Accres De groei of krimp van het gemeentefonds, die meebeweegt met de rijksuitgaven (hoofdstuk 3).
Actieve informatieplicht De verplichting van het college om uit eigen beweging informatie te verstrekken aan de raad (hoofdstuk 1).
Afvalstoffenheffing Een gemeentelijke belasting voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval (hoofdstuk 3).
Algemeen bestuur (AB) Het kaderstellende bestuur van een gemeenschappelijke regeling (hoofdstuk 3).
Algemene middelen Niet-geoormerkte budgetten die gemeenten vrij kunnen besteden (hoofdstuk 3).
Algemene uitkering Een niet-geoormerkt deel van het gemeentefonds dat gemeenten naar eigen inzicht kunnen besteden (hoofdstuk 3).
Ambtelijke bijstand Het recht van raadsleden op ondersteuning door ambtenaren bij hun werkzaamheden (hoofdstuk 1).
Ambtelijke driehoek De relatie tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en hr-verantwoordelijke binnen de gemeentelijke organisatie (hoofdstuk 6).
Amendement Een voorstel tot wijziging van een voorliggend raadsbesluit (hoofdstuk 1).
Annotatie Commentaar met advies voor een bestuurder op agenda en stukken van een vergadering (hoofdstuk 3).
Artikel-12-gemeente Een gemeente die een beroep doet op artikel 12 van het gemeentefonds, waarbij het onder strikte voorwaarden extra middelen krijgt om de begroting sluitend te krijgen (hoofdstuk 4).
Autonome ontwikkelingen (Financiële) wijzigingen die de gemeente niet direct kan beïnvloeden (hoofdstuk 2).
Autonome taken Taken die een gemeente zelfstandig kan uitvoeren zonder directe inmenging van hogere overheden (hoofdstuk 1).
B1-niveau Een taalniveau gericht op eenvoudig en begrijpelijk Nederlands (hoofdstuk 5).
Beeldvormende fase De fase in de raadsvergadering gericht op het verzamelen van informatie over een onderwerp (hoofdstuk 1).
Begrotingswijziging Een formele aanpassing van de lopende begroting (hoofdstuk 2).
Beleidsbegroting Het deel van de gemeentelijke begroting waarin maatschappelijke doelen en beleidsindicatoren per programma worden toegelicht (hoofdstuk 2).
Beleidsindicatoren Meetbare gegevens die inzicht geven in de effectiviteit van beleid (hoofdstuk 2).
Beleidskader Document met richtlijnen voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid (hoofdstuk 2).
Besluit begroting en verantwoording (BBV) Regelgeving die voorschrijft hoe gemeenten hun begroting en jaarrekening moeten opstellen (hoofdstuk 2).
Bestuursakkoord Afspraken tussen coalitiepartijen over de hoofdlijnen van beleid (hoofdstuk 1).
Bestuursrapportage (berap) Een tussentijdse rapportage over de voortgang van de plannen uit de programmabegroting (hoofdstuk 2).
Bestuurlijke driehoek De relatie tussen gemeenteraad (opdrachtgever), college (opdrachtnemer) en ambtenaren (uitvoerders) (hoofdstuk 6).
Binnengemeentelijk orgaan Een commissie of ander orgaan binnen de gemeentelijke organisatie (hoofdstuk 1).
BOB-model Beeldvorming, Oordeelsvorming, Besluitvorming: een veelvoorkomend model voor raadsvergaderingen (hoofdstuk 1).
Budgetrecht Het recht van de gemeenteraad om financiële middelen toe te wijzen aan het college (hoofdstuk 1).
Centrumgemeente Een gemeente die namens andere gemeenten taken uitvoert in een gemeenschappelijke regeling (hoofdstuk 3).
Circulaire Een schriftelijke mededeling van de rijksoverheid aan gemeenten over financiële kaders (hoofdstuk 3).
Coalitie De partijen die samen een meerderheid vormen in de gemeenteraad en het college. (hoofdstuk 1).
College-akkoord Document waarin de coalitiepartijen hun plannen voor de komende bestuursperiode vastleggen (hoofdstuk 1).
Collegiaal bestuur Een bestuursvorm waarbij het college gezamenlijk besluiten neemt (hoofdstuk 1).
Collegeprogramma Programma van het college van B&W met voornemens en afspraken over het beleid dat de gemeente gaat voeren in de bestuursperiode (hoofdstuk 1).
Commissie Een groep die bepaalde taken of onderwerpen voorbereidt voor de gemeenteraad (hoofdstuk 1).
Contracteren Het maken van afspraken over opdrachten tussen opdrachtgever en opdrachtnemer (hoofdstuk 6).
