RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer 9927494 \ CV EXPL 22-1515
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BEROEPSGOEDERENVERVOER OVER DE WEG EN DE VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN ,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Groningen,
eiseres,
hierna te noemen: SOOB,
gemachtigde: Vesting Finance Incasso B.V., h.o.d.n. Vesting Finance,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CIGOCIL TRANSPORT B.V. ,
statutair gevestigd te Terneuzen en kantoorhoudende te Vlissingen,
gedaagde,
hierna te noemen: Cigocil,
vertegenwoordigd door [naam01] , bestuurder.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 27 juli 2022 en de daarin genoemde processtukken.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 februari 2023, waarvan de griffier een aantekening heeft gemaakt. Ter zitting is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen en zonder enige kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen.
1.3. Ter zitting is vonnis bepaald.
2.1. De SOOB is het opleidings- en ontwikkelingsfonds voor de transport en logistiek branche.
2.2. Cigocil houdt zich bezig met het verlenen van diensten op het gebied van transport, verhuizingen, verhuur van trailers en vrachtwagens met of zonder chauffeur, alsmede het exploiteren van een expeditiekantoor.
2.3. De collectieve arbeidsovereenkomst opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de CAO) is algemeen verbindend verklaard. De CAO is op Cigocil van toepassing.
3.1. De SOOB vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Cigocil te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de SOOB te betalen € 2.193,21, vermeerderd met de vertragingsrente over € 1.800,00 vanaf 24 mei 2022 tot de dag van voldoening, met veroordeling van Cigocil in de kosten van deze procedure.
De SOOB legt aan haar vordering ten grondslag dat Cigocil ingevolge de van toepassing verklaarde CAO ten behoeve van de SOOB verplicht is bijdragen aan haar te betalen, welke Cigocil ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Daarom vordert de SOOB in deze procedure betaling door Cigocil van € 1.800,00, bestaande uit een drietal facturen:
1) [factuurnummer01] , d.d. 13 april 2021, van € 200,00;
2) [factuurnummer02] , d.d. 13 oktober 2021, van € 800,00;
3) [factuurnummer03] , d.d. 24 januari 2022, van € 800,00.
3.3. Cigocil voert verweer tegen de hoogte van het door de SOOB gevorderde bedrag. Bij de berekening zijn door de SOOB ten onrechte niet de juiste gegevens gehanteerd. Cigocil heeft daarbij haar verbazing uitgesproken over dat de SOOB stelt niet over de juiste gegevens te beschikken, terwijl het Pensioenfonds wel de goede gegevens hanteert. Cigocil heeft immers de juiste (financiële) gegevens doorgegeven op het gemeenschappelijke werkgeversportaal van de SOOB en het Pensioenfonds.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4.1. De kantonrechter stelt voorop dat zij uit het niet verschijnen van partijen op de mondelinge behandeling de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht.
4.2. In dit geval had het, mede gelet op het gemotiveerde verweer door Cigocil, op de weg van de SOOB gelegen om (de hoogte van) haar vordering nader toe te lichten. Dit heeft de SOOB ten onrechte nagelaten. De door de SOOB gevorderde hoofdsom, alsmede de daarover gevorderde wettelijke rente, ligt daarmee voor afwijzing gereed. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.3. Hoewel Cigocil de hoogte van het door de SOOB gevorderde bedrag en de daaraan ten grondslag liggende berekening betwist, heeft de SOOB op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt hoe de gevorderde bijdrage in dit geval is berekend en op welke bepaling(en) in de CAO dat is gebaseerd. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, valt bijvoorbeeld niet in te zien waarom de eerste factuur (€ 200,00) zoveel lager is dan de laatste twee facturen (€ 800,00). De SOOB heeft de aan deze vordering ten grondslag liggende facturen zelf niet overgelegd, zodat ook daaruit niets kan worden afgeleid. Al met al kan op basis hiervan onvoldoende worden vastgesteld of Cigocil het door de SOOB gevorderde bedrag aan laatstgenoemde verschuldigd is.
4.4. Daarbij komt het voor eigen risico van de SOOB dat zij door niet op de mondelinge behandeling te verschijnen geen gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid om te reageren op de door Cigocil bij conclusie van antwoord aangevoerde verweren. Daarmee heeft de SOOB de verweren van Cigocil onweersproken gelaten en haar vordering onvoldoende gehandhaafd.
4.5. Gelet op het voorgaande zal de SOOB als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat deze kosten aan de kant van Cigocil worden begroot op nihil, nu Cigocil zonder bijstand van een gemachtigde heeft geprocedeerd en gesteld noch gebleken is dat zij anderszins kosten heeft gemaakt in het kader van deze procedure die voor vergoeding in aanmerking komen.
De kantonrechter
5.1. wijst de vorderingen van de SOOB af;
5.2. veroordeelt de SOOB in de proceskosten, aan de zijde van Cigocil tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.