van de stuurgroep, niet betekent dat de verslagen daadwerkelijk zijn opgesteld. Als er verslagen opgesteld zouden zijn, zouden deze zijn opgenomen in het projectdossier. Het projectdossier is geraadpleegd en de verslagen die daarin staan, zijn verstrekt. Er zijn verder geen verslagen gemaakt, omdat de overleggen via Teams hebben plaatsgevonden.
6.3De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe naar de verslagen is gezocht en dat het niet ongeloofwaardig voorkomt dat de verslagen niet onder het college berusten. Het college heeft gezocht in het projectdossier. Als de verslagen onder het college zouden berusten, zouden deze hierin zijn opgenomen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken of voldoende concrete aanknopingspunten te bieden dat het college wel over de verslagen beschikt. Hier is eiser niet in geslaagd. Dat er verslagen opgesteld hadden moeten worden, betekent niet dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. De enkele stelling dat de verslagen er hadden moeten zijn is onvoldoende om aannemelijk te maken dat het college over de verslagen beschikt. Het college heeft gemotiveerd dat overleggen via Teams hebben plaatsgevonden en dat hiervan geen verslaglegging is gemaakt.
7. Agendapunt 7 van agenda bestuurlijk overleg De Bulkenaar van 19 november 2020
7.1Eiser heeft betoogd dat het college ten onrechte agendapunt 7 weigert openbaar te maken. Niet kan worden ingezien waarom informatie van feitelijke aard, zoals een agenda tussen een bestuursorgaan en een derde partij, die in beginsel openbaar dient te zijn, niet openbaar gemaakt kan worden.
7.2Het college heeft betoogd dat openbaarmaking van agendapunt 7 achterwege moet blijven, omdat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de financiële belangen van de gemeente. Het college heeft naar aanleiding van een ander Wob-verzoek van eiser met het besluit van 18 december 2020 agendapunt 7 openbaar gemaakt, met uitzondering van de laatste zin.
7.3Op grond van artikel 5.1, tweede lid onder b, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang niet opweegt tegen de economische en financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter.
7.4De financiële en economische belangen van de staat, andere publiekrechtelijke lichamen en organen kunnen in het geding komen door openbaarmaking van bepaalde informatie. In de eerste plaats kan het gaan om informatie die de privaatrechtelijke verhouding met een onderneming of burger negatief kan beïnvloeden, bijvoorbeeld bij aanbestedingen. Organen kunnen daarnaast een beroep doen op deze uitzonderingsgrond in geval van publiekrechtelijke rechtsverhoudingen, bijvoorbeeld om een effectieve en efficiënte belastingheffing mogelijk maken. Dat openbaarmaking van informatie voor organen een lastige situatie met zich mee brengt, of dat daardoor een extra inspanning van organen noodzakelijk is, is op zichzelf nog geen indicatie dat het economische belang ernstige schade wordt toegebracht.n
Kamerstukken II 2011/12, 33 328, nr. 3.
7.5De economische of financiële belangen kunnen betrekking hebben op de onderhandelingspositie van dat orgaan. Een beroep op deze weigeringsgrond is in beginsel slechts mogelijk voor de duur van het onderhandelingsproces. Onder omstandigheden kan eveneens de onderhandelingspositie van het bestuursorgaan in de toekomst reden zijn om deze uitzonderingsgrond van toepassing te achten.n
Zie bijvoorbeeld: ABRvS 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1079 en 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1233.
7.6Het college heeft, buiten de laatste zin van agendapunt 7, meer zinnen weggelakt, maar heeft die zinnen al openbaar gemaakt in het besluit van 18 december 2020. Ter beoordeling staat daarom enkel of het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren de laatste zin van agendapunt 7 openbaar te maken.
7.7De rechtbank is van oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren de laatste zin van agendapunt 7 openbaar te maken. Niet is gebleken dat in de zin informatie is opgenomen die de onderhandelingspositie van de gemeente zou kunnen schaden. Dat in de zin wordt gesproken over een financiële term, maakt niet dat daarmee ook sprake is van een financieel belang dat zwaarder weegt dan het belang dat is gediend met openbaarmaking. Eisers beroepsgrond slaagt dan ook.
