Het Bbl is vooral de opvolger van het Bouwbesluit 2012 onder de Omgevingswet. Hoewel er wijzigingen zijn in de nieuwe bouwtechnische voorschriften ten opzichte van die in het Bouwbesluit 2012, komen de voorschriften grotendeels overeen. De reden daarvoor is dat de wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 en het Bbl gelijktijdig zijn doorgevoerd. Zo is met één algemene maatregel van bestuur op 1 januari 2021 zowel in het Bouwbesluit 2012 als in het Bbl als nieuwe duurzaamheidsnorm “Bijna Energieneutrale Gebouwen” (BENG) ingevoerd.
Anders dan het Bouwbesluit 2012 bevat dit besluit geen regels voor de staat en het gebruik van open erven en terreinen. De Omgevingswet bevat geen grondslag voor het stellen van dergelijke regels in een algemene maatregel van bestuur. De gemeente kan over deze onderwerpen desgewenst eigen regels stellen in het omgevingsplan. De gemeente begint echter met een startset van dergelijke regels voor open erven en terreinen in de bruidsschat bij het omgevingsplan.3
Anders dan het Bouwbesluit 2012 bevat het Bbl meer dan bouwtechnische voorschriften. Hoofdstuk 2 Bbl bevat de regels voor vergunningvrij bouwen. Daarin is de landelijke lijst van omgevingsplanvergunningvrije bouwwerken opgenomen. Als een bouwwerk valt onder die landelijke lijst dan is én geen omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit vereist én hoeft het bouwplan niet te voldoen aan het omgevingsplan. Een uitzondering is overigens welstandsexces. Deze landelijke lijst van omgevingsplanvergunningvrij bouwen volgt uit artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor). Daarnaast zijn er overigens ook nog gemeentelijk omgevingsplanvergunningvrije bouwwerken. Via de bruidsschat belanden deze regels voor gemeentelijk omgevingsplanvergunningvrij bouwen in het omgevingsplan. Voor een bouwwerk dat gemeentelijk omgevingsplanvergunningvrij is, hoeft in de basis geen omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit te worden aangevraagd. Als het bouwwerk echter in strijd is met het omgevingsplan dan is nog steeds een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit vereist. Dat is thans ook het geval onder artikel 3 bijlage II Bor.
Ook zijn de regels voor bouwtechnisch vergunningvrij bouwen nieuw in hoofdstuk 2 Bbl. Dergelijke regels zijn geheel nieuw en hebben hiervoor nooit bestaan. In de basis zijn alle bouwwerken bouwtechnisch vergunningvrij. Het kan echter zijn dat een bouwwerk met dak is aangewezen als technisch vergunningplichtig op grond van artikel 2.25 Bbl. De wetgever heeft in artikel 2.26 Bbl bouwwerken zonder dak aangewezen, die technisch vergunningplichtig zijn. Als uitzondering op de uitzondering is in artikel 2.27 Bbl bepaald welke bouwwerken toch technisch vergunningvrij zijn ondanks dat deze bouwwerken zijn aangewezen in de lijsten uit artikel 2.25 of artikel 2.26 Bbl. Een voorbeeld: een grondgebonden woning heeft een dak en is technisch vergunningplichtig op grond van artikel 2.25 Bbl (o.a. omdat een hoofdgebouw wordt gerealiseerd). Desalniettemin is toch geen omgevingsvergunning voor een (technische) bouwactiviteit vereist voor een grondgebonden woning, nu deze onder gevolgklasse 1 valt en daarmee onder de uitzondering van artikel 2.27, eerste lid, aanhef en onder a, Bbl. Als een bouwwerk bouwtechnisch vergunningvrij is, moet het nog steeds aan het Bbl voldoen. De gemeente kan zo nodig handhaven.4
De grootste wijziging ten opzichte van het Bouwbesluit 2012 is de volledig nieuwe indeling van het Bbl. In het Bouwbesluit 2012 zijn per technisch onderwerp (zoals constructieve veiligheid of brandveiligheid) de voorschriften opgenomen voor nieuwbouw, verbouw en vervolgens bestaande bouw. Het Bouwbesluit 2012 bevat derhalve een indeling vanuit de verschillende technische onderwerpen. Het Bbl daarentegen bevat een indeling per fase waarin het bouwwerk zich bevat:
- hoofdstuk 3 Bbl: bestaande bouw
- hoofdstuk 4 Bbl: nieuwbouw
- hoofdstuk 5 Bb: verbouw
De achterliggende gedachte van de wetgever om als eerste in hoofdstuk 3 de voorschriften voor bestaande bouw op te nemen, is dat bijna alle bouwwerken in Nederland bestaande bouw zijn. Dat zou derhalve betekenen dat de voorschriften voor bestaande bouw het belangrijkste zijn. Dit is een verkeerde aanname van de wetgever. De voorschriften van nieuwbouw zijn belangrijker. Wanneer voor een bouwplan een omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit is vereist, toetst de gemeente het bouwplan aan de nieuwbouwvoorschriften uit hoofdstuk 4 Bbl. Ook als een bouwplan valt onder gevolgklasse 1 van het stelsel van kwaliteitsborging, toetst de kwaliteitsborger aan de nieuwbouwvoorschriften uit hoofdstuk 4 Bbl.
De kennelijke gedachte van de wetgever is dat de gemeente de nieuwbouwvoorschriften niet mag handhaven als het bouwwerk gereed is gemeld. Dat is niet het geval. Ook na gereedmelding mag de gemeente de nieuwbouwvoorschriften handhaven. Dat volgt overigens letterlijk uit het vierde lid van artikel 1b Woningwet (bestaand).5
Nieuw onder de Omgevingswet is dat er geen omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik meer is. Er bestaat alleen nog een melding brandveilig gebruik, zoals volgt uit hoofdstuk 6 Bbl. Dat is merkwaardig, nu onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor de omgevingsvergunning brandveilig gebruik nog de uitgebreide procedure gold. En nu blijft dus alleen een melding over.
1 Zie voor de totstandkomingsgeschiedenis van de bouwtechnische voorschriften P.M.J. de Haan, De preventieve en de repressieve toetsing aan bouwtechnische voorschriften in het publieke bouwrecht. Constructieve veiligheid nader beschouwd (diss. Nijmegen), ’s-Gravenhage: Instituut voor bouwrecht 2017, p. 36 e.v.
2 Stb. 2018, 291, p. 163 en 164.
3 Stb. 2018, 291, p. 228. Zie hoofdstuk 10 van dit boek.
4 Zie ook P.M.J. de Haan, Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet, ’s-Gravenhage: Instituut voor bouwrecht 2023, P.M.J. de Haan & H.C.W.M. Moesker, ‘Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet’, TBR 2020/115, en P.M.J. de Haan, ‘De nieuwe regels voor vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet’, PRO 2024/91.
5 P.M.J. de Haan, ‘Enkele kanttekeningen bij de handhaving van bouwtechnische voorschriften uit het Besluit bouwwerken leefomgeving’, TBR 2016/130, P.M.J. de Haan, ‘Handhaving bouw onder de Omgevingswet’, BR 2019/36, en P.M.J. de Haan, De preventieve en de repressieve toetsing aan bouwtechnische voorschriften in het publieke bouwrecht. Constructieve veiligheid nader beschouwd (diss. Nijmegen), ’s-Gravenhage: Instituut voor bouwrecht 2017, p. 76 - 79.
6 Zie P.M.J. de Haan, ‘Handhaving van bouwtechnische voorschriften: artikel 2.7a Bbl als opvolger van artikel 1b Woningwet’, TBR 2024/111.