Dagelijks bestuur (DB) Het uitvoerende bestuur van een gemeenschappelijke regeling (hoofdstuk 3).
Debatcultuur Een politieke cultuur gericht op formele procedures en zakelijke omgang (hoofdstuk 4).
Decentralisatie Het overdragen van taken van hogere overheden naar gemeenten (hoofdstuk 3).
Decentralisatie-uitkering Geld van het Rijk voor overgedragen taken (hoofdstuk 3).
Directiemodel Een organisatiestructuur met een kleine directie aan de top (hoofdstuk 4).
Draagvlak Steun van belanghebbenden voor beleid (hoofdstuk 1).
Dualisme De scheiding tussen de kaderstellende rol van de gemeenteraad en de uitvoerende rol van het college (hoofdstuk 1).
Eisenhower-kwadrant Een methode om taken te prioriteren op basis van urgentie en belang (hoofdstuk 6).
Fractieondersteuner Ambtelijke ondersteuning voor raadsfracties (hoofdstuk 1).
G4 Het netwerk van de vier grootste gemeenten van Nederland. (hoofdstuk 4).
G40 Het netwerk van grote gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners (hoofdstuk 4).
Gedecentraliseerde eenheidsstaat Een staatsvorm waarbij taken zijn verdeeld over verschillende bestuurslagen (hoofdstuk 3).
Gemeenschappelijke regeling (GR) Een samenwerkingsverband tussen gemeenten, provincies en/of waterschappen (hoofdstuk 3).
Gemeentefonds De belangrijkste bron van inkomsten voor gemeenten, verdeeld door het Rijk (hoofdstuk 3).
Gemeenschapscultuur Een politieke cultuur, gericht op informele omgang en consensus (hoofdstuk 4).
Griffie De ambtelijke ondersteuning van de gemeenteraad (hoofdstuk 1).
Griffier De hoogste ambtenaar ter ondersteuning van de gemeenteraad (hoofdstuk 1).
Hr-verantwoordelijke In de ambtelijke driehoek de persoon die verantwoordelijk is voor de werkgeverszaken van de opdrachtnemer (hoofdstuk 6).
Incidentele middelen Financiële middelen die eenmalig beschikbaar zijn (hoofdstuk 2).
Initiatiefrecht Het recht van raadsleden om eigen voorstellen in te dienen (hoofdstuk 1).
Inkoop Het proces waarbij de gemeente goederen of diensten verwerft (hoofdstuk 7).
Inlichtingenplicht De verplichting van het college om de raad te informeren (hoofdstuk 1).
Interbestuurlijk toezicht (IBT) Toezicht door hogere overheden op de uitvoering van medebewindstaken door gemeenten (hoofdstuk 3).
Interpellatierecht Het recht van raadsleden om het college te bevragen over niet-geagendeerde onderwerpen (hoofdstuk 1).
Jaarrekening Het financiële verslag waarin het college verantwoording aflegt over het afgelopen jaar (hoofdstuk 2).
K80 Een netwerk van de kleinere dorpen, gehuchten en steden in Nederland (hoofdstuk 4).
Kadernota Een document waarin de hoofdlijnen van de begroting worden voorbereid (hoofdstuk 2).
Kerntaken De basisvoorzieningen die gemeenten wettelijk verplicht zijn te leveren (hoofdstuk 4).
Krachtenveldanalyse Een methode om belanghebbenden en hun invloed in kaart te brengen (hoofdstuk 1).
Leges Vergoedingen voor gemeentelijke diensten zoals vergunningen en paspoorten (hoofdstuk 2).
Legitimiteit Maatschappelijke acceptatie van besluiten (hoofdstuk 8).
Lezersgericht schrijven Een schrijfstijl die aansluit bij de behoefte van de lezer. (hoofdstuk 5).
Lijnorganisatie Een organisatiestructuur met duidelijke hiërarchie en verticale communicatielijnen (hoofdstuk 4).
M50 Een netwerk van middelgrote gemeenten (hoofdstuk 4).
Maatschappelijk effect Concrete impact van beleid op burgers (hoofdstuk 2).
Mandaat Gedelegeerde beslissingsbevoegdheid (hoofdstuk 1).
Matrixorganisatie Een organisatiestructuur waarin medewerkers aan meerdere managers rapporteren (hoofdstuk 4).
Medebewindstaken Taken die gemeenten uitvoeren in opdracht van hogere overheden (hoofdstuk 1).
Meerjarenraming Een financiële vooruitblik op meerdere jaren in de gemeentebegroting. (hoofdstuk 2).
Memo Een intern document voor het informeren van het college (hoofdstuk 5).
Middelen Jargon voor geld
Miljoenennota Rijksbegroting met financiële plannen (hoofdstuk 3).