8. Juridische toets Metafoor
8.1Eiser heeft betoogd dat het document “Juridische toets Metafoor” ten onrechte niet openbaar is gemaakt. In de bijgevoegde tabel van de planning van de anterieure overeenkomst wordt gewezen op de “Juridische toets Metafoor”. De juridische toets is gedeeld in een overleg dat plaatsvond binnen de begeleidingswerkgroep Bravis. De overleggen vinden periodiek en structureel plaats. Bij deze overleggen worden deskundigen betrokken en gehoord, worden besluiten over het traject genomen en wordt advies gegeven aan participerende ambtenaren en het college. Er is dus geen sprake van intern beraad.
8.2Het college heeft betoogd dat zij niet beschikt over de juridische toets. De toets is door Metafoor uitgevoerd in opdracht van Bravis. Er is een werkgroep waarin ambtenaren van de gemeente Roosendaal deelnemen. Metafoor maakt geen onderdeel uit van de werkgroep. Er is enkel een opmerking van Metafoor tijdens de werkgroep besproken in het overleg. Wat betreft de resultaten van de juridische toets is een document aanwezig, bestaande uit de anterieure overeenkomst met in de zijlijn een aantal opmerkingen van juridische adviseurs van Metafoor. Deze opmerkingen zijn niet openbaar gemaakt, omdat dit persoonlijke beleidsopvattingen zijn in een document dat is bedoeld voor intern beraad.
8.3Op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo wordt, in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
8.4Het goed functioneren van de overheid is in het geding, indien een bestuursorgaan, bij de oplossing van een probleem in overleg treedt met andere bestuursorganen of derden. Een dergelijk overleg is niet altijd intern beraad in de zin van artikel 5.2 (of artikel 11 Wob) en er zal, indien wel sprake is van intern beraad, meer aan de orde komen dan persoonlijke beleidsopvattingen. In een dergelijk overleg kan het belang van vertrouwelijkheid als voorwaarde voor het goed functioneren van een bestuursorgaan zwaarder wegen dan het belang van openbaarheid, waardoor ook de prognoses en beleidsalternatieven ter bescherming van het belang van het goed functioneren van het bestuursorgaan kunnen worden geweigerd.n
Kamerstukken II 2018/19, 35 112, nr. 3.
8.5De Afdeling heeft overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wobn
Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3.
(voorganger van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo) dat het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. Degene die het document heeft opgesteld moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik van anderen binnen de overheid. Ook financiële, juridische en communicatieve stukken kunnen zijn bestemd voor intern beraad, als zij zijn opgesteld met het oog op een door de overheid te nemen besluit. Aan een beraad ontvalt het interne karakter wanneer daaraan het karakter van advisering of gestructureerd overleg moet worden toegekend en indien daarbij een externe is betrokken die een eigen belang behartigt dat als zodanig bij het beraad een rol speelt. Hij adviseert in dat geval niet, of niet uitsluitend, in het belang van het bestuursorgaan dat hem om advies vraagt, maar zijn inbreng wordt (mede) ingegeven door een eigen belang bij de uitkomst van het beraad. Documenten van externe derden, die zijn opgesteld met het oog op intern beraad, kunnen ook onder intern beraad vallen in het geval dat de externe geen ander belang heeft dan het bestuursorgaan vanuit de eigen ervaring en deskundigheid een opvatting te geven over een bestuurlijke aangelegenheid.nZie bijvoorbeeld: ABRvS 4 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2610 en ABRvS 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3459.
8.6De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft afgezien van openbaarmaking van de opmerkingen van juridisch adviseurs van Metafoor. Het betreft een document waarin gezamenlijk wordt gewerkt door de betrokken partijen. Dit betreft een document van intern beraad. De betrokken adviseurs van Metafoor adviseren uitsluitend in het belang van het college en Bravis. De opmerkingen van de juridisch adviseurs betreffen meningen en commentaar op de tekst van de conceptovereenkomst. De opmerkingen zijn daarmee aan te merken als persoonlijke beleidsopvattingen in de zin van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo.
