Uitspraak
202107442/3/R4.
Datum uitspraak: 13 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
[opposant] h.o.d.n. [bedrijf], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2022 in zaak nr. 202107442/2/R4.
Procesverloop
Bij uitspraak van 25 januari 2022 in zaak nr. 202107442/2/R4 heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het hoger beroep van [opposant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [opposant] verzet gedaan.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 22 maart 2022, waar [opposant], vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2. In de uitspraak van 25 januari 2022 waarvan verzet, heeft de Afdeling overwogen dat [opposant] de gronden van zijn hoger beroep niet heeft vermeld. De Afdeling heeft overwogen dat [opposant] bij aangetekend verzonden brief van 30 november 2021 is gewezen op dit verzuim en tot en met 28 december 2021 in de gelegenheid is gesteld om het verzuim te herstellen. De Afdeling heeft er daarbij op gewezen dat in deze brief is vermeld dat wanneer [opposant] van deze gelegenheid geen gebruik maakt, hij ervan moet uitgaan dat niet-ontvankelijkverklaring zal volgen en dat zijn zaak dan niet inhoudelijk wordt behandeld. Vervolgens heeft de Afdeling vastgesteld dat [opposant] de gronden van het hoger beroep niet binnen de gestelde termijn alsnog heeft ingediend. Omdat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [opposant] in verzuim is geweest, is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, aldus de Afdeling in de uitspraak van 25 januari 2022.
Gronden van verzet
3. Frantzen betoogt namens opposant [opposant] in verzet dat sprake is geweest van zeer uitzonderlijke en zeer ongelukkige omstandigheden aan zijn kant. De optelsom daarvan heeft geleid tot het niet tijdig indienen van de gronden van het hoger beroep. Zo werd Frantzen begin december 2021 geconfronteerd met een aanzienlijke verslechtering van de gezondheidssituatie van zijn vader. Vervolgens werd op 26 december 2021 een van zijn kinderen ziek door COVID-19. Daaropvolgend moest hij in quarantaine gaan. Zijn vaste waarnemer binnen het advocatenkantoor waaraan hij is verbonden was op dat moment op vakantie. Ook deed zich aldus Frantzen de ongelukkige bijkomende omstandigheid voor dat ook zijn secretaresse op dat moment ziek was. Vervolgens is op 27 december 2021 zijn vader overleden. Frantzen voert aan dat de uitspraak waarvan verzet tot een voor opposant onvoorzien en onredelijk gevolg zal leiden. Ter zitting heeft Frantzen namens opposant [opposant] de Afdeling verzocht om de menselijke maat toe te passen, wat erop neer komt dat [opposant], zoals ook uit het verzetschrift blijkt, de Afdeling verzoekt om hem een nieuwe termijn te geven voor het indienen van de gronden van het hoger beroep.
3.1. De Afdeling stelt vast dat Frantzen namens [opposant] een zogenoemd "pro-forma hoger beroep" had ingediend. Dit houdt in dat het hoger-beroepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevatte. Daarom heeft de Afdeling (bij brief van 30 november 2021) aan [opposant] een gelegenheid gegeven om de gronden van het hoger beroep alsnog in te dienen binnen een termijn, die afliep op 28 december 2021. Het staat vast dat [opposant] de gronden van hoger beroep niet binnen die termijn heeft ingediend. De Afdeling merkt op dat een overschrijding van een dergelijke termijn in beginsel ertoe leidt dat wordt geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Daartoe bestaan, uit een oogpunt van ordelijke procesvoering, ook goede redenen. Echter, uit het verzetschrift en uit de ter zitting namens [opposant] gegeven toelichting blijkt dat zich in dit geval een bijzonder samenstel van uitzonderlijke omstandigheden voordeed.
Gelet op het hierboven beschreven bijzondere samenstel van feiten en omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat [opposant] in dit geval niet in verzuim is geweest door de gronden van het hoger beroep niet uiterlijk op 28 december 2021 in te dienen. Hierbij neemt de Afdeling mede in ogenschouw dat er, zoals [opposant] tijdens de zitting heeft toegelicht, geen derden betrokken zijn bij het hoger beroep over de rechtbank-uitspraak die betrekking heeft op het buiten behandeling stellen van drie aanvragen van [opposant] om verlening van een omgevingsvergunning voor, kort gezegd, verschillende activiteiten op zijn perceel.
Het betoog slaagt.
Conclusie
4. Het verzet is gegrond, waaruit volgt dat de uitspraak van 25 januari 2022 is vervallen. De Afdeling zal het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond. Dit betekent dat [opposant] (bij afzonderlijke brief) een nieuwe termijn zal krijgen om de gronden van zijn hoger beroep in te dienen.
5. De Afdeling zal de proceskosten van [opposant] vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het verzet gegrond;
II. bepaalt dat de griffier de door [opposant] h.o.d.n. [bedrijf] gemaakte proceskosten voor het verzet, te weten € 759,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2022
BIJLAGE
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Artikel 6:5, eerste lid
"Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
[…]."
d. de gronden van het bezwaar of beroep."
Artikel 6:6
"Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
[…]
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn."
Artikel 6:24
"Deze afdeling is met uitzondering van artikel 6:12 van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie kan worden ingesteld".
Titel 8.2 Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.4 Vereenvoudigde behandeling
Artikel 8:54
1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,
b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
c. het beroep kennelijk ongegrond is, of
d. het beroep kennelijk gegrond is.
2. In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel 8:55, eerste lid.
Artikel 8:55
1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.
[…]
4. Alvorens uitspraak te doen op het verzet, stelt de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. In andere gevallen kan de bestuursrechter de indiener in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord.