Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:490

7 februari 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202302934/1/R1.

Datum uitspraak: 7 februari 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A], wonend te Beijing, China, en [appellant B], wonend te Amsterdam,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2023 in zaak nr. 22/4638 in het geding tussen:

[appellanten]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluiten van 28 februari 2022 heeft het college [appellanten], afzonderlijk, onder oplegging van een dwangsom, gelast om het gebruik van het gebouw in de achtertuin van de woning op het perceel aan de [locatie] te Amsterdam (hierna: het perceel) te staken en gestaakt te houden. Het college heeft dit besloten naar aanleiding van een verzoek van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (hierna: VVAB).

Bij besluit van 20 december 2023 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.

VVAB heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op NNTB, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. D.G. Lasschuit, advocaat te Leiden, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden, is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en vóór dat tijdstip een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, dan blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet op die opgelegde last onder dwangsom het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing tot het tijdstip waarop de last volledig is uitgevoerd, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven.

Bij besluit van 28 februari 2022 heeft het college aan [appellanten] een last onder dwangsom opgelegd. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Inleiding

2.       [appellant A] is eigenaar van het perceel en de daarop aanwezige bebouwing. [appellant B] huurt de woning. In de achtertuin van de woning staat een gebouw (hierna: het gebouw). In het gebouw zijn een douche, een toilet en een keukenblok aanwezig. Verder staan er meubels in, waaronder een tweepersoonsbed.

Een bestemmingsplan bepaalt welk gebruik is toegestaan op een perceel. Op het perceel geldt het bestemmingsplan "Zuidelijke  Binnenstad". De achtertuin is daarin bestemd voor "Tuin-1" en heeft de nadere aanduiding "specifieke vorm van tuin - keurtuin".

VVAB heeft op 28 december 2020 het college verzocht om met bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen op te treden tegen het gebruik van het gebouw. Volgens haar wordt het gebouw gebruikt als extra woonruimte. Dat vindt zij in strijd met het geldende bestemmingsplan. Het college is het ermee eens dat het gebruik van het gebouw voor bewoning, zoals het daarin laten overnachten, in strijd is met het bestemmingsplan. Het heeft zich bij de besluiten van 28 februari 2022 op het standpunt gesteld dat het verblijven en overnachten van gasten en/of gezinsleden van [appellant B] in strijd is met de aan de achtertuin toegekende bestemming. [appellanten] handelen daarmee volgens het college in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, omdat voor het gebruik dat afwijkt van het bestemmingsplan geen omgevingsvergunning is verleend. Het college wil dat het gebruik gestaakt wordt en heeft daarom een last onder dwangsom opgelegd. Het college heeft bij het besluit op bezwaar de eerder ingenomen standpunten gehandhaafd en het door [appellanten] gemaakte bezwaar daarom ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van [appellanten] tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het college gevolgd in het standpunt dat het overnachten in het gebouw niet hetzelfde is als het kortstondig daarin verpozen. Daarom is het gebruik voor het overnachten van gasten volgens de rechtbank in strijd met het bestemmingsplan.    

[appellanten] zijn het niet eens met dit oordeel van de rechtbank. Daarom willen zij van de Afdeling een oordeel over de vraag of het op grond van het bestemmingsplan is toegestaan om te overnachten in het gebouw.

Beoordelingskader

3.       De relevante wettelijke bepalingen in deze zaak zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Is het overnachten in het gebouw toegestaan?

4.       [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het gebruik van het gebouw voor overnachtingen in strijd is met het bestemmingsplan. Daarbij wijzen zij erop dat het gaat om een keurtuin en dat daarop volgens het bestemmingsplan tuinhuizen zijn toegestaan. Daarnaast moet volgens hen uit artikel 26.5.2 van het bestemmingsplan worden afgeleid dat het gebruik van gebouwen in tuinen voor woonverblijf mogelijk is, zolang het maar niet gaat om permanent woonverblijf. Bij een andere uitleg van dat artikel, zou aan het begrip ‘permanent’ geen betekenis toekomen, aldus [appellanten].

4.1.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het gebruik van het gebouw voor overnachtingen in strijd is met het bestemmingsplan. Het gebruik voldoet namelijk niet aan artikel 26.1, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan. Dat komt omdat niet wordt voldaan aan de omschrijving van tuinhuis in artikel 1.57 van het bestemmingsplan. Daarin staat dat het wat betreft het daarin toegestane gebruik moet gaan om kortstondig verpozen. Overnachten is niet te beschouwen als kortstondig verpozen, alleen al omdat dat niet een korte duur heeft en dus niet een kortstondige activiteit is.

Dat het gebruik van het gebouw volgens [appellanten] niet in strijd is met artikel 26.5.2, dat een specifiek gebruiksverbod bevat, betekent niet dat daarom het gebruik voor overnachtingen toch is toegestaan. Er moet namelijk ook worden voldaan aan artikel 26.1. Dat is, zoals hiervoor staat, niet het geval.

Het betoog treft geen doel.

Conclusie en proceskosten

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Minderhoud

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Heusden

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024

163

 

Bijlage

 

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1    

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

[…];

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan […];

[…].

Bestemmingsplan

Artikel 1 Begrippen

1.57 tuinhuis: een niet aan het hoofdgebouw verbonden gebouw, bestaande uit één bouwlaag, al dan niet voorzien van een kap, gesitueerd op een keurtuin (specifiek op de verbeelding aangeduid) en met een sierfunctie. Tuinhuizen zijn onlosmakelijk onderdeel van de stedenbouwkundige structuur en zijn bedoeld om kortstondig te verpozen en om aan tuingebruik gerelateerde zaken in op te slaan.

Artikel 26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a. tuinen en erven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 26.5.1;

b. keurtuinen en daarop aanwezige tuinhuizen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - keurtuin' op de verbeelding voorkomt

[…].

Artikel 26.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

Artikel 26.5.2 Tuinhuizen

Tuinhuizen mogen niet worden gebruikt als permanent woonverblijf en voor de uitoefening van enig bedrijf, waaronder horeca mede is begrepen.

Artikel delen