9. Inkoop- en aanbestedingsproces
9.1Eiser heeft betoogd dat het college ten onrechte heeft gesteld dat niet meer documenten over de inkoop en aanbesteding aanwezig zijn en de offertes en opdrachten al zijn verstrekt of openbaar zijn. Gelet op het Inkoop- en aanbestedingsreglement dient bij de inkoop van diensten een stappenplan te worden gevolgd, waarbij onder meer bij inkomen van meer dan € 10.000,- een formulier ingevuld moet worden, diverse keuzes gemaakt moeten worden en selectiecriteria moet worden afgelopen. Daarnaast moet op grond van artikel 1.4.3 van het Aanbestedingsreglement Werken 2016 de aanbestedingsprocedure gedocumenteerd worden. Gelet op de grote omvang van het project, is het niet aannemelijk dat over de gezochte periode geen documenten aanwezig zijn.
9.2Het college heeft gesteld dat naar de documenten is gezocht in het zaaksysteem en in het projectdossier. Veel van de werkzaamheden die in 2021 zijn uitgevoerd, zijn uitgevoerd door partijen die middels een eerdere aanbesteding zijn geselecteerd. Aanvullend daarop doorloopt niet elke aanvullende inkoop of opdrachtverstrekking een formele aanbestedingsprocedure.
9.3De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe naar de documenten is gezocht en dat het niet ongeloofwaardig voorkomt dat er niet meer documenten onder het college berusten. Het college heeft gezocht in het zaaksysteem en in het projectdossier. Als er meer documenten onder het college zouden berusten, zouden deze hierin moeten zijn aangetroffen. Eiser dient aannemelijk te maken of voldoende concrete aanknopingspunten te bieden dat de documenten toch onder het college berusten. Eiser is hierin niet geslaagd. De enkele stelling dat het gelet op de omvang van het project niet aannemelijk is dat er niet meer documenten aanwezig zijn, is daarvoor onvoldoende.
10. Wijze van onderzoek
Het college heeft pas in beroep gemotiveerd hoe naar de gevraagde documenten is gezocht. Nu in het bestreden besluit geen uitleg is gegeven over de wijze van onderzoek, is het besluit ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding dat besluit in zoverre te vernietigen, maar de rechtsgevolgen van dat vernietigde gedeelte in stand te laten.
11.1Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en omdat het college niet in redelijkheid de laatste zin van agendapunt 7 heeft geweigerd openbaar te maken. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand. Dit omdat het college in beroep alsnog de wijze van onderzoek inzichtelijk heeft gemaakt.
11.2De rechtbank vernietigt daarnaast het bestreden besluit voor zover hierin in geweigerd de laatste zin van agendapunt 7 openbaar te maken en draagt het college op om dat alsnog te doen.
11.3Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
11.4Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 759,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepsschrift heeft ingediend. Het beroep is gelijktijdig op zitting behandeld met de zaken BRE 21/4458, BRE 21/4463, BRE 22/1199, 22/1200, BRE 22/1207 en BRE 22/1558. De proceskostenvergoeding voor het verschijnen op zitting dient eenmalig te worden vergoedt. De proceskostenvergoeding is al toegewezen in de zaak BRE 21/4458.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 juli 2022, voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde deel in stand blijven;
- vernietigt het besluit van 29 juli 2022, voor zover daarin is geweigerd de laatste zin van agendapunt 7 openbaar te maken.
- draagt het college op om de laatste zin van agendapunt 7 openbaar te maken;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 31 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Wet open overheid (Woo)
Artikel 2.1 van de Woo
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt vestaan onder:
Document: een door een orgaan, persoon of college als bedoel in artikel 2.2, eerste lid, opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college.
Artikel 4.1, eerste lid, van de Woo
Een ieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In dat laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek
Artikel 5.1, tweede lid, onder b van de Woo
Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: de economische en financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter.
Artikel 5.2, eerste lid, van de Woo
In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.