Motie Een verklaring van een raadslid met een oordeel, wens of verzoek (hoofdstuk 1).
Netwerkmodel Een organisatiestructuur gericht op samenwerking met externe partners (hoofdstuk 4).
Onroerendezaakbelasting (OZB) Een gemeentelijke belasting op onroerende zaken (hoofdstuk 3).
Opdrachtgericht werken Een werkwijze waarbij taken worden uitgevoerd op basis van duidelijke opdrachten (hoofdstuk 6).
Oppositie De partijen in de gemeenteraad die niet deelnemen aan het college (hoofdstuk 1).
Planning-en-controlcyclus De jaarlijkse cyclus van planning en control in gemeentefinanciën (hoofdstuk 2).
P10 Een netwerk van de grootste plattelandsgemeenten (hoofdstuk 4).
Passieve informatieplicht De verplichting van het college om op verzoek informatie te verstrekken aan de raad (hoofdstuk 1).
Perspectiefnota Een andere benaming voor de kadernota (hoofdstuk 2).
Pilot Tijdelijke proefopzet voor nieuw beleid (hoofdstuk 2).
Politieke sensitiviteit Het vermogen om politieke verhoudingen en gevoeligheden te begrijpen en ernaar te handelen (hoofdstuk 1).
Portefeuillehouder De bestuurder verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein (hoofdstuk 1).
Portefeuillehoudersoverleg (Pho, Po, Poho, of pfho) Een overleg tussen een bestuurder en ambtenaren over een specifiek beleidsterrein of een bestuurlijk overleg tussen bestuurders van verschillende gemeenten over een gedeelde portefeuille (hoofdstuk 1).
Presidium Een overleg van de gemeenteraad, meestal de fractievoorzitters, dat de agenda van de raad voorbereidt (hoofdstuk 1).
Preventief toezicht Verscherpt toezicht door de provincie op gemeenten met financiële problemen (hoofdstuk 4).
Programma Een samenhangend geheel van activiteiten in de gemeentebegroting (hoofdstuk 2)
R8 Een netwerk van grote gemeenten ontstaan uit herindelingen (hoofdstuk 4).
Raadsinformatiebrief (RIB) Een brief waarmee het college de raad informeert (hoofdstuk 5)
Raadsvoorstel Een document waarin het college een besluit voorlegt aan de raad (hoofdstuk 5).
Rechtmatigheid De eis dat gemeentelijke uitgaven volgens de regels worden gedaan (hoofdstuk 2).
Rechtmatigheidstoets Controle op wettelijke vereisten (hoofdstuk 2)
Recht van onderzoek (enquêterecht) Instrument van raadsleden waarmee zij een onderzoek kunnen instellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur (hoofdstuk 1).
Regentencultuur Een politieke cultuur, gericht op pragmatische consensus en beperkte politieke tegenstellingen (hoofdstuk 4).
Sectorenmodel Een organisatiestructuur waarbij beleid en uitvoering per sector zijn samengevoegd (hoofdstuk 4).
Specifieke uitkering (SPUK) Een geoormerkte uitkering van het Rijk aan gemeenten voor bepaalde taken (hoofdstuk 3).
Stakeholderanalyse Inzicht in betrokkenen en hun belangen (hoofdstuk 1).
Structurele middelen Financiële middelen die jaarlijks terugkeren in de begroting (hoofdstuk 2).
Subsidie Financiële ondersteuning door de gemeente aan organisaties voor bepaalde activiteiten (hoofdstuk 7).
Subsidieplafond Maximaal beschikbaar budget voor subsidies (hoofdstuk 7).
Toeristenbelasting Een gemeentelijke belasting op overnachtingen van niet-inwoners. (hoofdstuk 3).
Transparantie Openheid over besluitvorming en informatie (hoofdstuk 8).
Trap-op-trap-af-systeem Het mechanisme waarbij het gemeentefonds meegroeit of -krimpt met de rijksuitgaven (hoofdstuk 3).
Vechtcultuur Een politieke cultuur, gericht op debat en conflicten (hoofdstuk 4).
Verdeelmaatstaven Criteria op basis waarvan het gemeentefonds wordt verdeeld over gemeenten (hoofdstuk 3).
Verordening Lokale wetgeving vastgesteld door de raad (hoofdstuk 1).
Vragenrecht Het recht van raadsleden om vragen te stellen aan het college (hoofdstuk 1).
Wet gemeenschappelijke regelingen De wet die de kaders stelt voor samenwerkingsverbanden tussen overheden (hoofdstuk 3).
Zaaksysteem Een applicatie waarin alle informatie wordt gebundeld in een ‘zaak’, waarna het systematisch wordt afgehandeld (hoofdstuk 1).